Dagboek 1878-1923. Deel 1: 1878-1900
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1900]2 januariZoel weer, regenachtig. ▫ Ik kwam van morgen met den eersten trein uit Amsterdam. Ik had, uit Haarlem komend, den laatsten trein gemist en sliep in 't Victoria hotel. Bij dageraad, om half acht, kwam ik aan mijn hut. Dat was mooi. Het oude jaar was slecht geëindigd en het nieuwe is slecht begonnen. Ik voel mij oud worden, door de machteloosheid van goede voornemens. Dat is vreeselijk. Nu moet beleid het gemis aan kracht vergoeden. Ik overzie mijn leven en de gruwelijke fouten er van. Lustbegeer, zwakheid, zelfbedrog. | |
[pagina 477]
| |
gerooid. Maar ik blijf slap. Neiging om aan 't ontbijt en thee-uur te blijven hangen. Ik zie niemand als Martha en de kinderen, en ben voor hen nog niet eens wat ik zijn moest. Hoewel niet prikkelbaar, niet gespannen. | |
14 januariHelder weer, vorst. Ruig gevroren. Ik voel dag aan dag mijn tekortkomingen dieper. Ik bid God dat dit zoo moge blijven. Dit alleen geeft rust. Mocht er nu geen stoornis komen. Ik moet zoo weinig mogelijk menschen zien. ▫ Ik sliep een paar nachten op de Lelie. Ik schrijf een rede over Theosofie. Ik ga nu maar stil zoo mijn weg. | |
24 januariZoel weer, regenachtig. ▫ Nog niet beter. Slechte nachten. Gloeierig met onrust, hoesten en stukken muziek van Zaterdag en strategische gedachten over den oorlog. Ik wou dat ik Amsterdam nooit gezien had. Ik ben nu weer in mijn hut. Ik was twee nachten in de logeerkamer op De lelie. Martha was erg lief voor me en ik was dankbaar. Ik verlangde naar de hut om de frissche atmosfeer en het bed. Ik las Wreckage van Crackanthorpe. | |
[pagina 478]
| |
aant.
| |
donderdag 1 februariEen paar dagen zeer guur en grimmig. Van nacht vorst, vandaag helder en stil. ▫ Eergister lezing in Rotterdam, gister in Haarlem gelogeerd. Ik was aldoor droevig, maar voelde op den goeden weg. Van daag ben ik veel opgewekter maar voel van den goeden weg af. Ik moet mijn fouten sterker voelen. | |
vrijdag 2 februariKoud, nachtvorst. ▫ Ik was gister opgewekt en actief. Van morgen zonk ik weer wat in door geldzorg. Ook ben ik bezorgd om de jongens, er zijn klachten over hun leeren. Ik lees het leven van Cromwell. Ik heb nu zekerheid dat mijn heldere droomen transcendent zijn, door het woord Elsie, dat in Engeland verstaan is. Gister gesprek met Mary Suermond. | |
6 februariKouder, helder, nachtvorst. ▫ Opstaan wat vroeger, nog niet vóór 7.30. Stuk voor Tw.T. af. Goed. Nu ga ik weer aan Hedwig. Ik durf niet schrijven want er zit iets nu vast in mijn hoofd dat ik moeielijk neer kan schrijven. Ik word beter, en ik wil beter, maar 't gaat langsaam. Op Walden is 't bedrijvig en goed. Ik hakte in mijn knie en hechtte de wond zelf en alleen, zoodat ik 't heele geval prettig vond. | |
[pagina 479]
| |
10 februariGister in Amsterdam. Het is zeer koud, maar stil, helder, zonnig winterweer. ▫ Betsy vroeg mij te schrijven en ik zei dat ik haar zelfverloochening apprecieerde. Ze antwoordde dat ik dat woord niet zooveel noemen moest maar het liever toonen. Ik noemde het om haar plezier te doen, en zou 't niet gedaan hebben als ze er niet om gevraagd had. Nu zal ik dan toonen en niet noemen. | |
11 februariVan nacht gure vrieswind. Heden sneeuw. Daarop zachter. Z.wind. ▫ Gister avond een gymnastie uitvoering van de jongens. Ik vond het prettig, en voelde even iets heel moois, iets onbeschrijfelijks, door het zien van de jonge mannen en jongens, die hun kracht en zelfbeheersing toonen in een feestelijke zaal. Het was half herinnering aan mijn eigen ervaring van dergelijke feesten, die ik nu besef heerlijk gevonden te hebben, half anticipatie van iets veel grooters en mooiers. Er was geen weemoed in omdat ik oud ben en mijn gymnastie-tijd voorbij is. Ik voel daarin niet oud en zou ouderdom best verdragen. Maar spijtig is dat de wereld niet zoo is dat deze feesten mooi zijn en ik er ook nog aan mee zou kunnen doen, en ieder. De wereld leeft apart, bij stukjes en brokjes. | |
