A. Tekst.
Hoffmann v.F. Niederländische geistliche Lieder, nr. 104, bl. 206: ‘dit is die wise: Hoe lustelic is ons die coele mey ghedaen’.
B. Dit is een suverlijc boecxken, Antw. 1508, bl. 29, ro: ‘op die wise: Hoe lustelic is ons dye coele mey ghedaen’, hierboven weergegeven. Hierbij sluiten zich aan: Dit is een suyverlijck boecxken, Aemstelr. Harmen Jansz. Muller, z.j. (1ste helft der XVIde eeuw); herdrukt door Hoffmann v.F. t.a.p., bl. 207, zelfde wijsaanduiding; - Een dev. en̄ prof. boecxken, Antw. 1539, nr. 184, uitg. D.F. Scheurleer, bl. 216, aant. bl. 329; - Het hofken der gheest. liedekens, Loven 1577, bl 125; herdrukt door W. Moll, Johannes Brugman, 1854, II, bl, 171; - Veelderhande Schrift. leysenen, Antw.. z.j., geest, goedk. 1587, sign. H 2 vo; - Dit is een schoon suyverlijck boecxken (geest. goedk. Antw. 1570), Amst. Corn. Claesz., z.j., bl. 42 ro. - Hs. van Meerman, thans nr. 2631, 2de serie van de K. Brusselsche Bibl., bl. 23; aanvang: ‘Aensiet hoe lustelijc is ons die meye ontdaen’, staat in verband met str. 1-3 van A en str. 4-7 van B. - Al deze lezingen hebben dezelfde wijsaanduiding.
Dr. B. Hölscher, Niederdeutsche geistliche Ldr., Berlin 1854, nr. 16, bl. 35, ‘Wu leiflick is uns des cruices boem untdaen’, 7 str., stemt overeen met B.