Nog eens riep ze, en zie, het kwam dichter bij haar.
Reeds was het zo ver genaderd, dat het 't bed besnuffelen kon.
Zou ze haar hand uitsteken om het te aaien?
Sun wilde heel graag, maar durfde niet, bang als ze was, dat het op zou schrikken en vluchten.
Kantjil intussen scheen te vinden, dat hij hier goed terecht gekomen was. Hij snuffelde nog wat rond en vlijde zich toen neer op de mat voor het bed.
Vertrouwend keek hij naar het meisje op, alsof hij zeggen wilde: ‘Je bent Nina wel niet, maar zeker een zusje van haar of een vriendinnetje.’
Sun knikte hem toe en waagde het haar hand naar hem uit te strekken.
Tot haar onuitsprekelijke vreugde zag ze, dat het diertje niet terugschrikte, maar het zich integendeel welgevallen liet, dat ze hem over den kop aaide.
Het duurde niet lang of ze waren twee goeie maatjes. Vertrouwelijk lag het diertje naast het bed van het meisje.
In Sun kwam een grote dankbaarheid. Ze had het gevoel, dat ze zeker beter worden zou. Ja, ze meende zelfs, dat de genezing er al was. Het was alles zo licht om haar heen en zo luchtig.
Ze was natuurlijk heel zwak en voelde wel, dat ze niet op kon staan, maar morgen, dacht ze, zou het wel gaan. Ze nam zich voor om, als de nacht voorbij was, aan haar voedster te vragen haar mooie, gele kimono te brengen. De kimono met de prachtige, kleurige bloemen er in geweven. Bloemen, die nog nooit iemand gezien had, zo vreemd zagen ze er uit en zo geheimzinnig.
‘Je gele kimono?’ zou de voedster vragen, ‘maar Sun, wat moet je daar mee doen? Je bent toch niet van plan uit te gaan vandaag?’
Sun glimlachte stilletjes bij de gedachte aan het gezicht,