13 februariNog koud, nachtvorst. Maar heden prachtig zonnig en stil. ▫ Gister gesprek met Betsy in de hut. Toen sprak ik uit wat ik 6 Febr. bedoelde dat vast was in mijn hoofd. Als ik verantwoording moest doen van mijn zelfverloochening dan zou wel dit vooraan komen, dat ik mijn leven lang de menschen plezier heb willen doen en aangenaam heb willen zijn, dat ik die mij 't liefst waren zonder terughouding heb willen geven wat ik 't best had, en alles willen opofferen om hen wat gelukkiger te maken, en dat steeds het eind is dat ik moet hooren hoe ik ze hinder en pijn en verdriet doe. 's Avonds kwam Kuylman mij spreken maar ik kon niet spreken. En ik voelde dezelfde stille depressie van Januari, waarbij ik mij op den goeden weg wist. Gelaten, rustig, diep bedroefd maar hoopvol. Ik dacht ook hoe mijn leven zou zijn als 89 niet gekomen was. Minder rijk, maar ook zeker minder zwaar en somber. In 86 was ik dof en lusteloos, maar na 89 kwam de roodgloeiende somberheid. | |
[pagina 480]
| |
26 februariWarm, bijna 60o. Ik schrijf in mijn hut met open raam. Gister begon het mooie weer al. Op Cruysbergen tal van vogels. ▫ Gister reed ik met de viets naar Karel Thijm. Het was aangenaam. De vorige dagen had ik wat hard gespit en voelde onlekker. Er kwamen ook veel kleine onaangenaamheden. Laan die geen antwoord geeft. Het proces om de begrafenis van Dirk. Adriaan van Oord die ik voor 't eerst in zijn leelijkste uiting zag. Van nacht sliep ik heerlijk. Maar ik ben van den goeden weg weer af. ▫ De slechte berichten uit Z.Afrika maken ook de stemming niet beter. Maar Betsy gaat zeer vooruit. Dat is een verlichting. | |
28 februariKoeler. N.wind. Grijs. ▫ Gister avond, met Martha en de kinderen naar van Heel wandelend, hoorde ik het bericht van de overgave van Cronjé. Ik at bij van Heel. Dat was aangenaam ondanks de zware schaduw van het slechte bericht. Van morgen ziet alles er nog al ongunstig uit. Geld en Walden, en het leven zoo kort, en de dwalingen en het onrecht. | |
10 maartMooi, zonnig weer. Droog en koud. Wind steeds Noordelijk of Oostelijk. Nachtvorsten. ▫ Eergisteravond naar Amsterdam getelegrafeerd. In Victoria geslapen. Op Walden gaat alles nu beter naar mijn zin, sinds de Haan er is. Ik ben redelijk goed maar weifelend. Niet vast op den goeden weg. Ik werk aan mijn boek. Gesprek met van Suchtelen, over zijn merkwaardige zelfbeschouwing. | |
donderdag 15 maartWeer weder slechter geworden. Steeds droog. Het was een paar dagen mooi en zonnig. Nu bewolkt/ harde W.wind en guur. ▫ Eergister ging ik op Borels uitnoodiging naar den Haag en logeerde bij Wurfbain. Ik woonde de Cecilia uitvoering bij (Oberon, 1e Symf. van Brahms). En dien dag was ik bizonder innerlijk gesterkt, vooral onder de muziek. Het was alsof ik Gods stem duidelijk ik mij voelde. ▫ Toen wist ik dat ik volharden moest en hoe. Betsy was weer minder goed geweest, minder wel, en ook minder vertrouwend en verstandig. Ze denkt dan dat ik hard of scherp | |
[pagina *27]
| |
32 Dennekamp.
33 BUSSUM
‘De Lelie’ 's-Gravenlandscheweg | |
[pagina *28]
| |
34 Van Eeden's hut op Walden.
| |
[pagina 481]
| |
aant.
Dinsdag dacht ik ook zeer glorieus over mijn werk. Het boek vordert dan goed, in mijn hoofd. Ik heb maar één wensch, lang ongestoord hier gelaten te worden. Uit goedheid, om anderen plezier te doen, ga ik nu en dan naar de steden, en soms heb ik er ook voldoening van. Ook is het goed omgang er mede aan te houden. Maar als ik mijn zin deed kwam ik hier in maanden niet van daan. Het moet voelen als op 14 Jan. Walden gaat goed. Neemt vasten vorm aan. Ik zag het Mauritshuis. Het gezicht op Delft van van der Meer, en David en Saul. Woensdag middag de chineesche beeldjes. | |
18 maartZonnig maar koud. Stil en kil. Met mooie luchten en sterke nachtvorst ▫ Eergister naar Toonkunst met mama. Requiem van Mozart en Ein feste Burg van Bach. Geen goede avond. ▫ Van daag reed ik met Martha en de Haan naar de Blaricummers, maakte kennis met Kijlstra en zijn vrouw en bezocht ook de Dekkers. ▫ Op Walden hield ik Zaterdag een rede over Walden's toekomst. Mijn kinderen kosten mij bezorgde oogenblikken. Overigens ben ik rustiger. In het ontbreken van wat mij zoo boven alles lief was voel ik als een soort streng offer dat mijn ziel rust geeft. Dat is zeker wat mij hard doet schijnen, maar ik voel heel zacht. Ik ga stil maar vast mijn weg. Huët had een goede opmerking in een van zijn schetsen over de zeer gewone maar weinig opgemerkte straf der zonde, verzwakking van het wils-vermogen. ▫ Dit is goed uitgedrukt. Niet de wil verzwakt, ook niet het vermogen tot willen zooals men verkeerdelijk zegt, maar het uitwerkings-vermogen van den wil. Het schip gaat niet meer naar 't stuur luisteren. ▫ In die schetsen van Huët veel goeds. Een goed man met groote bekwaamheid. Maar hij durft niet. Hij durft niet ernstig zijn, en niet een groot geheel maken. Hij zet niet door. | |
