Liefdedood
(2013)–Homme Eernstma– Auteursrechtelijk beschermdVertaald uit het Frans door Jan H. MysjkinGeschreven voor Liefdedood, de door F.S. Sixma van Heemstra vertalend in het Nederlands herschreven versie van LeafdedeaGa naar margenoot+, in 2013 verschenen bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (www.dbnl.org).
Liefdedood is de Nederlandse tegenhanger van Leafdedea, de korte Friese roman van Feyo Schelto Sixma baron van Heemstra. De tekst die de auteur vertalend heeft herschreven verschijnt hier voor het eerst in het kader van de digitale bibliotheek van de DBNL. Baron van Heemstra publiceerde Leafdedea in 1963 te Amsterdam onder de naam Homme Eernstma, zijn Fries pseudoniem. De roman werd door uitgeverij Brinkman gepubliceerd in een special van het avant-gardetijdschrift Quatrebras. Die editie werd pas in 1994 herdrukt, met een nawoord van Josse de Haan, bij de Koperative Utjowerij, een streekgebonden uitgeverij te Boalsert. De definitieve, kritische editie van Leafdedea verscheen in 2011, ditmaal in de Nije biblioteek (Nieuwe bibliotheek), een project van de Nederlands-Friese TDE (een samenwerking tussen Tresoar, DBNL en Elikser). De volledige tekst van de editie bij Quatrebras werd aan de hedendaagse spelling aangepast door Alpita de Jong en Teake Oppewal, literatuurbevorderaar bij Tresoar. De belangrijke herstructurering van de tekst, door de auteur in de latere Franse en Nederlandse vertalingen aangebracht, wordt erin vermeld en gemotiveerd.
* * *
Er liggen vijftig jaar tussen de publicatie van Leafdedea in 1963 en die van Liefdedood vandaag. Er ging een halve eeuw overheen om de roman van het Fries naar het Nederlands te brengen, van Amsterdam naar Den Haag, niet in het minst omdat er een lange omweg via het buitenland nodig is geweest: Liefdedood zou nooit het licht hebben gezien zonder de twee vertalingen van Leafdedea in het Frans. Eind december 1985 deed baron van Heemstra een beroep op mij om het manuscript van zijn roman Mijn toren van Babel na te lezen, later verschenen onder de titel Roman hagois. Een half jaar later, in juli 1986, kondigde hij me een nieuw project aan: ‘ondertussen heb ik mij gezet tot het vertalen in het Frans van mijn roman Leafdedea. Eerst ging het moeizaam. Het leek mij onbegonnen pokkenwerk. Langzamerhand krijg ik nu schik in het werk. Helaas kom ik hier op de Colckhof tijd te kort. Soms ben ik tevreden over mijzelf, en soms erger ik mij over mijn houterige Frans. De eerste kleine helft heb ik af.’ Zo ontdekte ik een mythologisch verhaal, waarvan ik geen equivalent in de wereldliteratuur kende. De Franse vertaling stelde evenwel een ernstig probleem, waarvan de schrijver zich maar al te goed bewust was. Eerder had zijn gewaardeerde vriend en mentor Roger Hervé, conservator bij de Bibliothèque Nationale te Parijs en specialist in ‘betwistbare kronieken’, hem op de vingers getikt omdat hij de receptie van zijn studie over de oorsprong van het apocrief epos van de Friezen, het VVra Linda Bok, had verknald, doordat zijn uiterst waardevolle bevindingen in een onleesbaar Frans waren gesteld. Ik was het eens met dit verstandige oordeel en zag meteen in dat de vertaling door de baron geen kans maakte op de door hem begeerde publicatie in het Franse taalgebied. In Frankrijk kent men echter geen pardon voor een vreemdeling die zich aan de taal van Voltaire waagt! Ik bood hem spontaan aan zijn tekst in een aanvaardbaar, modern Frans te vertalen, mij niet bewust van de taak die me wachtte. Zo gezegd, zo gedaan. De schrijver schonk me een Fries woordenboek en een Friese grammatica, en daarmee ging ik aan de slag. Korte tijd later stuurde ik hem een vertaalproef op basis van de uitgave in Quatrebras. Ik kreeg meteen groen licht. ‘Veel bewondering heb ik voor de opzet, in zijn geheel, van Uw vertaling,’ schreef de auteur me later. ‘De omzetting van het imperfectum in het presens maakt het verhaal indringender, en gemakkelijker leesbaar.’ Hij heeft zijn eigen vertaling nooit voltooid, die niettemin het patina van de taal van de Europese diplomatie van weleer had bewaard. Begin 1989 legde ik de auteur het volledige manuscript van mijn vertaling voor. Omdat de zoektocht naar een Franse uitgever aansleepte en ik mijn vertaling auteursrechtelijk wilde beschermen, deponeerde ik de tekst bij de Belgische Koninklijke Bibliotheek. Een aantal fragmenten uit Amour à mort van Homme Eernstma, begeleid door een nawoord, verscheen in 1995 als aflevering 77 van het kleinschalige tijdschrift Ides… et autres. Cahiers anthologiques de la traduction. Ten langen leste betoonde een Franse uitgever zijn interesse en toen kwam alles in een stroomversnelling. Eén brief was genoeg om Hubert Nyssen tot het publiceren van mijn vertaling van Leafdedea te bewegen. Hij kwam op het idee om de titel aan elkaar te schrijven, en in september 1997 verscheen Amouramort van F.S. Sixma van Heemstra, voorafgegaan door een voorwoord van mijn hand, bij Actes Sud te Arles in de reeks ‘Un endroit où aller’. Een maand later lag het fraaie boekje op de Frankfurter Buchmesse.
