Tenslotte stuurde hij zelfs de deurwaarder en politieagenten naar het huisje van die man en die namen de tafel en stoeltjes mee om die te verkopen, zo kwam de directeur toch aan die veertig gulden.
Maar vrienden van die man op de fabriek hadden het erover en ze vonden het verschrikkelijk dat die directeur dat zo gedaan had.
Toen belden ze zomaar die miljonair op om te vertellen wat die directeur, die hij zo mooi geholpen had, nu met één van hun mensen gedaan had. Die miljonair werd kwaad. Hij liet meteen die directeur bij zich komen en zei: ‘Wat ben jij gemeen, voor al je schuld heb ik betaald, omdat jij het zo erg nodig had. Had jij geen medelijden moeten hebben met die man van de fabriek zoals ik medelijden had met jou? Had jij hem niet al zijn schulden kunnen kwijtschelden zoals ik dat met jou deed? Had jij hem niet kunnen vergeven zoals ik jou vergeven heb?’