[pagina 482]
| |
vrijdag 23 maartKoude, gure, grijze O.Wind. ▫ Het is niet goed met me. Maar ik voel opgewekt en gezond en werk-krachtig. Maar de richting is niet goed. Ik denk over de Internationale bond voor kolonies. Daarvoor wil ik naar Engeland. | |
24 maartEven grimmige N.O.Wind. Flauwe zon. ▫ Ik ben slecht. Gister was ik bij mijn vader. Het is droevig te zien hoe hij oud wordt. Dat is het naderend eind. Ik zag het en voelde zelf zoo dicht bij hetzelfde. Ik ben in het zenith van mijn leven en wat nu komen gaat is daling, ten minste lichamelijk. Ik voelde den indruk sterk en nog baatte het niet. Het stuur is uit 't schip. Ik heb het grootste beleid noodig om recht te gaan. | |
28 maartNog koud. Bedekt. Sneeuw. ▫ Gister lag ik een dag te bed. Een plotselinge koorts. Wonderlijk zijn die onbeschrijfelijke gewaarwordingen en gedachten in zulk een dag. Het is krankzinnigheid. En men kan het niet formuleeren. Het tergt van onbeschrijfelijkheid. Ik vind dat dan droevig, om het onbetrouwbare van onze gewaarwordingen. Ook is zoo'n dag zwaar om door te komen. En toch is 't maar een kleinigheid. Nu ben ik moe en lam. Maar het heeft wel een goede invloed op me gehad. | |
29 maartAlles dik-besneeuwd. Geen buitenwerk mogelijk. ▫ Ik ben lichamelijk hersteld en moreel ook veel beter dan voor mijn ongesteldheid. Als iemand ondervond dat ziekte een zuivering kan zijn dan ben ik het. Het luistert onmiddellijk en precies. Ik ben niet glorieuzer gestemd, integendeel, ik kan nog niet aan mijn boek schrijven en vind het weer en alles nog al naargeestig. Maar ik ben weer op den goeden weg, en naar ik voel, nu vaster dan ooit. | |
[pagina 483]
| |
▫ Nu is 't weer beter. Gister bezoek van van den Bergh van Eysinga en van Jan Kooy. Van daag van Sayons. | |
5 aprilHet voorjaar is begonnen, van morgen was 't zoel en zonnig, toen een onweer, nu regen. ▫ Ik ben vredig, hoewel lichamelijk nog niet geheel lekker. Ik rook niet meer. Eigenaardig is het telkens opkomen van het voornemen en dan: ‘O neen, dat is uit.’ Het herinnert mij. Ik schrijf na mijn ongesteldheid nog niet aan mijn boek. Maar ik ben nog niets afgeweken. Ik heb 't plan voor een boek over Walden: ‘de blijde wereld’. De wijze waarop de werkers zich grond, rijkdom en vrijheid kunnen veroveren. Eerst de moreele overwegingen, dan de economische theorie (de arbeidsovermaat en de voortbrengings- en verbruikscoöperatie die de onafhankelijkheid geeft die overmaat vrijelijk te gebruiken) dan de esthetische en hygiënische kant, handwerk en hoofdwerk, dan Walden zelf, 't ontstaan, 't verloop, de huishoudelijke regeling, de psychologische ervaringen, dan de toekomst en de werking van het verbond (Marxisme en Kolonisatie. Modelkolonie. Loon voor hand- en hoofdwerk). | |
zondag 8 aprilNa één mooie dag, weer koud met harde Noordewind. ▫ Ik sliep van Vrijdag op Zaterdag in Haarlem. Ik was nog niet geheel wel. Nu ben ik weer geheel flink en hersteld. Van daag begin ik aan 't werk aan Hedwig. Hoofdstuk XII. Ik lees in Stevenson's brieven. Ik voel mij van morgen als gelouterd, na al dat onwel zijn en de geestelijke storingen. | |
11 aprilHarde W.wind. Gister mooi zonnig, nu regenachtig en zwaar bewolkt. ▫ Nog altijd niet geheel wel. Bij 't minste zware werk word ik dadelijk weer den volgenden dag onplezierig. Ik slaap nu op de Lelie. Martha is in Noordwijk. Het spijt mij vooral om 't buitenwerk. Bunting logeert hier. Ik wandelde met hem naar 's Graveland. Zondag at ik met Sayons Kijlstra en Enslin in Amsterdam. | |
[pagina 484]
| |
15 april1e Paaschdag. Ik ben zoo diep ernstig en gebogen. Ik kan niet zeggen droevig, maar gebogen. Ik verlang niet veel voor mezelf. Ik werp aldoor weg, als ballast. Ik voel behoefte mijn boek af te schrijven, ik ben aan hoofdst. XII, en ga sneller dan te voren. 't Weer is steeds even somber, en ik voel alsof ik er niet meer om geef. | |
