Moderne sociologie
(1959)–J.A.A. van Doorn, C.J. Lammers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| ||||||||||
Vierde deel
| ||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||
Inleiding
| ||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||
is dan ook gering. Men doet er dan ook goed aan zulke ‘uit zichzelf voortbestaande’ systemen als grenspgevallen te zien. Gewoonlijk zal het groepsleven een bepaalde mate van continuïteit vertonen, welke gezien kan worden als de resultante van naar verandering stuwende krachten enerzijds, en van processen die hieraan weerstand bieden, anderzijds.
In de volgende paragrafen zullen wij ons vooral bezighouden met die processen en structuurvoorzieningen, die een bepaalde evenwichtstoestand in een sociaal systeem bevorderen, terwijl in het laatste, vijfde deel dan de processen ter sprake komen, die juist verandering - een doorbreken van een evenwichtstoestand - bewerkstelligen. Hierbij moet echter vooral niet uit het oog verloren worden, dat het hier beslist niet om twee principieel verschillende soorten van sociale verschijnselen gaat. Continuïteit en verandering in het groepsleven hangen nauw samen; het een kan niet los van het ander gezien worden. De sociaal-psycholoog Lewin formuleert het verband tussen de dynamische en de statische aspecten van het sociaal gebeuren als volgt: ‘Periods of social change may differ quite markedly from periods of relative social stability. Still, the conditions of these two states of affairs should be analyzed together for two reasons: (a) Change and constancy are relative concepts: group life is never without change, merely differences in the amount and type of change exist. (b) Any formula which states the conditions for change implies the conditions for no-change as limit, and the conditions of constancy can be analyzed only against a background of “potential” change’.Ga naar eind263.
In de sociologie wordt het vraagstuk van de krachten, die in een sociaal systeem van belang zijn voor de continuïteit, aangeduid als de kwestie van de sociale controle. Onder sociale controle zullen wij verstaan: het geheel van factoren, dat bepaalde evenwichtstoestanden in een sociaal systeem handhaaft of herstelt. Wij zullen geen poging wagen om de vele controversen, inzichten en classificaties, die in de sociologie met betrekking tot het begrip sociale controle opgeld doen, kort weer te geven.Ga naar eind264. Voor het doel van deze inleiding is het voldoende om - uitgaande van bovenvermelde definitie - enige markante aspecten van deze materie te behandelen. | ||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||
Voor een juist begrip van de manier waarop een sociaal systeem ‘waakt’ voor een zekere mate van cultureel-structurele stabiliteit, is het in de eerste plaats nodig iets nader in te gaan op de kwestie wat onder ‘evenwichtstoestand’ moet verstaan worden. Een statisch evenwicht treft men aan daar, waar dezelfde elementen zich in een betrekkelijk constant patroon van relaties gedurende een bepaalde periode handhaven. In de levenloze natuur bevinden allerlei vaste lichamen zich in een statische evenwichtstoestand. Een steen, een tafel en een gebouw bestaan gedurende lange tijd uit dezelfde moleculen, die in hun onderlinge relaties een betrekkelijk duurzame orde te zien geven. In de levende natuur daarentegen heeft men veelal met dynamische evenwichten te maken. Weliswaar is er bij een dynamisch evenwicht een ‘va et vient’ der elementen, maar desondanks blijft een bepaald vast patroon van relaties in stand. De cyberneticus Bok illustreert dit op de volgende wijze: ‘een dynamisch evenwicht betreft altijd een veranderende samenstelling. Als het water op een bepaalde plaats in een rivier een tijdlang even hoog blijft staan, dan is dat niet daaraan toe te schrijven dat op die plaats steeds hetzelfde water aanwezig is, het is gevolg van het feit, dat er evenveel water naar die plaats toe stroomt als er in diezelfde periode van weg stroomt. Het constante niveau is een uitdrukking van het “dynamische evenwicht” tussen de plaatsvindende aan- en afvoer van het water’.Ga naar eind265. Dit voorbeeld vertoont een treffende analogie met het sociale leven. In het sociale systeem van een school bijv. is er steeds sprake van een wisselende samenstelling; voortdurend komen en vertrekken er generaties van leerlingen en leerkrachten, maar desondanks blijft veelal een karakteristiek patroon van onderlinge betrekkingen en verhoudingen voortbestaan. Hetzelfde geldt voor allerlei militaire en industriële organisaties, en zelfs tot op zekere hoogte voor de maatschappij als geheel. Steeds maakt een oudere voor een jongere generatie plaats, maar toch is er - in het ene geval meer, in het andere geval minder - continuïteit. Zelfs als wij een groepering bezien die gedurende een bepaalde tijd uit dezelfde personen bestaat, dan is er toch van een wisseling der elementen sprake. Zoals in vorige hoofd- | ||||||||||
