Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– AuteursrechtvrijHet III. Liedeken vvt den selfden cap. opde vvijse,Het vvaren tvvee ghespeelkens. DE lijdtsaem sal gduldelijck// Tot
sijnder tijt hier verdraghen// En namaels menich-
vuldelijck// Blyschap tot loon beiaghen.
Een goede wyl berght hy sijn woort
Voor veel van sijnen ghesellen
Ga naar margenoot+ Veel luyder lippen sullen voort
Sijn sin eerlijck vertellen.
Ga naar margenoot+ Verstant en onderwysinghe
Ga naar margenoot+ Can wysheyt fijn verclaren
Ga naar margenoot+ Maer Godts dienst is misprysinghe
Voor alle den sondaren.
| |
[pagina 17]
| |
Begheer-dy soon de wysheyt reyn
Doet reyn in alle v leuen,
Godts goetheyt sal v die certeyn
Ghenadelijcken gheuen.
Want wysheyts leer vol spoedicheyt Ga naar margenoot+
Vreest Godt tot allen daghen, Ga naar margenoot+
Aen trou, gheloof, en saechmoedicheyt Ga naar margenoot+
Heeft Godt een wel behaghen.
Veracht oock niet versmadelijck
Des Heeren vreese wt smerten,
Ghenaeckt hem niet onberadelijck
Met dubbelheyt van herten.
Noch weest gheen listich hipocryt Ga naar margenoot+
Schoon in des volcx aenschouwen,
V tongh en spreeck tot gheender tijt Ga naar margenoot+
Dat arghert oft mach rouwen. Ga naar margenoot+
Siet dat ghy hier in niet en mist Ga naar margenoot+
En schent v ziele met vlecken, Ga naar margenoot+
De Heer die daer ziet alle list Ga naar margenoot+
Sal t'verborghen ondecken.
Dat hy v niet met schandt en blaemt
By sijn ghemeijnte verspauwe, Ga naar margenoot+
Om dat ghy booslijck tot hem quaemt Ga naar margenoot+
Met herten vol van ontrouwe. Ga naar margenoot+
|
|