3 meiHet was warm van daag. Er dreigde onweer. Maar nu is 't weer droog, helder en koud geworden met sterke N.W.wind. ▫ Dit is een zeer onaangenaam oogenblik. Zooeven een scène met Broekman. Hoe moeielijk is het in zulke omstandigheden precies het rechte te doen. Het voelt voor mezelf ontzettend vernederend en wel omdat ik mezelf er zwak in voel, niet omdat een ander me vernedert. Maar ik voel, hoe het mogelijk zou zijn, zoo volkomen goed te doen dat men er rustig van daan ging. Maar ik ging zeer onaangenaam beroerd weg. Was ik nu minder eischend voor mezelf dan zou ik heel kalm zeggen dat ik heel behoorlijk en goed gedaan heb, dat dit soort inferieure lieden precies zulk een behandeling verdienen. Bovendien is de tijd vol pijnlijke en moeielijke emoties, en toch ook gewichtig in goeden zin. Ik las mijn boek vóór en daaruit volgden gesprekken met Betsy. Van morgen sprak ze zeer mooi en goed. Verder wordt er meer notitie genomen van mijn Walden-ideeën en is er een reorganisatie van de Land-nationalisatie Bond op til. | |
[pagina 485]
| |
7 meiEen prachtige lentedag. Het is alles mooier dan ik dacht. Maar de oude wonderstemmingen zijn er niet. ▫ Ik was van avond weer driftig op mijn jongens, en deed ruw. En nu voel ik ziels-ongelukkig. Het is om wanhopig te worden. Hoe moet ik het bezweren. Ik sliep misschien wat weinig, en ik ben te zeer vervuld van mijn plannen, en te zeer geërgerd door kleine ergernissen, en nu nog driftig ook, en dan de oorlog. En dan Betsy. Maar Betsy is toch mooi, al gaat het langsaam. Het gaat juist als ik zei, maar de weg is nog niet half beklommen. En toch zal ze al rustiger en vrediger worden als ze zoo doorgaat. Arme lieve jongens. En ze worden slecht opgevoed en ik zie, en kan niet verhelpen. Ik was bij 't melken in de wei. Dat was mooi, bij de drie koeien. | |
10 meiHet heeft geregend en is nu weer een koude dag met N.wind. ▫ Gister een naar gesprek. Haar onrust, ongeduld, en zwaarmoedigheid verstoren telkens weer den goeden gang naar vrede en innigheid. Het gaat mij redelijk. Ik kan niet meer zoo veel schrijven als een paar weken geleden. Ik las het leven van Owen, autobiografie, die ik onleesbaar vond. Vandaag schetsen van Augusta de Wit. Goed werk, ze verstaat het vak, zooals de Engelschen het verstaan. Ze heeft veel van de Engelschen geleerd. | |
13 meiKoud, Noordelijk weer, welbekend. ▫ Gisteravond de vergadering in Amsterdam. Dit is mijn eerste poging tot openbare actie. Feitelijk is die niet geslaagd en ook niet bemoedigend. Ik heb wel mijn voornaamste voorstellen doen aannemen, maar ik kon de scheuring niet voorkomen. Had ik zelf de leiding gehad der vergadering dan was 't niet gebeurd. En niet bemoedigend is de weinige goede krachten te zien waarmee gewerkt moet worden. Dertig menschen en nauwelijks vijf goede voor een bestuur. Er was in dit niets wat veelbelovend scheen. En de vraag is of ik activiteit genoeg heb het verder te brengen. Misschien werkt het geval indirect iets uit. Mijn bedoeling heb ik duidelijk genoeg uitgesproken. | |
[pagina 486]
| |
19 meiNog veel kouder. Van daag sneeuw, hagel en wat regen. Buien uit N.W. ▫ Ik ben nu vrij goed, na een slechte week. Oorlogsberichten zeer ongunstig. Ik lees Freiland. Ik begin aan hoofdstuk XV van mijn boek, en breng Dinsdag de eerste IX naar den drukker. Ik heb weinig geld en mijn vader gaat erg achteruit. Anders geen bezwaren. Of ik iets van dien bond terechtbreng weet ik niet, maar het doet er niet toe. Met Kijlstra werken wij toch samen. | |
22 meiWarmer, mooi weer. Maar te droog. ▫ Gisteravond Wagner-uitvoering, Meistersinger. Ik moet lachen als ik denk hoe weidsch dat klinkt ‘Wagner-uitvoering’ en hoe gek het is. De eerbied zit er zoo voor dien man in. Men durft zichzelf nauwelijks bekennen dat het wankunst is. En toch is het niets als een gewone Opera, met al de leelijkheid van dat leelijke genre, met al de wansmaak waartoe een Duitscher in staat is. Het is stuitender in dit geval omdat de muziek hier en daar verre staat boven de Opera-sfeer. Dat geeft een gevoel van ontheiliging en ergernis over de fratsen-makerij. Wat muziek uitdrukt is door geen woorden of gebeurtenissen te vertolken of te verduidelijken. Maar zeldsaam gaan de twee aandoeningen, van muziek en van woorden of gebeurtenisjes, harmonisch samen. Wagner heeft ze gedrochtelijk samengekoppeld met geweldige hersen-inspanning, met dooding en ontwijding van het heiligste gevoel. Hij heeft zijn groot talent misbruikt voor zijn onmogelijke theorieën. Van het echte schoone Duitsche lied is niets meer te herkennen. Een klein liedje van Schubert staat hooger. Ik moest steeds denken aan de zoo gezochte opera's van voor 100 jaar, waar de helden kwamen beladen met pluimen, en die niemand nu meer kent. Elke periode heeft zijn eigen wankunst in onze eeuwen. Het echte zuivere vlamt er telkens hoog doorheen om onmiddellijk te ontaarden. Zoo Bach en Beethoven. Beethoven is al ontaarder. Denk Bach die een opera schreef! En Wagner probeert dat misselijke genre weer te herstellen, met zijn kartonnen draken en bier-helden. En de menschen vinden hier hun zin. Het lijkt op mooie muziek, en het is toch prettig leelijk, zooals bij hun eigen leelijkheid past, net als Rossini leelijk was. En het lijkt heusch op iets moois, iets klassieks. Dit is dus het ware! je kunst. Daar gaan we nu allemaal heen en trekken onze mooiste | |
