'C. Johan Kieviet. Want hij had een gevoelig hart'
(1980)–Henk van Gelder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Kieviet en zijn gezin in de tijd, dat hij Dik Trom schreef
| |
[pagina 37]
| |
C. Joh. Kieviet
| |
[pagina 38]
| |
Het cachot in het eerste boek, anno 1899
Het dichtgetimmerde cachot, anno 1980
| |
[pagina 39]
| |
kinderen moesten ze dan voorlezen aan de kleintjes, het was meteen een uitstekende oefening voor ze om het handschrift van een volwassene te lezen. Hun ouders hadden immers meestal geen handschrift, want ze konden niet schrijven. Die eerste boeken, daar was Kieviet in z'n hart niet tevreden mee. Hij vond ze te bombastisch en te braaf. Hij moest boeken schrijven over een echte Hollandse jongen ‘van vleesch en bloed’. Zo'n jongen die wel kwajongensstreken uithaalde, maar toch een goed karakter had. En hij dacht terug aan de jongens in Hoofddorp. Binnen een paar weken stond Uit het leven van Dik Trom op papier. Maar toen moest er een uitgever voor komen. Een vriend van Kieviet, een onderwijzer in Alkmaar, wist P. Kluitman te interesseren die het wel ‘een lief boekje’ vond. Zelf had de schrijver bij andere uitgevers al nul op het rekest gekregen. Ze vonden het een raar boek. ‘Hij ondervond veel tegenwerking,’ verklaarde prof. dr. A. van der Lee, die getrouwd is met een kleindochter van Kieviet en namens de erfgenamen als zaakwaarnemer optreedt. ‘Het opzienbarende was, dat hij zich durfde bezig te houden met de kwajongensstreken van een gezonde Hollandse jongen en dat hij als volwassene schreef uit de mentaliteit van het kind.’
De school in Etersheim in de zomer van 1980: te koop
Het was een onaanzienlijk boekje in een klein oplaagje, dat in 1891 bij Kluitman verscheen. Het trok nauwelijks de aandacht en twee jaar | |
[pagina 40]
| |
later schreef de uitgever een pinnig briefje aan de auteur: ‘Voor Dik Trom heb ik u als honorarium betaald ƒ75 ... U vond dat toen weinig, terwijl ik meende dat het wel betaald was. Ons land is niet groot en de taal is buitenaf onbekend; die groote honoraria, die in 't buitenland betaald worden, kunnen hier niet gegeven worden. Dat kan ik u tenminste verzekeren, dat de kosten der uitgaaf van Dik Trom nog niet gedekt zijn.’
Het duurde acht jaar voordat Dik Trom was uitverkocht. Op aandringen van zijn zoon besloot Kluitman tot een herdruk en hij waagde het erop de beroemde tekenaar Johan Braakensiek voor de illustraties te vragen. Braakensiek, de grote, de geliefde maker van de spotprenten in de Groene, had zijn been gebroken en moest rust houden. Hij had alle tijd om Dik Trom te lezen en het verhaal deed hem schudden van het lachen. Nellie van Kol, de pedagoge die ook met Nienke van Hichtum had samengewerkt, schreef het zo: ‘O, wat had hij een pret, Meneer Braakensiek! Pret in het werk van de Heer Kieviet en pret in zijn eigen tekeningetjes. Nog nooit heb ik een kind-in-pret zo natuurlijk zien opgroeien; zelfs waar een kind een heel boek door even oud bleef, heb ik het nog nooit van het begin tot het eind zo altijd-dezelfde gezien. En nu beweer ik: om de hoofdfiguur van een boek, van zijn geboorte tot zijn jongelingsjaren toe, zo te tekenen, dat iemand er altoos dezelfde persoon in ziet, - daartoe moet die figuur in je leven. En zo'n figuur leeft niet in je, als je er geen ijselijke pret in hebt gehad.’ De tweede druk, geheel opnieuw geïllustreerd door Braakensiek, verscheen in 1899. En opeens was daar het succes. Natuurlijk doken de zuurpruimen op, die het boek niet opvoedkundig en stichtelijk genoeg vonden. Maar er waren er ook, die al meteen begrepen wat er aan de hand was. De criticus van Het Nieuwe Schoolblad bijvoorbeeld: ‘Kieviet gevoelde behoefte aan wat vrolijks, toen hij Uit het leven van Dik Trom schreef, en al kunnen een paar goede paedagogen avonden zoek praten over de vraag, of het nuttig en nodig is, de jeugd een olijke snuiter als gezegde Dik voor te leggen, ik voor mij geloof, dat ze schuddende van de lach om deze leuke kwajongen met zijn goed hart op een uitstekende manier genieten.’
‘Wel, wel, wat een driedubbel dikke jongen is dat!’ (Blz. 7.)
