Het oude Nederlandsche lied. Deel 2
(1905)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 1149]
| |
320. Soet, soet Robbertjen.Naar Theodotus. 1.
Roeland.
Soet, soet Robertjen,
mijn hart lijdt felle pijn.
Robert.
Gebuurman, lieve Roeland,
wat mag er toch wel zijn?
Rl.
Klokluider Jan mint Grietje,
des voel ik felle smert.
Rb.
Stel u gerust, vriend Roeland,
't is enkel voor de pert.
2.
Rl.
Op 't kerkhof zijn ze samen.
Rb.
Welnu, wat geeft u dat?
Rl.
Ik vrees dat ze daar toovren
en doen 'k en weet niet wat.
Rb.
Stel u gerust, vriend Roeland,
en luister naar mijn raad.
Rl.
Dat zij daar samen kwamen,
dat maakt mij desperaat.
| |
[pagina 1150]
| |
3.
Rb.
Leg u daar neer, verberg u,
en hoor wat ik u zeg.
Rl.
Ja, dra zal ik weer opstaan
en 'k jaag dien deugniet weg.
Rb.
'k Laat u alleen, vriend Roeland.
Rl.
Wat zijt gij dan van zin?
Rb.
Mijn sluwheid zal u helpen.
Rl.
Dien deugniet sla ik blind.
4.
Jan.
Wat scheelt er, lieve Grietje
die mij zoo vreemd bekijkt?
Margrietje.
Wel 't is omdat uw liefde
niet op de mijn' gelijkt.
J.
Bemint ge nog dien Roeland?
M.
Lang is die liefde heen.
J.
Nu zijt gij vast de mijne,
Rl.
Die hier ligt, die zegt neen.
5.
Rb.
Beware u God, lief Grietje,
ik breng u een slecht nieuws.
M.
Wat is er, beste Robert,
maak mij dat seffens dietsch.
Rb.
Uw Roeland is gestorven.
M.
Och Robert, wat gedaan?
Rb.
Omdat gij Jan bemindet.
J.
Laat hem voor goed nu gaan.
6.
Rb.
Gij onbarmhartig Grietje,
de schuld van Roelands dood.
J.
Vergeet hem, zoete liefje,
of 'k geef u slagen groot.
M.
Ach, 't is mij zoo een rouwe,
Rb.
Ge drijft met mij den spot.
J.
Lief Grietje, schenk me uw trouwe.
Rl.
Dien deugniet sla ik dood!
7.
Rb.
Daar ligt hij thans ter neder
die u zijn liefde bood.
M.
Vergeef het mij, mijn Roeland,
mijn smarte is overgroot.
J.
Kom, wil die tranen stelpen,
lief Grietje, volg me nu.
M.
Wij kunnen hem niet helpen,
mijn Jantje, 'k ga met u.
| |
[pagina 1151]
| |
8.
J.
Thans vieren we de bruiloft!
M.
Wel zeker, lieve maat.
Rl.
Een woordje Jan, mijn buurman,
al voor gij henen gaat:
Wie mindt ge Margerietje?
M.
U, Roeland, liefste mijn!
Rl.
Ga nu de klokken luiden
't Zal nu mijn bruiloft zijn.
9.
M.
'k Min u alleen, mijn Roeland,
Rl.
Gij deugniet, pak u weg.
J.
Zou Grietje mij verlaten?
M.
Ge zijt een dwaze gek.
J.
Geen losse meisjes wil ik.
Rl.