[pagina 487]
| |
kapitalistenpakjes aan, rokken en lage japonnen. ▫ Als er ooit van burgerlijke kunst gesproken mag worden, in dubbelen zin! | |
26 meiLondon. Gewoon betrokken Londonweer. ▫ Gister om 10½ uur pas in 't hotel aangekomen/ lang geleden met de boot op de rivier. Om 11 uur al naar Hendon naar Lady Welby. Daar geluncht. Om 4 uur terug. Tuckey bezocht. In 't hotel gegeten. Myers gevonden in Albemarle Club. Daarna naar Westminster Palace Hotel, waar de Synthetic club vergaderde. Over ‘'t gebed’ gediscussieerd met Arthur Balfour. Hij scheen me een zeer gewoon verstand, met veel aplomb. Een antipathiek persoon. De overigen waren ook niet zeer indrukwekkend. Ik sprak over Eckhart. Myers was lief. ▫ Ik zocht de van Heels op in Hotel Metropole. Deze indruk belangrijk voor me, om mijn boek. Het toppunt der oude beschaving. | |
zondag 27 meiMooi, helder, warm. ▫ London. Ik wil niet aan een bizonder bestuur van mijn lotgevallen gelooven, maar ik zou niet kunnen bedenken hoe een vader zorgvoller en liefdevoller en geduldiger mijn bizonder lot zou besturen - en tevens juist zoo streng als behoeft. ▫ Ik heb beklemd gevoeld bij 't gaan hierheen en somber, niet wetend wat het beduidde. Nu is 't als weet ik het en ik voel rustiger. Gister gegeten op the Fosters. | |
dinsdag 29 meiMooi weer. Niet warm. ▫ In Hendon. Zondag avond bij Truus, belangrijk gesprek met Fischer. Veel Hollanders. Gister met de van Heels in de Zoö, erg gezellig. 's Middags seance met Myers in Hampstead. 's Avonds naar Hendon. ▫ Van morgen hard gewerkt met Greentrees en Lady Welby. Nu op mijn kamer. | |
[pagina 488]
| |
aant.
Gister Donderdag lunch bij Bunting. Niet merkwaardig. Daarna met Beatrice in Kew gewandeld. Heerlijke blauwe bloemvelden onder de zwartgroene boomen. Azalea's en Rhododendrons. Hedenmorgen séance met mrs Thompson hier aan huis. Nog al merkwaardig. | |
vrijdag 8 juniMaandag een ganschen dag in Hendon. Dinsdag afscheid. Wandeling naar Hampstead, seance met Myers en Hales. Daarna met Hales gegeten in een settlement. Bij Tuckey geslapen. Woensdag morgen naar de City. Met Hyde gepraat. 's Middags in Kew met miss Carter. 's Avonds bij de Sandersons gegeten. Donderdag. 's Morgens bezoek aan de Cooperative Wholesale Society. 's Middags bij Thompson geluncht en seance. Lang en merkwaardig. 's Avonds geschreven. Ik begin nu erg naar huis te verlangen. | |
[pagina 489]
| |
aant.
| |
zondag 10 juniWarm. ▫ Eigenaardig is nu het naar huis verlangen. Ik ben anders zoo rustig geworden en als ik gevangen of ziek was zou ik heel geduldig zijn. Maar het is omdat ik het zelf zoo beslist heb dat ik het ondragelijk vind. Ik moest thuis zijn en voor Walden en mijn kinderen zorgen. Hoe houd ik het nog twee dagen uit. Als ik nu maar werken kon. | |
donderdag 14 juniHeerlijk zomerweer. Gister warm en toen hard geonweerd en geregend. ▫ Gelukkig weer thuis. Walden is prachtig. Onmiddellijk voelen den druk der verantwoording. Twee pijnlijke gevoelens: wedrennen en geld. Maar dat is niets, als ik maar rustig voortga. Ik kan daar best tegen. In vergelijking met vroeger jaren is alles vooruitgegaan. | |
17 juniWarm en regenachtig. ▫ Ik sliep van morgen tot kwart voor 9. Gister overdag wel tweemalen geslapen. Ik heb behoefte aan natuur en eenzaamheid. Ik voel moe. Maar ik ben toch dankbaar en als ik mij inwendig vraag: ‘is alles goed?’ dan antwoordt het ‘alles is zeer goed.’ Van daag zou ik naar Naarden en Blaricum gaan, maar ik keerde halfweg om en bleef in mijn hut. Gister levendige Walden-krans. Er komt meer leven in allen. | |
19 juniWarm, licht bewolkt. Gister zonnig. ▫ Bittere spijt gehad van mijn verzuim om niet naar Naarden en Blaricum te gaan. Ik voelde daardoor zeer vernederd en beschaamd. Het feest in Blaricum was zoo mooi. ▫ Gister gesprek in 't Laarder bosch met Kijlstra/ Spoor, Luitjes en Enzlin. Dat beurde me weer op. ▫ Verdriet om het wantrouwen van van Oordt. | |
