Het oude Nederlandsche lied. Deel 1
(1903)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 674]
| |
Eerste melodie. | |
[pagina 675]
| |
1.
Gelijk een roos in 't groene veld,
aen d'eenzaemheid gewend,
door eenen storm wordt neêrgeveld
in 't midden van haer lent;
dit lot is aen een maegt besteld,
die de liefde niet en kent.
2.
Wien heeft het leven ooit behaegd,
't en zy hy heeft bemind;
en die geen ware liefde draegt,
kiest immers eenen vrind.
Zeg my: wie is u lief, o maegt,
die plaets in uw herte vindt?
3.
Schoon dat gy met myn woorden spot,
uw hert zal u verraên;
de pylen van den minnengod
en kunt gy niet ontgaen.
De liefde, neen, dat magtig lot
kunt gy niet wederstaen.
| |
Tekst.Willems, Oude Vl. ldr. nr. 173, bl. 390; - Snellaert, Oude en nieuwe liedjes, 1852, nr. 29, bl. 16; 1864, nr. 37, bl. 44. - Snellaert op Willems, t.a.p. zegt: ‘Dit lied, het welk niet zeer oud is, is algemeen in Vlaemsch-Belgie gekend. Sommigen schryven het toe aen den onlangs overledenen Gentenaer Van Ackere. Zie Kunst- en letterblad, Gent, 1842, bl. 12. De wyze noteerde my de heer Mery [Miry], orchest-meester der Fonteinisten alhier.’ In het door Snellaert aangehaalde Kunst- en letterblad leest men t.a.p.: ‘Den 20 January [1842] overleed te Brussel de Gentenaer E.P. (Emanuel Pieter) van Acker, vermoedelyke schryver van 't bekende lied: ‘Gelyk een roos in 't groene veld’. De volgende aanteekeningen ben ik verschuldigd aan mijn ontslapen vriend Th. J.I. Arnold: ‘Emanuel Pieter van Acker werd omstreeks 1772 te Gent geboren. Hij was de zoon van Emanuel, mr. laarzenmaker, die aan zijne kinderen eene zeer zorgvuldige opvoeding gaf. Emanuel en zijn broeder Karel stichtten, onder de bescherming van den magistraat van Gent, eene Academie van koophandel (1791-1802), uit welke Academie vele goede leerlingen zijn voortgekomen. Emanuel Pieter was lid van den Constitutioneelen kring, en van het Instituut voor kunsten, wetenschappen en weldadigheid, te Gent gevestigd. Later volgde hij, als bediende van de betalers, het Fransche leger. Onder de regeering van Lodewijk XVIII had hij in Frankrijk bij 's Rijks schatkist eene bediening gekregen. Nog later woonde hij te Brussel, als bediende der Algemeene maatschappij tot bevordering van volksvlijt, besturende de Bank der Nederlanden, te Brussel, waar hij den 20 Januari 1842, in den ouderdom van 70 jaren overleed. In handelszaken en in de comptabiliteit zeer ervaren, genoot | |
[pagina 676]
| |
hij steeds de achting zijner oversten, en de goedaardigheid en gulhartigheid van zijn karakter verschaften hem talrijke vrienden. Het is, meenen wij, Em. van Acker, die de woorden der bekende Vlaamsche romance: “Gelijk een roos in 't groene veld”, geschreven heeft, zijnde hij lang een der uitstekendste leden van Gent's Rhetorica geweest. Jodocus van den Abeele, kunstschilder te Gent, heeft een portret van Van Acker gelithographieerd. (Uittreksel uit de Gazette van Gent van 2 Febr. 1842, vermeerderd met eenige aanteekeningen in handschrift van Goetghebuer).’ De door Ferd. vander Haeghen, Bibliogr. gantoise, vermelde geschriften van E.P. van Acker bestaan uitsluitend uit Fransche stukken, allen te Gent gedrukt, zijnde namelijk: eene Hymne à la paix pour la fête du 30 brumaire an VI, op muziek gebracht door den Gentenaar Pieter Verheyen; een Éloge du XVIII fructidor, uitgesproken in hetzelfde jaar VI, te Gent, ‘à l'occasion de l'anniversaire du 9 Vendémiaire, époque de la réunion à la République Française’; eene Ode à l'envie ou la Terpsichore démasquée, van het jaar IX, antwoord in verzen aan iemand, die van Acker's verzen had aangevallen; een geschrift getiteld: Le bilan ou les sacrifices, z.j., dat op een catologus van 1806 voorkomt. Nog wordt V.A. genoemd onder de schrijvers, die bijdragen in verzen hebben geleverd in Annuaire poétique de Gand pour l'an XII (1803-1804). Of E.P. van Acker ‘lang een uitstekend lid van Gent's Rhetorica is geweest,’ schijnt niet stellig bewezen. Zijn naam wordt niet vermeld in Blommaert's Geschiedenis der Rhetorykkamer de Fonteine, Gent, 1847. Slechts eenmaal vindt men dien zelfden naam in het Régitre (sic) des procès-verbaux de la société de rhétorique (‘de Fonteine’) van 1812. In dit jaar werd Em. P. van Acker, ‘homme de lettres à Paris’, tot eerelid benoemd. In een in het Nederlandsch geschreven, uit Parijs gedagteekenden brief van den 15en Juli 1812, bedankte hij voor de eer hem aangedaan. Een zeer ijverig lid van Gent's Rhetorica was integendeel Ferdinand Joseph van Acker, geb. te Gent in 1784, die, volgens het voornoemde Régitre en volgens den Wegwyzer der stad Gend, sedert 1816 gedurende lange jaren lid was van den bestuurraad der Fonteinisten. ‘Gelijk een roos’ wordt aangehaald als wijs in: De dulle Griete, Vlaemsche liedekens op den tyd, door een waren volksvriend [Pieter Lebrocquy], Gent [1839], bl. 94, voor: ‘Te Brussel pronkt een afgodin (‘by het inhulden (sic) van het standbeeld der zoogenoemde Vryheidsgodin te Brussel); - Snoeck's liedjesboek, Gent, z.j. voor: ‘Wel Threseke, mijn zoetekind’ (‘Boeren-vrijagie’), een liedje, dat eerst verscheen in Snoeck's almanack voor 1859, sign. E vo. | |
Melodie. I.Willems, t.a.p.; | |
II.(variante) F.A. Gevaert, Verzameling van [acht] oude Vlaemsche liederen, Gent, z.j. [1854]; - naar dezen laatste, in Nederl. lb. uitgegeven door het Willems-Fonds, Gent, II (1892) bl. 97. In December 1893 verklaarde mij Gevaert, dat de melodie door hem was uitgegeven, zooals hij deze had geleerd van zijne in 1795 geboren moeder, die op hare beurt het lied van hare moeder had afgeluisterd. - Tekst en melodie zijn waarschijnlijk ontstaan in het eerste kwart der XIXde eeuw. |
|