Dik Trom is een eerlijke, brave jongen. 'n Bijzonder kind, dat is ie. En kan hij het helpen dat sommige dingen misgaan? Hij stopt jonge poesjes in de doofpot, omdat ze het zo koud hebben. Hij helpt de heks van de Achterweg aan eten. Hij is lief voor zijn blinde buurmeisje. En als hij groot is, is hij bereid te tekenen voor Indië, om van de premie voor zijn ouders een winkeltje te kopen. Dat appeltjes stelen is een zwak | |
[pagina 41]
| |
Het manuscript van ‘Toen Dik Trom een jongen was’, vlijtig opgeschreven in schriften waarvan hij het kaft had afgehaald
| |
[pagina 42]
| |
Dik en zijn blinde buurmeisje, weer van Braakensiek
| |
[pagina 43]
| |
punt. Maar als zijn moeder ziek is, ontdekt hij dat andere jongens de peren hebben gestolen, die hij haar had willen geven. En dan komt het berouw: ‘Ik voel nu eerst goed hoe slecht het van mij was, en ik weet nu, dat stelen stelen is, onverschillig of het een gulden betreft of een appel ...’ ‘Want hij had een gevoelig hart en het lijden van anderen trof hem altijd diep.’
De braafheid van Dik Trom, daar is veel over gesproken. Zelfs nog in het najaar van 1968, toen in de gemeenteraad van Haarlemmermeer het voorstel aan de orde was om de openbare lagere school in Hoofddorp de naam van Dik Trom te geven.
De brief van Kluitman: ƒ75,- was genoeg
Vooral het lid de heer Rijpstra wond zich daar danig over op. Ook de heren Neering en Grimbergen hadden bezwaren, maar het was bovenal de heer Rijpstra wier woorden in de notulen treffend werden weergegeven: ‘Soms lijkt het, aldus spreker, alsof een infantiliseringsproces aan de gang is: burgemeesters halen Sinterklazen binnen, er worden bloemen- en heidekoninginnen gekozen, enz. Deze naamgeving ligt in hetzelfde vlak en is wat ridicuul. Spreker is van mening dat een school zich met zo'n naam compromitteert. Er zijn in ons land wel andere figuren die veel voor het openbaar onderwijs gedaan hebben, zoals Casimir en Kohnstamm, en daardoor eerder voor vernoeming in | |
[pagina 44]
| |
De kruidenierswinkel met de molen aan de Achterweg, die model stonden voor de winkel van vader Trom
| |
[pagina 45]
| |
aanmerking komen.’ ‘Als de naam van een persoon aan een school wordt verbonden, geschiedt dit om deze persoon te eren. Spreker betwijfelt echter dat Dik Trom deze eer waard is. Pedagogisch staat het boek niet erg sterk. In veel boekjes treedt als politieman een zeer domme figuur op, waardoor het gezag min of meer belachelijk wordt gemaakt.’ Maar wethouder Van der Zwaard wilde er niet zo'n punt van maken (‘een beetje speelsheid in zaken als deze is wel toelaatbaar’) en bovendien was het voorstel afkomstig van de oudercommissie. Derhalve werd zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel besloten.
Er zijn er in Hoofddorp heel wat, die precies weten wie Dik Trom was. Ze noemen de namen van Hein Engel en Dik Buurman. Toen in 1973 op het Marktplein een standbeeldje van Dik Trom werd onthuld, zaten op de eerste rijen de familieleden van de bolle kinderheld. De nazaten van Kieviet, die ook waren uitgenodigd, wisten niet wat ze zagen - ze hadden altijd gedacht dat zij de familieleden van Dik Trom waren. Ze weten trouwens zeker dat er geen echte Dik Trom heeft bestaan. Wel had de vader van Hein Engel net zo'n kruidenierswinkel als vader Trom, met een groot vat stroop en een korenmolen. De molen brandde in 1921 af; de winkel staat er nog steeds, de laatste kruidenier is er een paar jaar geleden uit vertrokken en heeft het pand verhuurd aan een bromfietsenhandelaar. En de boerderij Graan voor Visch, waar jaarlijks het circus stond en waar Dik voor een weddenschap achterstevoren op die ezel ging zitten, heeft er ook echt gestaan. De nieuwbouwwijk van Hoofddorp draagt die naam nog. De Hoofdvaart, het Cruquiusgemaal en de boom op het Marktplein zijn er nog. Flipsen, de veldwachter, diende in Hoofddorp van 1856 tot 1881. En de vrienden van Dik dragen Hoofddorpse namen: Jan Vos, Dirk Langereis en Piet van Dril (die eigenlijk Van Driel heette; de naam staat op de pui van het garagebedrijf, dat uitkijkt op het standbeeldje). Bij het gemeentearchief hebben ze pas nog een eerste druk van Dik Trom en zijn dorpsgenoten kunnen kopen. Het boek kostte nu 75 gulden. Een historisch bedrag.