[pagina 490]
| |
vrijdag 22 juniHevige regen en wind. ▫ Gister gehooid bij Loosdrecht. Van nacht op + bergen geslapen. | |
maandag 2 juliRegen. ▫ Ik ben nu tien dagen op Cruysbergen/ 6 uur op. Dan 't koude bad en graanmalen. Ik ben hier tevreden en zou hier willen blijven. Het werkt goed op de anderen en op mij. Maar ik moest nog een van mijn jongens bij mij hebben. Ik slaap goed op het harde bed en verlang naar mijn brood en melk. | |
maandag 16 juliHoogzomer. Het is in de afgeloopen week mooi weer geworden, nu warm en zonnig met wat frissche O.wind. ▫ Noordwijk met Hans. Ik vond het verleden jaar zoo prettig, nu zoek ik alles hetzelfde te maken. Maar natuurlijk lijkt het nu niet zoo prettig, en ik denk dan: is mijn Walden leven al zooveel aangenamer geworden? Ik mis hier het landwerk en de frissche groene boomen en het eenvoudige leven. Maar verleden troffen mij ook, evenals nu, de verkeerdheden van dit bestaan. Ik heb Vrijdag hoofdst. XIII-XV voorgelezen en vond het zeer goed. Gister sprak ik Stephan Georg en Toorop. | |
[pagina 491]
| |
Gister naar Leiden. Ontmoeting met de Copes van Hasselts. Van daag de eerste kleine verdrietigheid omdat Hans niet flink baden wou en ik hem daarom niet mee zeilen nam. Maar in mezelf was de stoornis ook al. Het boottochtje naar Leiden was heerlijk. 's Avonds Ds Notten gesproken uit Velp. | |
zaterdag 21 juliNoordwijk. Steeds mooi weer. Gister zeer heet. ▫ De weg was mooi van Piet Gijs naar hier, van morgen om zeven uur. Hoe vreemd dat ik het leven zoo veel meer geniet en tegelijk mijn onwaardigheid zooveel sterker voel. Gister zeilden we met Toorop. Wat een licht en een zon en een zomerwarmte! | |
vrijdag 26 juliSteeds hetzelfde prachtige zomerweer. Soms zeer warm, dan daarop weer wat koeler met zeevlam en N.wind. Ik loop steeds in 't luchtigste kostuum wat ik heb. ▫ Martha kwam Dinsdag avond uit Bussum vietsen en bleef tot gister morgen. Toen wandelden wij met haar naar Lisse om zeven uur en ontbeten daar. Hans en ik wandelden terug, zagen de ruïnen Deveren en Teylingen en rustten op den Drechsberg. Woensdag avond kwam Sammy. Ik heb hoofdst. XIX bijna af en lees la Chartreuse de Parme. Het gaat mij goed. Ik krijg het gevoel dat ik al haast te lang hier ben en weer op Walden hoor. | |
woensdag 1 augustusHet weer is sints Zondag opgekoeld. Toen regende het ook wat. Nu is 't frisch, winderig, echt Noordwijksch. ▫ We gaan terstond weg. De 17 dagen hebben de verwachting volkomen beantwoord. Het was heerlijk in alle opzichten. La Chartreuse de Parme bijna uit. Drie hoofdstukken geschreven XVIII, XIX en XX. Gister Sammy en Zus aan 't strand. O heerlijke tijd voor die twee, en heerlijk gezicht voor den oudere die weet wat het beteekent. Nu met goeden moed weer naar Walden. | |
[pagina 492]
| |
donderdag 2 augustusWalden. Frissche Z.W.wind. 's Morgens wat regen, 's middags helder. ▫ Ik vond het prettig hier en geen gevoel van depressie, zooals verleden jaar, totdat ... er een slecht bericht kwam. De verkoop van de landen hierachter. Nu voel ik het weer. En nu lijkt Noordwijk weer heerlijk in vergelijk. Dat is nu duidelijk niets als de druk van een strijd en een verantwoording, die onaangenaam is om te dragen. Maar het zegt volstrekt niet dat het beter voor me is die niet te dragen. | |
zaterdag 18 augustusTweede periode van hitte. Woensdag begonnen. ▫ Sints Maandag weer eenzaam leven, door moeielijkheden over mijn Boek. Toen ben ik van Dinsdag tot Vrijdag weggegaan, in Haarlem gelogeerd en Woensdag den heelen dag in Noordwijk. Gezeild met Paultje en Zus Krol. 's Avonds bij 't Brongebouw zitten in Haarlem. Gister een vreemde dag. 's Morgens gebaad in 't weiland. Vers ‘het zeegeruisch’ gemaakt. 's Avonds een gesprek met Betsy, dat niet baatte. Morgen ga ik naar Parijs met Sammy. Het is warm. | |
30 augustusMooi, koel zonnig weer. ▫ Het lijkt mij of ik lang weg was, na een rijk, aandoeningsvol verblijf. Het is wonderlijk toegegaan. Maar ik had nooit gedacht zooveel emotie daar te vinden, en zulke stemmingen met weemoedig herinneren. Als ik aan 't Congres-gebouw denk krijg ik een gevoel van heimwee. Het werd hoe langer hoe mooier, totdat Betsy kwam. En zij bedierf het niet, maar ikzelf door mijn zwakheid. En toch, nu, in 't herinneren, zie ik de laatste dagen ook prachtig terug. De Hindoe vormt er een eigenaardig hoofdmoment in. Alles komt terug op hem. En ik weet niet of ik | |
[pagina 493]
| |
aant.
