Tekst.
Haerl. oudt lb., Amst. 1716 (27sten druk), bl. 60, ‘van den ouden kouden man’, zonder wijsaanduiding, hierboven weergegeven. In de uitgave verschenen te Haarlem, bij Vincent Casteleyn, z.j., bl. 53, voert het lied tot stem-aanduiding: ‘Het meysje op den oever’; - Willems, Oude Vl. ldr., nr. 117, bl. 278. - Aangeh. door Dr. Kalff, Het lied in de M.E., bl. 415. Hoffmann v.F., Holländische Volksldr., 1833, bl. 146, noemt dit lied: ‘höchst unverständlich’. Wellicht zijn hier fragmenten van verschillende liederen samengeloopen.
In str. 5 en in de eerste twee regelen van str. 6 vindt men str. 10 en de eerste twee regelen van str. 11 terug van het lied: ‘Och Elsje, seide hi, Elsje’; zie nr. 30, bl. 175 hiervoren. Beide liederen werden dus waarschijnlijk voorgedragen op dezelfde melodie, misschien de nieuwere wijs van ‘Het daghet in den Oosten’. ‘O Korentje van seven jaer’ (str. 2, v. 1) wordt aangeh. door Stalpaert, Guldeiaers feest-dagen, Antw. 1635, bl. 1142, als stem, voor het lied met zelfden strophenbouw: ‘Nataelja draeghd nen rosen-hoed’. Zie mede nr. 23, str. 14, bl. 146 hiervoren, en de aant. bl. 148.