Een dikke vijftig boeken schreef Kieviet in totaal. Fulco de Minstreel, uit 1892, is nog redelijk bekend. Bij zo'n historisch boek werd hij geholpen door broer Laurens, die geschiedenisleraar was geworden. De volgende Dik Trommen kwamen met grote tussenpozen. Pas in 1907 verscheen z'n tweede en hij maakte de gebruikelijke vergissing door meteen al De zoon van Dik Trom te presenteren. IJlings moest hij terug: Toen Dik Trom een jongen was (1912), Dik Trom en zijn dorpsgenoten (1920), Het tweede boek van Dik Trom en zijn dorpsgenoten (1923) en Avonturen van Dik Trom (1931). Zijn dochter: ‘Vader schreef per dag meestal zo'n tien bladzijden en die moest ik hem dan 's avonds voorlezen. Dat vond ik niet zo dol, want eigenlijk durfde ik geen gevoel in m'n stem te leggen. Vader was heel gevoelig. Soms zei hij: nu moet ik die moeder eigenlijk dood laten gaan, maar ik kan het niet. En dan veranderde hij het hele boek.’ Een oud-leerlinge, die 's avonds voor bedtijd nog even op de IJsselmeerdijk mocht spelen: ‘Als we naar het huis van de meester keken en op de zolderkamer brandde licht, dan verheugden we ons er alweer op dat de volgende morgen nieuwe avonturen van Dik Trom in het klaslokaal werden voorgelezen.’
Hij was een onderwijzer met een ouderwets, natuurlijk gezag. Ook in de familiekring. Als vader begon te vertellen wat hem die dag allemaal was overkomen, ging iedereen er rustig voor zitten. Met zorg zo'n verhaal opbouwen, dat had hij gecultiveerd, en dat werd dan tot het eind uitgesponnen. Hij hield niet van schoolmeesters, want dat waren vervelende lui. Kieviet was romantischer, speelser. Hij schreef gedichten voor zijn Gezine, de nuchtere bollenkwekersdochter die hem maar z'n gang liet gaan. Toen hij een keer een reisje wilde maken, zei Gezine: geef mij maar liever een nieuw karpet. Dat kreeg ze, terwijl Johan op reis ging. Een ordentelijke man met een opge- | |
[pagina 46]
| |
Uit de film ‘Dik Trom weet raad’ van Henk van der Linden (1974)
Publiciteitsfoto voor het Genootschap Kinderamusement, met op de voorgrond Is. Monnikendam als Dik Trom. Rechts naast Kieviet staat Corry Vonk
| |
[pagina 47]
| |
ruimd bureau en een strakke schrijfdiscipline, dat wel. Maar ook een man met gevoel voor theater. Hij zat een keer aan tafel en zag dat er een barst in z'n bord zat. Dat wil ik niet, riep-ie, en hij smeet het bord op de kachelplaat kapot. Hij kreeg er plezier in en gooide meteen de rest van de borden aan scherven. Zijn vrouw zat er met stijgende verbazing naar te kijken. Tenslotte trok hij de portefeuille en zei: ik heb net weer wat geld van Kluitman gekregen, ga morgen maar een nieuw servies kopen. En een kindervriend. ‘Hij kon kinderen urenlang observeren,’ zegt één van zijn kleindochters. ‘En alle kinderen wisten: als je bij Kieviet kwam met een mooi verhaal, dan kreeg je een nougatblok of een stuk chocola van hem. Van die verhalen moest-ie 't hebben.’ Rond 1910 werd hij hoofd van een school in Zaandam, een mooie promotie. Als er een juf ziek was, moest hij die vervangen. Dan kwam hij de klas binen en vroeg: jongens, wat zullen we doen, rekenen of voorlezen? ‘Hij was ook filantroop,’ zei een oud-leerling later, ‘gooide bijvoorbeeld met St. Nicolaas met pepernoten vanaf de eerste verdieping en gerust, die betaalde hij zelf, want Zaandam was niet zo scheutig.’ ‘Hij had ook een arm hart. Als hij ontdekte dat de plank van de schoolbank een natte voetafdruk gaf (en dat zag ie!) dan wist hij dat zo'n kind op stadsgrond liep. Hij gaf het dan 60 cent en dan mocht zo'n jongen of meisje een paar klompen kopen en wel ogenblikkelijk. Zo'n kind kwam dan na vijf minuten terug (de winkel was vlakbij) en liet triomfantelijk zijn nieuwe aanwinst zien. Maar zo'n winkelier was uitgekookt en gaf zo'n kind dus een paar klompen mee, waarin een kwast zat. Ik zie het nog voor me gebeuren. Meester Kieviet gaf die klompen weer aan het kind, gaf het een klein tikkie tegen de wang en zei: breng terug en vraag andere. Geen wonder dat zo'n knulletje of meisje totaal van streek was, want het begreep heel niet waarom. Vertrok dus en kwam snel met andere klompen terug, toonde ze weer en dan werden ze natuurlijk goedgekeurd. En dan pas zei meester Kieviet om welke reden de klompen terug hadden gemoeten.’ ‘Hij kon niet met geld omgaan,’ zegt zijn kleindochter. ‘Hij ging met nul over de streep.’ Professor Van der Lee heeft er later voor gezorgd, dat de inkomsten uit de nalatenschap enigszins werden opgetrokken. Nu ontvangen de nazaten er nog aardige bedragen van. Vooral van het eerste boek.