| |
[pagina 494]
| |
aant.
| |
maandag 3 septemberN.wind, bewolkt, niet mooi. Gister ook slecht weer. Eergister den heelen dag motregen. ▫ De reactie, die onvermijdelijk was is meer physiek dan moreel. Ik heb veel slaap en kan elk oogenblik slapen. In 't begin gelukte het me actief te blijven, brieven te beantwoorden en zo voort. Van daag ben ik te suf om aan mijn boek te schrijven. Maar ik ben niet neerslachtig. ▫ De herinnering aan Parijs is niet zoo sereen mooi als aan Noordwijk. Maar de aandoeningen waren er heftiger, levendiger. Ik weet soms niet hoe ik er aan denken moet. Ook om de onzekerheid of ik mij niet bedrogen heb. | |
woensdag 5 septemberNog al mooi weer, niet warm. ▫ Veel emotie hier door de roman tusschen Mary, Nico en Rudolf. De twee jongens weg en Mary op 't punt naar Noorwegen te gaan. ▫ Ik zelf kom langsaam over de reactie heen en zal van morgen weer kunnen werken. Maar een taaie slaap 's morgens. Somber ben ik niet geweest, maar ellendig slaperig, vooral 's morgens. Zoo was ik vroeger altijd, weet ik nu. En zoo is Paul zeker ook. Hans heeft wat koorts net als in Haarlem. Lieve Hans. | |
[pagina 495]
| |
zondag 9 septemberHeerlijk Septemberweer, geurig, doodstil. ▫ Ik ben nu weer geheel op dreef. Ik schreef hoofdstuk XXI. Maar ik ben in uiterst moeielijke positie omdat Betsy en Martha tegen het werk zijn en de publicatie. En ik vind toch dat ik recht heb en goed doe. Mary gaat niet naar Noorwegen of naar Engeland, maar blijft op Cruysbergen werken. Ada is in onmin weggegaan. Wij eten mielies. Van daag wandeling door 't stille Spanderswoud naar Six. Ik heb gezwommen met de jongens. | |
maandag 24 septemberMooi weer, heden wat onweer en zoele warmte met wind. ▫ Gister wedrennen. Een eigenaardige droefheid komt nu al een dag of drie, in den nacht. Als een voorgevoel, en toch is er geen angst of onrust bij. Eergister reed ik naar Soesterberg om d'Ablaing te spreken, toen had ik het ook. Ik ging naar Thijm. | |
maandag 1 oktoberNog stil, mooi weer, aangename temperatuur, koele nachten, licht-bewolkt. ▫ Ik voelde den laatsten tijd niet zoo lekker als daarvóór. Wat gonzen in 't hoofd en onprettig slapen. Ik hoop dan maar dat het hypochondrie is, maar vrees dat het door mijn hart is. Eergister ging ik naar den Haag en at met Sayons, Treub, Pekelharing en Knuttel. Later met Sayons en Borel. Het was geen goede avond. Ik sliep in Haarlem. En zie! den volgenden morgen voelde ik me geheel prettig en opgewekt. En nu ben ik zeer vol van Walden en de goede vooruitzichten die ik er in zie. | |
[pagina 496]
| |
aant.
| |
[pagina 497]
| |
vrijdag 2 novemberZoel, stil weer. ▫ Eergister 31 Oct. schreef ik mijn boek af. Gisteren bracht ik het bij den drukker. Er zijn misschien hier en daar wat matte gedeelten, maar het schijnt mij niet mislukt. Vreemd is de onzekerheid over de uitwerking er van. Het komt mij voor een grooter uitwerking te moeten hebben dan één van mijn vorige boeken. Een min of meer universeele, internationale uitwerking lijkt mij zelfs niet onwaarschijnlijk. Omdat het zeker beter is dan vele wijd-verspreide boeken, en dingen raakt die overal in gisting zijn. Maar ik kan mij daarin zeker wonderlijk bedriegen, het is zoo moeielijk daarin te voorspellen. Ik meende 't zelfde van Johannes Viator, terwijl dat niet dan erg langsaam wijder bekend schijnt te worden. Maar de ‘Koele Meren’ zijn zonder twijfel veel meer geschikt, en komen ook onder gunstiger auspiciën. De vertaler en uitgever zijn al vooruit gevonden, als ze het aandurven. ▫ Met De kleine Johannes ging het eerst omgekeerd ik verwachtte er niets van. Later, toen het vertaald werd, verwachtte ik er meer van. Ik ken het buitenlandsch publiek niet zoo goed. ▫ Ik bedoel niet dat ik dit zoo zeer verlang/ die buitenlandsche vermaardheid, ik voorzie er integendeel veel last van. Maar ik kan niet helpen het als een mogelijke uitwerking te voorzien. Ik was gister niet opgewekt en gehinderd door de oude zorgjes. Plagerijen van Broekman enz. Indiscretie van Journalisten enz. Dan drukt Walden mij. Maar het is niet erg. | |
3 novemberKouder N.wind. ▫ Hoe meer ik denk over de mogelijkheid van een groot succes van mijn boek, hoe meer ik bang word of ik er al ver genoeg voor ben, het te dragen zonder schade. ▫ Als ik ook maar een schijn van echte teleurstelling zou voelen, als het geheel en al mislukte dan zou ik niet rijp zijn. Ik bedoel daarbij niet de teleurstelling door de geldkwestie. Die zou kunnen komen en het zou niets beteekenen. Maar als ik blijvend ontmoedigd of neerslachtig werd omdat het boek niet werd vertaald en niet méér werd gelezen dan mijn vorige boeken. ▫ Nu ik 't opschrijf, merk ik hoe dwaas het klinkt. Over zooiets ‘ontmoedigd’ of ‘neerslachtig’ te worden! Misschien een uur of wat, net als over de tegenval dat we geen grond om Walden kunnen krijgen. | |
[pagina 498]
| |
maandag 5 november 3 uurIk ben nu buitengewoon neerslachtig. Ik kan 't mij zoo erg niet herinneren. Ik lees mijn mooie tijden over en het heeft maar weinig kracht. Ik begrijp dit niet, dat is 't. De aanleiding is dat de spanning van mijn boek voorbij is, en dat kleingeestige menschen mij plagen. Maar de redenen zijn dieper. Ik begrijp het niet. Ik ben niet waar ik zijn wil. Het weer is stil en vrij koud, mot-regen. | |
7 novemberZoel en winderig. Z.wind. ▫ Gister mijn jaarlijksche bedevaart naar den Haarlemmerhout in herfst. Ik zat op het bankje onder den lindeboom, tusschen de vallende en liggende gele bladeren, het was zoel en stil, en ik schreide. Papa lag te bed, hij is achteruitgaand, en gaat langsamerhand dood. Hij reciteerde, toen ik van mijn wandeling vertelde: de la dépouille de nos bois
l'automne avait jonché la terre.