* * *
De stap van Leafdedea naar Liefdedood leek voor de hand te liggen. Toch liep het niet van een leien dakje, vanwege de auteur ditmaal. Zodra ik aan mijn vertaling was begonnen, spoorde ik baron van Heemstra aan om hetzelfde te doen in het Nederlands. Er was daarvoor geen betere kandidaat dan hij zelf. Hij sprak een heel zuivere taal, ontdaan van de door hem verafschuwde ‘boekentaal’, zoals hij het noemde. Het was ook een heel elegante taal; hij was namelijk in Den Haag geboren en had zijn eerste leertijd aan het Nederlandse hof doorgemaakt, waar zijn vader particulier secretaris van koningin Wilhelmina was, nadat hij het van de koningin-moeder Emma was geweest. De schrijver weigerde eerst categorisch. Nadat ik me in het Fries van de roman had verdiept – een taal die van de verfoeide ‘boekentaal’ gevrijwaard was gebleven – kon ik dat wel begrijpen, maar op mijn aandringen stemde hij uiteindelijk in. Twee brieven, een eerste bij het begin en een tweede aan het eind van wat een ‘heel moeilijk karwei’ was geworden, vatten alles samen: (1) 19 november 1986: ‘Ik ben begonnen Leafdedea in het Nederlands te vertalen. Het valt mij moeilijk. Wat in het Fries poëzie is, wordt in het Nederlands een verhandeling of uiteenzetting. Een collega schrijver beweert dat het werk mij nooit zal lukken.’ (2) 24 maart 1987: ‘De Nederlandse vertaling van Leafdedea heb ik nu af. Het manuscript zal ik U zeer binnenkort toesturen. Het is voor mij een heel moeilijk karwei geweest. Als U mij niet had aangespoord, was ik er, geloof ik, niet aan begonnen. Ik heb zo eenvoudig mogelijke taal gebruikt, en alle boekenwoorden vermeden, zelfs bijvoorbeeld woorden als aangezien en ofschoon. Het vervelende is, dat naar mijn gevoel, de Friese poëzie in het Nederlands wordt omgebogen tot edelkitsch. Hier is het werk mij erg afgeraden. Als auteur ben ik lid van de VvL, Ver. V. Letterkundigen, waarin ook de literaire vertalers zijn ondergebracht. Bij hen ben ik een vreemde eend in de bijt. Ze vinden dat ik mij als (oud) beroepsvertaler van financieel-economische stukken moet houden bij mijn leest (in België: bij mijn stiel). En mijn vertaling van het VVra Linda Bok dan? Is die niet goed? Dat is geen literair, maar wetenschappelijk werk! Afijn, ik ben benieuwd hoe U de vertaling vindt. Ik hoop dat u zich bij het lezen niet verveelt.’ Liefdedood is strikt genomen geen vertaling van Leafdedea – het is veeleer een herschepping, zoals bewust in de ondertitel werd aangegeven: ‘Roman / vertalend uit het Fries / herschreven door de auteur.’ Bovendien tekende de schrijver niet langer met Homme Eernstma, maar met F.S. Sixma van Heemstra, zoals hij dat ook voor Amouramort had gedaan. Tijdens het vertalen in het Nederlands sprong vergelijkenderwijs de poëzie van het Friese origineel in het oog, wat de auteur tot een aantal wijzigingen heeft gebracht die de Nederlandse versie poëtiseren. Liefdedood bevat naar de letter talrijke varianten, ja zelfs belangrijke toevoegingen, maar het belangrijkste is een herstructurering die de geest ervan heeft veranderd. De auteur heeft slechts vier van de oorspronkelijk vijf afdelingen overgehouden: ‘Ik heb nu de oorspronkelijke indeling aangehouden: 4 hoofdstukken, ieder in twee stukken onderverdeeld.’ De terugkeer naar de aanvankelijke, meer evenwichtige indeling vond plaats tijdens de Nederlandse herschepping, zoals de auteur zelf het in een brief heeft aangegeven: ‘Het laatste hoofdstuk heb ik laten vallen bij het maken van de Nederlandse vertaling, omdat ik toen van mening was dat dit laatste stukje er als los zand bijhing. Ik vond die Hemelvaart het meest passende slot.’ Het vijfde en laatste hoofdstuk was een nogal prozaïsche terugval; door het weg te laten kwam het accent aan het eind te liggen op de vergoddelijking van de hoofdfiguren in een paradijselijk leven, wat teruggrijpt naar het spel van de twee kinderen in de tuin van een State in Friesland aan het begin van het verhaal. Op die manier stijgt de roman in poëzie boven zichzelf uit. De lyriek wordt nog versterkt door het refreintje dat nu als leitmotiv door de roman loopt en het omvormen van de laatste zinnen van deel IV in een kort slotgedicht. Door een soort boemerangeffect had het poëtiseren van de Nederlandse tekst zijn weerslag op het Friese origineel, want in Amouramort, dat als een exacte vertaling van de Friese roman werd aangekondigd, heeft de auteur de herstructurering van Liefdedood eveneens doorgevoerd.
* * *
Het is dus een deels origineel werk dat de lezer vandaag voor ogen krijgt. In 2000 werd een kort fragment eruit opgenomen in het Fries Stamboek. 500 jaar proza uit Friesland, samengesteld door Alpita de Jong en uitgegeven door Contact Amsterdam/Antwerpen. Hoe bescheiden zijn plaats daarin ook was, toch bleek de publicatie van groot belang door de lovende eerste reactie die er kwam in de Nederlandse pers. In een bespreking van 14 juli 2000 in NRC Handelsblad, onthaalde een aangenaam verraste Atte Jongstra het korte fragment als ‘een ontdekking’ en noemde de roman een ‘topper’ van het Fries Stamboek. Hij suggereerde een zekere artistieke verwantschap met Georges Bataille, een goede gok, maar de werkelijke Parijse bron voor het erotisch universum van Liefdedood is André Pieyre de Mandiargues ten tijde van zijn vriendschap met Meret Oppenheim. De tekst van de roman wordt hier gevolgd door een dossier met drie bijlagen: het voorwoord en het nawoord bij de twee Franse uitgaven en de vertaling van het vijfde hoofdstuk, dat weliswaar door de auteur werd verloochend, maar dat we de Friese en Nederlandse lezer als document niet mogen onthouden. We danken Jan H. Mysjkin, die zijn talent als vertaler en dichter in dienst van onze teksten heeft gezet. We hoeven zijn verdiensten in Nederland niet meer te onderstrepen, gezien de twee prestigieuze prijzen waarmee hij de laatste jaren werd bekroond. De Brockway Prize, uitgereikt door het Nederlands Letterenfonds te Amsterdam, werd hem en zijn vertaalpartner Pierre Gallissaires in juni 2009 toegekend voor hun poëzievertalingen uit het Nederlands in het Frans; de Elly Jaffé Prijs, een driejaarlijkse oeuvreprijs voor literaire vertalingen uit het Frans, viel hem in mei 2012 te beurt, meer bepaald voor de eerste integrale vertaling van De graaf van Montecristo, het meesterwerk van Alexandre Dumas. Dr. Alpita de Jong komt de eer toe in het Nederlandse taalgebied met haar Fries Stamboek voor het eerst belangstelling voor de roman te hebben gewekt. Het sprak vanzelf ook haar bij de huidige DBNL-uitgave te betrekken. Als ambassadrice van tien Friese schrijvers op de Frankfurter Buchmesse van dit jaar zal zij er in oktober ook Leafdedea verdedigen. Precies een halve eeuw na de eerste publicatie ervan.
Agnes Caers Brussel, zomer 2013 |
|