aan de plaats bond. Voorzichtig stak hij eventjes later zijn kop tussen de afhangende luchtwortels door en snoof de lucht op.
De geur was er nog. Hij rook het en trilde van opwinding.
Met kleine sprongetjes waagde hij zich weer dichter bij Nina.
Zo dicht als nu was hij nog niet bij haar geweest.
't Was niet enkel de geur, die hem er heen trok, maar ook nieuwsgierigheid. Zo graag zou hij haar eens even willen besnuffelen. Even maar met zijn neus haar aanraken, zoals hij gedaan had, de dag tevoren, bij Si Badjing, de klapperrat.
Zie, weer bewoog het meisje zich even. Kantjil vluchtte niet meer hals over kop weg zoals den eersten keer, maar vergenoegde zich met een sprongetje terug te doen.
Het geval scheen hem niet zo heel erg gevaarlijk toe.
Hij kon nog wel een beetje dichter bij haar komen. Een paar stapjes nog.
Wonderlijk, zo plezierig hij zich voelde in de nabijheid van Nina. De vertrouwde geur prikkelde zijn neus. Dat was heerlijk. Hij zag zijn moeder wel niet, maar hij voelde, dat ze dicht in de buurt moest zijn.
Dwaas sprong hij rond.
Verwonderd keek hij om zich heen en hij scheen verbaasd over zijn eigen uitgelatenheid.
Bewoog Nina haar voet?
Ja, kijk, ze trekt haar knie op en Kantjil slaat niet eens op de vlucht. Integendeel, hij kijkt nieuwsgierig naar het meisje en komt nog een stapje nader.
Nu zou hij wel eens kunnen proberen, of hij haar even aanraken kan met zijn neus.
Zeker weet hij dat de heerlijke reuk van haar komt.
Si Monjet, de aap, in de takken, kijkt gespannen toe. Die vindt het gewaagd, wat Kantjil schijnt te willen ondernemen.