Ik verlang weer naar dien lindeboom. Ik schreide om al de troebelen van mijn leven, om mijn dwaasheden en zwakheden. | |
10 novemberMooi, zacht weer. ▫ Hier zit ik ‘met mijn domheid en mijn kwaad’. Mijn oude vriend van Heel stierf eergisteren avond. Gisteren morgen knielde ik bij zijn doodsbed en schreide bitterlijk. Van morgen gesprek met Betsy in mijn hut. Men vindt wat bizonders aan me, om een vereeniging van een paar ongewone eigenschappen, en voor 't overige ben ik toch zoo onwaard die eigenschappen te dragen. | |
[pagina 499]
| |
fende. Alles wijst op 'tzelfde. Als ik nu maar dieper en dieper tot inkeer kom. De wandeling naar Baarn met Hans was prettig. Ik verwacht steun van mijn kinderen als ze ouder worden. Maar ik moet ook zonder eenigen steun van menschen voort kunnen. | |
20 novemberN.wind, grijs en koud. ▫ Gister avond lezing op Walden, repetitie voor van avond in Amsterdam. ▫ Een groote, diepe somberheid. Aldoor voelen de slechtheid van mijn leven. 's Morgens al vroeg voel ik de tranen in mijn oogen komen, om mijn ongelukkige, verwarde, zoo vroeg al in de war gestuurde leven. Daarbij ben ik echter volstrekt niet pathologisch neerslachtig, of ongeschikt tot actie. Ik ga stillekens mijn gewone gang. Ik verwacht niets, niets, niets. Ik wil alle verwachting opgeven. Ik wil alleen goedmaken. | |
22 novemberZachter, stiller weer Z.wind. ▫ Van nacht een heldere droom. Met wat ik een waarschuwing acht. Ik zie nu duidelijk overal waarschuwing. Vooral met Schippereyn. Merkwaardig dat haar onrust precies gelijk ophield met de mijne, sints ik mijn gedrag veranderd heb. ▫ De droom hield verband met Parijs. Dat Parijs groote mystieke beteekenis had is voor mij zeker. Maar ik begrijp die nog niet. | |
4 december't Heeft nog niet gevroren. Zoel, regenachtig. ▫ Naar Winschoten en Groningen geweest om te lezen. Van die lezingen voel ik meer voldoening dan vroeger. Ik ben wel een paar dagen wat opgewekter geweest, maar dat beteekende geen goed. Nu ben ik weer gelijkmatig droevig zooals ik verdien te zijn. Maar niet neerslachtig. En werksaam. Ik werk buiten, schrijf | |
[pagina 500]
| |
aant.
| |
28 decemberZoel, regen. ▫ Ik heb gelezen in Rotterdam en weer debat met sociaal-democraten. Gelogeerd bij Elink Schuurman. Ook gelezen in Nimwegen en gelogeerd bij Jo Termaat. Volgende dag vietstocht naar Kleef over Groesbeek/ Cranenburg en Donsbruggen, terug door 't Reichswald over Grünewald en Mook. Mooi, maar modderig. Prachtig weer. Deze week veel op reis, naar Amsterdam en Haarlem. Gister met Martha en de kinderen. Er zat een domme recensie van mijn boek in mijn hoofd (van van Nouhuys) en ik weifelde of ik er op antwoorden zou. Natuurlijk is de regel het niet te doen, maar ik weifelde of dat ook gemakzucht of trots was. Het was verbazend bot en dom van den man en ik vreesde zijn invloed op weifelaars. Het liet me geen rust. Ik zal 't wel niet doen, maar ik ben onzeker of het niet indolentie is. In elk geval dan een paar algemeene opmerkingen voor een tweeden druk. ▫ Overigens gaat het mij redelijk. Ik ben nog niet vrij. Maar ik ga niet achteruit. |
|