Ga Jantje, delf uw graf,
nu is Margriet van Roeland
en gij hebt uw ontslag!
| |
Tekst.De oorspronkelijke Engelsche tekst van het ‘Rowland's’ lied werd tot hiertoe niet teruggevonden. Die tekst behoort tot de kluchtspelen met muziek (Jigg's), een soort van operette in Engeland ontstaan met het einde der XVIde eeuw, door de Engelsche comedianten al dadelijk overgebracht naar de Nederlanden en vandaar naar Duitschland. Van eene Nederlandsche navolging van dit lied, eigenlijk een klein kluchtig zangspel, waarin optreden Roelant, Robert, Grietje en de klokluider Jan, bleef slechts de aanvangsregel: ‘Soet, soet Robertjen’ bewaard. Eene Duitsche 17de-eeuwsche navolging ‘O nachbar lieber Robert’, is ons integendeel bijgebleven. De verschillende Duitsche bronnen worden aangeduid door Dr. J. Bolte, Das Liederbuch des Petrus Fabricius, Jahrbuch des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung, XIII (1887), bl. 64, nr. 22 ‘Der engelländische Roland’ en in de verhandeling van denzelfden schrijver, Die Singspiele der englischen Komödianten und ihrer Nachfolger in Deutschland, Holland und Skandinavien, Theater-geschichtliche Forschungen herausgegeben von Berthold Litzmann, VII (1893) bl. 8-11. Het Duitsche stuk, waarvan wij hierboven eene navolging mededeelen, vindt men herdrukt in Böhme's Altd. Lb., nr. 85, bl. 174 en in Erk u. Böhme's Deutscher Liederhort, II, nr. 488, bl. 308. De wijs: ‘O neighbour Roland’, zegt Dr. Bolte, wordt vóor 1600 aangehaald in The Roxburghe ballads, uitgegeven door Ch. Hindley, III, 1880, 104. Onder den naam van ‘Rowland’ komt zij voor bewerkt door William Byrd (1588-1523), in het na 1620 geschreven zoogenaamde virginaalboek van koningin Elisabeth; zie J.A. Fuller Maitland and W. Barclay Squire, The Fitzwilliam virginal book, 1889, II, bl. 190. Daarentegen draagt dezelfde melodie in Lady Neville's Virginalboek (1591), in dat van William Forster (1624) en in Robinson's School of music (1603), den titel van ‘Lord Willobies wellcome home’, naar een lied ter eer van Peregrine | |
[pagina 1152]
| |
Bertie Lord Willoughby of Erresby (gest. 1601), die in 1587 Leicester opvolgde als bevelhebber der Engelsche troepen in de Nederlanden tijdens den strijd tegen Spanje. Dr. Bolte veronderstelt dat de Engelsche tooneelspelers, die Leicester's gunst genoten daar zij door deze in 1586 bij Koning Frederik II van Denemarken werden aanbevolen, insgelijks aan zijn opvolger zochten te behagen en op de melodie van een ter eere van dezen laatste gedicht lied het beruchte ‘Singspiel’ (Jigg) maakten, dat naderhand, ook in den vreemde, zulken buitengewonen bijval verwierf. | |
Melodie.De zangwijs door Chappell, The ballad literature and popular music of the olden time, 1855-59, I, bl. 114 (zie mede II, bl. 770), gebracht op het lied ter eer van Lord Willoughby: ‘The fifteenth day of July’, is ontleend aan Valerius (zie hierna) met verwaarloozing van de groote sexte in de tweede, en door herhaling ook in de zesde maat, die bij Chappell kleine sexte wordt. De Duitsche lezingen der melodie dagteekenen van 1603, 1611 en 1613 en zijn te vinden bij J. Bolte, Das Liederbuch des Petrus Fabricius, Musikbeilage, bl. 8, nr. XXII, en bij Erk u Böhme, t.a.p. Een ‘Paduan’ (Pavane) voor vijf snaarspeeltuigen, Nürnberg 1604, door Valentin Haussmann, in partituur uitgegeven door Böhme, Gesch. des Tanzes, 1886, II, nr. 169, bl. 89, is niets anders dan eene bewerking van het hier besproken lied. De aanvang luidt: Nederlandsche lezingen: | |
A.Pieter Lenaerts van der Goes, Den druyventros der amoureusheyt, 1602: | |
B.Theodotus, Het Paradijs der gheest. en kerck lof-sanghen (1621), 1648, bl. 695: Ga naar voetnoot(1) O Godt ver - he - ven /
tot u neem ik de vlucht/
Ghy zijt mijn le - ven /
om u ick dick- mael sucht:
Ghy zijt al - leen mijn vas - te rust /
Die al - le mijn swaer lij- den blust:
Ghy zijt mijn me - de - cijn.
