Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 170]
| |
Het XC. Liedeken vvt den selfden capittel op de vvijse, Rijck Godt hoe mach dit vvesen.
Ga naar margenoot+ VVaerom schaemt ghy v hier mijn woort//
Ghy schaemt v hier menich mael//
Daermen hem niet te schamen behoort//
En ghy laet het principael// Een vader en
Ga naar margenoot+ oock een moeder// schaemt v de hoerdery// Een Vorst die
sy oock vroeder// t'lieghen hy hem vermij.
Ga naar margenoot+ Een rechter en raetsheere
Schaem hem onrecht in elck feyt,
Tvolck dat doe huer de eere,
Ga naar margenoot+ Tschaem hem onghehoorsaemheyt,
De naeste na Godts beuelen
Doe gheen leet sijnen vrient,
Ga naar margenoot+ Een nabuer schaem hem t stelen,
Want sulcx hier straf verdient.
Schaemt v oock hier te ligghen
Met den armen op het broot,
Ga naar margenoot+ En iet onnuts te segghen
Daer de ziel door coemt in noot,
Schaemt die vintmen v hier schuldich
Als ghy rekenschap doet,
Die v groet menichvuldich
Siet dat ghy weder groet.
| |
[pagina 171]
| |
Schamet v te sien na hoeren,
V maechtael thooft niet en draeijt,
Want sulcke qualijck voeren, Ga naar margenoot+
Vwen naesten niet versmaeijt,
Van v en sy morghen gaue
Oft erfdeel hier ontwent,
Begheert hier niemants haue, Ga naar margenoot+
Noch gheens anders wijf bekent. Ga naar margenoot+
Schaemt v hier te begheeren Ga naar margenoot+
Vwe naesten knecht oft dienstmaecht, Ga naar margenoot+
Oft iet dat hem mach deeren,
Twelck den Heere seer mishaecht,
V vrienden wilt niet verwijten
Al ist dat ghy wat gheeft,
[Want sulcx plach dan te spijten, Ga naar margenoot+
Voorwaer diet doet die sneeft.]
Schaemt v hier t'openbaren Ga naar margenoot+
Alles wat v is gheseyt,
Oft dat ghy hoort verclaren
Daer eenighe macht aen leyt,
Oft oock de verborghen reden
Al schijnt sy somtijts slecht, Ga naar margenoot+
Lieftal werden v seden,
En ghy schaemt v te recht.
|
|