Dr. A.D. Loman op Valerius, bl. 36, vermeldt een ‘Nieuw kluchtlied op de voys: Het was een fray ryck borghers kindt (te vinden in nr. 168 der straetliedboekjes in de curieuse verzameling op de bibliotheek van Ned. Lett. te Leiden, onder nr. 2610 aanwezig), dat geheel dezelfde versmaat heeft als het lied bij Valerius’.
Dezelfde versmaat hebben een lied van Bredero, De groote bron der minnen (Amst. 1622), uitg. Amst. 1890, bl. 453, ‘Ach strenghe liefd ghy schijnt seer soet’, met wijsaanduiding: ‘Het was een rijck burgers kint’, en een lied van Stalpaert, Gulde-jaers feest-dagen, Antw. 1635, bl. 334, ‘Die met goe kennis weten wil,’ met stemaanduiding: ‘Het was een fraey rijck borgers kind’.
Het lied van Theodotus, Het Paradys der geest. en kerck. lofsangen, uitg. 's-Hertogenb. 1627, bl. 457, met aanvang: ‘Dominice // Gods trouwen knecht’, en stemopgave: ‘Het was een rijcke koopmans soon’, zoowel als het lied: ‘Het was een rijck boermans sone’ uit het Antw. lb., nr. 63, bl. 94, hebben anderen strophenbouw.