Gheeft troost eer ick ver-dwijn.
| |
[pagina 1153]
| |
C.Valerius, Nederl. gedenck-clanck, 1626, bl. 83, ‘stem: Soet soet Robbertgen’, voor: ‘Prijst God ons aller Heer’. In de tafel wordt ‘Soet Robbert’ onder de Engelsche stemmen aangeduid: Prijst God ons al - ler Heer,
Die 't die - pe meyr ver - droogt,
Die daer tot sy - ner eer,
Het wa - ter weer ver - hoogt,
End' ley -den doet
Na sy - nen wensch,
Door ebb' en vloet,
Dat me-nich mensch
Van sulc - ken daet,
Meer als ver - won - dert staet.
| |
D.Dr. J.P.N. Land, Het luitboek van Thysius, nr. 78: ‘Soet Robbertgien’ of ‘Soet Robberken’ wordt aangehaald als wijs in: Den nieuwen verbeterden lust-hof, Amst. (1602) 1607, bl. 43 en 69 voor de liederen: ‘Door een alleen’ en ‘Om te versinnen’; - Wouter Verhee's Liederboek, aangelegd in 1609, Hs. der Hamburger Stadsbibliotheek, besproken door Dr. J. Bolte, (Tijdschr. voor Ndl. taal- en letterk., VIII (1888), bl. 237 vlg.), een vervolg op de bespreking van hetzelfde Hs. door Dr. Kalff in het voornoemde tijdschr., V (1885), bl. 137 vlg.: ‘Een nieu liedeken op den voys van soet Robbergen: Door liefden reijn verwonnen ic blyven moet’. - Lb. met emblemata, Hs. nr. 19544 ter K. Brusselsche bibl., voor het lied nr. 17 (7 strophen), dat aanvangt: O Venus camenierken, vercoelende fonteyn,
blust toch t'vierken, dat my aendoet dees pijn;
anders moet ick verbranden, ten zij dat Godt my geeft
't hert van den Salemander, dat door die minne leeft.
| |
[pagina 1154]
| |
In Isaak Vos' klucht van Robbert Leverworst (Amst. 1650, bl. 36), zie Dr. Bolte. Die Singspiele, enz., bl. 9, wordt als een naklank van het bedoelde Engelsche kluchtspel vernomen, ter plaatse waar de buurvrouw Reymerich den held van het stuk naar zijn naam vraagt en op diens antwoord: ‘'k Hiet Robbert’, in verwondering uitroept: ‘Hoe na, benje een Engels-man?’ De wijs ‘Gaillarde Roelant’ wordt aangehaald door G. Guil. Bolognino, Den gheestelycken leeuwercker, Antw. 1645, bl. 339, voor: ‘Catharinam looft te gaer’; in Den eerelycken pluk-vogel, 8sten druk, Antw. z.j. (kerk. goedkeuring 1669), bl. 60, voor: ‘'k Quam lest by mijn Roosemond’; in Den blijden-wegh tot Bethleem, Antw. 1645, bl. 162, en in Den gheestelycken speel-waghen, Antw. 1671, bl. 159, waar het heet: ‘op de wijze vande gillaerde Roelandt’, voor het lied: Iesus uwen naeme goet’. Geen van deze liederen past op de melodie ‘Soet, soet Robbertgen’. Eene andere zangwijze, met opschrift: Gaillarde Roelant, komt voor in het 17de-eeuwsche klein beiaardboek, berustend op het stedelijk archief te Gent: Te oordeelen naar de vele Fransche melodieën in dat beiaardboekje opgenomen, is deze zangwijze insgelijks van Fransche afkomst. |