Brieven. Deel 8. 3 december 1938-9 mei 1940
(1984)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3865. Aan G.O. Tissing: Bergen, 11 november 1939Bergen-binnen, 11 Nov. '39. Beste Adé, We zitten nu zowat 1½ maand in Holland, waarvan 1 maand hier in Bergen. Op 21 Sept. 's middags kwamen we in Vlissingen aan, na van de Indrapoera weer te zijn overgezwaaid op een bootje van de overvaartdienst op Londen, een boot die veel te klein was, zoodat, als wij werkelijk op een mijn waren geloopen, gegarandeerd 2/3 van de opvarenden te water zou zijn geraakt. Na Port-Saïd zijn we nog 3 × door engelsche oorlogschepen opgebracht: eens in de haven van Gibraltar, eens in the Downs, eens in Tilbury (bij Londen). Met-datal waren we toch maar 9 dagen te laat, terwijl bv. de Van Schendels, | |
[pagina 326]
| |
die met de Tabian uit Genua naar Holland gingen, over dat snerteindje 6 weken hebben gedaan, - door alle aanhouderij. (Zoo hebben ze 18 dagen in Gibraltar gelegen, zelfs tegelijk met ons, zonder dat we 't van elkaar wisten, en de Indrapoera maar 1 dag.) Enfin, hier zijn we nu. Toen we aankwamen, was de spanning in Holland net voorbij; sinds de oorlog er is, is iedereen rustiger geworden. Nu, sinds een paar dagen is er weer dreiging aan de lucht; de verloven van de gemobiliseerden zijn ingetrokken, overal worden militaire maatregelen getroffen (ook hier in Bergen, waar vlak voor ons een militair vliegveld is, en iets verder een post van luchtafweergeschut), kortom, men bereidt zich voor op gedonder. Inderdaad kàn dat moffentuig iedere dag de grens overtrekken voor die fameuze ‘bliksemoorlog van Oldenzaal tot Vlissingen’ die geregeld wordt aangekondigd. Men zit nu te overwegen in hoever we gemold zullen worden, dwz. of het moffentuig ons verachtelijk achter onze waterlinie zal laten liggen, als 't zoover is, of toch maar alles platschieten. Als deze brief je bereikt, is alles wschl. weer voorbij - in den goeden zin, wil ik hopen. Nog steeds heb ik geen lust om anders dan bij werkelijke noodzaak mijn plannen door Schoft H. te laten beïnvloeden. Wij hebben het hier heerlijk, wij blijven hier dus nog een week. Tegen 20 dezer dachten we naar Den Haag te gaan - waar ik dan ook naar FeickoGa naar voetnoot1. zal gaan, als hij er nog zit - en dan begin ik daar aan die Van Hogendorp-papieren te werken. Bep knapt hier eindelijk op. Het ging bij haar heel wat langzamer dan bij mij, hoewel ik in Indië toch ‘knauwen’ heb gehad en zij er eig. nooit werkelijk ziek was. Alijntje loopt al vroolijk door de najaarsbosschen en door het duin, begint een noordhollandsch accent te krijgen, enz. - kortom, is even goed in zijn sas hier als in Indië. Kreeg je mijn brief nog uit Port Saïd?Ga naar voetnoot2. Wij hebben daar 8 dagen stilgelegen, 4 dagen op de Stentor nog, daarna waren we in 't hotel. Naar Brussel ben ik al geweest. Gille zit nu in de hoogste klas van de lagere school en Jean de Sturler heeft me erg afgeraden hem nù daarvan af te nemen. Het beste is dat hij kompleet de lagere school in België afloopt, - wil ik hem daarna meenemen naar Holland, om hem hier op de H.B.S. of Mulo te doen, dan is er tenminste één deel compleet afgedaan op dezelfde manier. Maar in ieder geval zou hij | |
[pagina 327]
| |
dan toch privaatlessen moeten krijgen in 't nederlandsch. Als ik nu in Den Haag ben zal ik bij den een of anderen betrouwbaren pedagoog naar alle mogelijkheden informeeren. Gevaar loopt hij in België niet méér dan hier, eerder minder. Hij is heel geschikt, alleen ontzettend dik geworden; werkelijk ziekelijk. Ik ben met hem naar een dokter geweest, die hem pillen daartegen heeft gegeven en bij wien hij eens per maand gewogen moet worden. Waar we gaan wonen, weten we nog niet. Dit gedreig uit den moffenhoek werkt daar ook niet verhelderend op. Ik zal in elk geval wel 1½ à 2 maanden in Den Haag moeten zijn; van mijn werk en wat er dan aan ‘mogelijkheden’ bestaan zal, laten we de rest dan afhangen. Hier in Bergen is het heerlijk rustig en goedkoop, maar we kunnen ook elders ‘buiten’ neerstrijken, bij Wassenaar of Vogelenzang of zoo. Daarover dan tezijnertijd, als we niet ‘weggeboend’ worden eer het zoover is. Hoe gaat het jullie? Je moeder, Ira, jezelf? Merk jij nog iets van den oorlog, ook in 't bedrijf? Hoe is 't met Bas en TruusGa naar voetnoot3. in Batavia? Doe hun onze hartelijke groeten. O ja, als er iets mocht gebeuren, wil je deze brief dan doorzenden aan mijn tante Lot (mejuffrouw Ch. Loonen, Groote Postweg 92, Soekaboemi)? Ik heb haar beloofd over Gille te schrijven, maar wacht daarvoor op een foto die ik aan Simone heb gevraagd en die ik haar (tante Lot) zenden wil. Die komt maar niet. - Weet je wat, stuur deze brief in ieder geval maar, dan hoeft ze er niet zoo lang op te wachten en weet ze in ieder geval weer iets, ook over ons. Ik heb hier in Bergen stevig gewerkt: heele artikelen voor 't Bat. Nwsblad en Krit. en Opbouw geschreven en voor de Nieuwe Rotterd. Crt. en Groot Nederland. Dit is ook om ‘vooruit te werken’, dwz. om de handen vrij te hebben voor ander werk, als we in Den Haag zijn. Physiek voel ik me ongelooflijk opgeknapt; dat was ik aan boord al. Ik ben 20 jaar jonger geworden, sinds Indië, hoewel ik een goede week geleden 40 werd. De vrienden hier vonden me nauwelijks veranderd. Bep ziet er nog zwakjes uit, maar krijgt nù toch weer wat kleur en wangen. Schrijf me eens. Mocht de boel hier misloopen, informeer dan naar Gille o.a. bij zijn grootouders: Mme Legai, 26 rue Estelle Chaudron, Montigny-le-Tilleul, want dààrheen moet hij in geval van | |
[pagina 328]
| |
oorlog ‘vluchten’. Ook bij Dr. Jhr. J. de Sturler, 92 Avenue de la Floride, Brussel. Nu, Dé, het allerbeste daarginds. Groet je moeder en Ira van ons en heb zelf een hartelijke hand van steeds je E. |
|