Brieven. Deel 8. 3 december 1938-9 mei 1940

3663. Aan Soejitno Mangoenkoesoemo: Bandoeng, 5 maart 1939

Bdg., Zondag
(5-3-'39)

Beste Soejitno,

Dank voor je lange brief, met de vele details over die islamitische verschillen. Jammer dat de heeren intellectueelen zoo weinig te antwoorden hebben op mijn stuk. Soeroto zegt een paar dingen die hun niet zullen bevallen.^1. Ik sprak er vanmorgen met de Dj.'s^2. over, die hier waren. Inspireert het stuk van S. je tot een repliek, stuur me die dan zoo gauw mogelijk; dan kan die in 't volgende nr. Heeft Alwi het stuk van Sjahrir al voor me vertaald? Ik kan nr aanl. daarvan een

1. Zie 3592 n 2.

2. Soegondo en Soewarsih Djojopoespito, zie ook 3592 n 2.

[p. 118]

goed stuk voor K. en O. maken misschien.^3. Overigens hangt dit tijdschrift me nog steeds half en half den keel uit. Koets is nu redacteur-af, hij en Koch waren het toch te weinig met elkaar eens. Maar hij blijft meewerken.

Tot nader. Hart. gr. van

E.

3. Zie voor stuk van Sjahrir: 3642 n 3; de reactie van DP: ‘Notities bij het artikel van Sjahrir’ in K&O 2 (1939-1940) 9 (16 juni 1939) p. 138-140 en 10 (1 juli 1939) p. 154-156 (Indies memorandum, Vw 7, p. 96-108).