In een liedje voorkomend bij Lootens et Feijs, Chants pop. flamands, nr. 84, bl. 160, met wijsaanduiding: ‘Air de Cadet Roussel’, vindt men in de derde echter onvolledige strophe, het woord ‘bazinne’ gebruikt in den zin van ‘de grootste’:
Ach! wat ben ik een arme man!
Ik heb eene kwade vrouwe,
boos, vuil, leeg ende ontrouwe;
als ik eerstmaal dat schepsel zag.
Zij nimmer nooit een oortje 'n wint,
en zij bunselt haar kleen kind,
windt het in katoene schorten,
al haar kleeren laat zij vorten;
z' is de bazinne van al de commeeren,
zij loopt iedereen blameeren,
bij...., bij Wann' en Marie
alle vuile slonsen lijk zij.
Volgens L. en F. heeft het woord ontrouwe (str. I) den zin van ‘diefachtig’.
De welbekende melodie van het Fransche liedje: ‘Cadet-Rousselle a trois maisons’, is o.a. te vinden bij Larousse, Grand dict., op het woord ‘Cadet-Rousselle’; over dit lied kan men ook raadplegen onze aanteekeningen in Wallonia, Luik, VIII (1890), bl. 110 vlg.