Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
3310. Aan G.O. Tissing: Garoet, 22 oktober 1937Garoet, 22 Okt. '37. Beste Adé, We zitten nu een goede week al in Garoet. Alles is Bep alweer tegengevallen; ze is bovendien totaal overstuur, en tot niets in staat. In deze omstandigheden heb ik geen enkele fiducie meer in Batavia; het zou daar de hel in huis zijn. Ik stel Bep nu voor dat zij de laatste maand heelemaal de kou ingaat: naar Tosari of waar ook, en dat ik deze laatste tijd nog benut om wat van Indië te zien. Tegen half December of zoo kunnen we dan op de boot. Ik zal wel zien hoe ik 't dan in Holland bolwerk. Mijn schrijverij is op deze manier toch verpest. Ik kom je nu vragen: kan je je nog een paar dagen vrij maken om met mij samen te zijn, dwz. om samen naar de Zandbaai te gaan.Ga naar voetnoot1. Ik heb me in mijn hoofd gezet dat nog even te zien, voor ik wegga. Zoolang ik met Bep getrouwd ben, zal ik zeker nooit meer naar Indië gaan. Als zoodanig is de les nuttig geweest. En ik hèb het nu tenminste gezien. Ik kan niet zeggen dat het, ook voor mij, een bizonder prettige sfeer is in dit land van tractementsprollen gezegd djempols.Ga naar voetnoot2. En het landschap vergoedt veel, maar niet alles. Graag spoedig antwoord op die eene vraag. Als steeds je Ed. |
|