Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd26. Aan A.C. Willink: Brussel, 13 mei 1925Brux. 13 Mei. Beste Willink, Dank voor MS. en opdrachtGa naar voetnoot1., gisteren ontvangen. Je verhaal bevalt mij in vele opzichten; ik kom hier nader op terug - zal je uitgebreid schrijven welke passage's, etc. De spelling, hier en daar onzeker heb ik ijverig in orde gebracht, en verder de noodige verbuigings-n's erin gewerkt, die noodig zijn waar je de-Vries-en-te-Winkelsch spelt-en-schrijft! - Ik zend het MS. vandaag naar Peeters, zien wat die ervan zegt. - Nu de kwestie ‘reminiscenties’: de pijnlijke! Grappig genoeg hebben, wat ‘te voorzichtig zijn’ betreft, wij elkander niet kùnnen beïnvloeden, omdat ik n.l. die geheele laatste alinea op de drukproeven aanbracht. Daarbij is het gebruiken van de- | |
[pagina 63]
| |
zelfde gemeenplaats niet zoo erg. Onaangenamer trof mij het zoenen en terugzoenen van Suze en Albert dat sprekend op een phrase betreffende Bob en BetsyGa naar voetnoot2. lijkt, maar dit is ook niets omdat ik die phrase bij mij zal om werken (je dwingt mij, wat heel heilzaam is, wat anders te vinden). Je zin evenwel: ‘Zijn stappen klonken hard op de keien’ heb ik veranderd in: ‘Het is hard loopen op keien’, wat uitstekend met den volgenden zin samengaat - dit om Seuphor (denk aan de stappen op de kasseien!) geen genoegen te geven. - Wat Ritter betreft, natuurlijk is die in noot 4 niet bewust sarcastisch geweest, die zin geef ik aan zijn woorden.Ga naar voetnoot3. Nu kerel tot nader; als gezegd schrijf ik eerstdaags meer. Steeds je DP |
|