Tekst.
Antw. lb., nr. 60. bl. 90, ‘een oudt liedeken’, hierboven teruggegeven. De aanvang der tweede strophe van dit 15e-eeuwsche wachterlied stemt overeen met den aanvang der oude vergeestelijking: ‘Hoe luyde soe sanc die lerer al op der tynnen’ (zie hierna onder de geestelijke liederen), die zoowel als het hier besproken lied dialogeerend is. Varianten van de vierde en vijfde strophe vindt men niet zelden in onze liederen terug. Vgl. Antw. lb. nr. 96, bl. 145, ‘Ic sie die morgen sterre’, str. 11; - Id. nr. 97, bl. 146, ‘In Oostland wil ic varen, str. 2, 3, nr. 53, bl. 290 hierboven; - Willems, Oude Vl. ldr., nr. 19, bl. 36, ‘Naer Oostland willen wy ryden’, str. 8 en 9, en Hoffmann v.F., Niederl. Volksldr., nr. 104, bl. 208, zelfde lied, str. 4 en 5; zie mede hierna, het lied: ‘Na Oostlant wil ic varen’ str. 3-4.