Toch verdiende Johan Kieviet veel geld. Zijn keurige kasboek (Mijn boeken en hun respectievelijke uitgevers) laat het nog zien: ruim 15.000 gulden voor De zoon van Dik Trom, dat is niet gering. Hij verdiende bovendien aan toneeluitvoeringen. Dik Trom kwam op het repertoire van het Genootschap Kinderamusement onder leiding | |
[pagina 48]
| |
Kieviet in 1924, met vervroegd pensioen
| |
[pagina 49]
| |
van Benno Beukman. Voor de hoofdrol was Is. Monnikendam uitgedost in een wonderlijk fantasiekostuum en één van z'n vriendjes (Jan Vos) werd gespeeld door de talentvolle revue-actrice Corry Vonk. Zelf organiseerde meester Kieviet in Zaandam ook het één en ander. Hij schreef, bewerkte en regisseerde operettes. Zijn dochter: ‘Dingen als de Kalief van Bagdad liet hij ons opvoeren, met de boerenmensen uit de omgeving.’ In 1917, toen hij 59 was, ging hij vanwege zijn gezondheid met vervroegd pensioen. Hij ging wonen in Wassenaar en bleef schrijven. Maar hij miste de school en de mensen, die hem verhalen kwamen vertellen.
Dik Trom op het Marktplein van Hoofddorp, dankzij de Lions Club Haarlemmermeer en gemaakt door Nic Onkenhout
Gelukkig waren er vaak schoolklassen, die hem opstellen stuurden over Dik Trom. Dan stuurde hij een pak gevulde koeken terug. ‘Ik weet niet of hij daar erg gelukkig was,’ zei zijn dochter. ‘Zeker sinds mijn moeder overleed, heeft hij zich erg eenzaam gevoeld.’ C. Joh. Kieviet stierf op 10 augustus 1931.
Al in 1938 werd Dik Trom verfilmd door een onderneming van dilettanten. De opnamen werden gemaakt in Oud-Loosdrecht en de reacties lopen uiteen. De figuur is nòg grover geworden, schreef de strenge pedagoog D.L. Daalder, die al op het beledigende af is in zijn omschrijving van die genoeglijke grapjas: ‘Hij draagt het stempel van zijn geestelijke vader, in wie noch van spiritualiteit, noch van fijne geestigheid veel was te vinden.’ Maar mevrouw J. Riemens-Reurslag merkte op: ‘Jammer, dat deze kinderfilm zo weinig vertoond wordt - 't is één der aardigste, die wij kennen, waar het Hollands element zo zuiver tot zijn recht komt.’ In de jaren vijftig begon de kinderfilmer Henk van der Linden ermee. Eerst nog in zwart-wit, liefdevol gemaakt en aandoenlijk slecht geacteerd door Limburgse amateurs. In latere films, intussen in kleur, verving hij hun stemmen door die van accentloze acteurs. Tijdens de tweede wereldoorlog stond De zoon van Dik Trom op de lijst van verboden lectuur, omdat er een sneeuwballengevecht in voorkomt tussen Duitsers en Hollanders. Natuurlijk verloren de Duitsers en er werd ‘leve de koningin’ en ‘weg met de Duitsers’ bij geroepen.
Bijna vijftig boeken liet hij na, allemaal voor kinderen. Twee keer schreef hij een detective-verhaal voor volwassenen, als resultaat van een weddenschap. Beide boeken flopten. Alleen voor kinderen lukte het schrijven. Dik Trom verscheen zelfs in het Maleis: Lantjèng Glempeng, bij drukkerij Volkslectuur in Weltevreden.
Een kleindochter zegt: ‘Dik Trom was een broertje van ons. We speelden Trommetje, we wisten precies wat Dik zou hebben gedaan en wat niet. En ik weet zeker dat moeder dat dan weer aan grootvader vertelde en dat-ie daar trots op was.’ Ze ergert zich eraan als er onzorgvuldig wordt omgesprongen met de boeken van Kieviet en in die films heeft ze ook nooit veel gezien. Maar de controle die ze erop hebben, is bijna voorbij. In 1981, vijftig jaar na zijn overlijden, vervallen de auteursrechten. |
|