[pagina 273]
| ||||||||||
stukken werd uiteengezet, zijn de kleinste elementen van een sociaal systeem niet de individuen, maar de tussen individuen zich voltrekkende interacties en communicaties. Ook in een ‘duurzaam’ gezin zijn de interacties en communicaties, waaruit in laatste instantie de gezinsstructuur bestaat, nooit dezelfde. Wanneer er in de gezinsrelaties een evenwichtstoestand valt op te merken, dan komt dit niet doordat dezelfde interacties en communicaties blijven bestaan, maar doordat deze elementen telkens weer een bepaald patroon, een betrekkelijk duurzame vorm opleveren. Evenwichtstoestanden in het sociale leven zijn dan ook altijd dynamisch - of (een term van Lewin) quasi-stationair - van aard. De sociologische studie van de sociale controle betreft derhalve het blootleggen van processen en voorzieningen, die in een sociaal systeem een dynamisch evenwicht in stand houden of herstellen.
Getrouw aan het uitgangspunt van dit hoofdstuk dat men het evenwicht altijd tegen de achtergrond van naar verandering stuwende krachten moet zien, zullen wij in het volgende enige voorzieningen van sociale systemen behandelen, die alle als een soort tegenwicht van evenwichtsverstorende factoren beschouwd kunnen worden. Ten eerste wordt welhaast elke groep of collectiviteit geconfronteerd met nieuwelingen, die ingelijfd moeten worden. Is de groepering niet in staat aan een volgende generatie het ‘pakket’ van normen, waarden, verwachtingen en doeleinden intact over te dragen, dan verliezen de tradities van de groepering gaandeweg hun bindende kracht, en treedt een proces van de-institutionalisering, al dan niet gevolgd door een van re-institutionalisering, in. Structurele en culturele continuïteit vereisen dus voorzieningen voor cultuuroverdracht (hoofdstuk IX). Ten tweede bewaakt elke groepering de naleving van de normen. Wanneer niet geregeld een zekere mate van dwang van de groepering uitgaat, is de kans groot dat vele leden zich niet langer storen aan hen door de cultuur opgelegde gedragsregels. Een groepering kent daarom altijd wel bepaalde sancties (hoofdstuk X). Ten derde is iedere groepering gesteld voor het probleem van de verslapping van het normbesef, het op de achter- | ||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||
grond raken van de culturele doeleinden en waarden, het in vergetelheid geraken van de verwachtingen. Zonder ceremoniën en riten welke op gezette tijden bij de groepsleden de culturele eenheid tot een levende werkelijkheid maken, dreigt elke cultuur haar stuwkracht te verliezen of zelfs te verdwijnen (hoofdstuk XI). Ten vierde heeft elke groepering te maken met het probleem van toevoer, doorstroming en afvoer der leden. Gegeven het sneller of langzamer verloop der leden, wordt de structurele continuïteit altijd ‘bedreigd’ door het vacant komen der posities. De structuur - als geheel van interdependente sociale posities - kan alleen dan enigermate stabiel zijn, indien voorzieningen voor positietoewijzing een voortdurende bezetting der posities waarborgen (hoofdstuk XII). Reeds werd met nadruk gesteld, dat sociale continuïteit en sociale dynamiek op elkaar betrokken zijn. Dit komt o.m. tot uitdrukking in de wellicht ietwat vreemd schijnende omstandigheid, dat genoemde vier mechanismen van sociale controle óók een actieve rol kunnen spelen in processen van sociale verandering. Om nogmaals terug te grijpen op Boks voorbeeld van een dynamisch evenwicht: een stoomgemaal kan niet alleen een bepaalde waterhoogte handhaven, maar ook het niveau van de rivier verhogen of verlagen door een vermeerdering dan wel een vermindering van de watertoevoer uit de polders. Op soortgelijke wijze kunnen de opgesomde factoren een bepaalde evenwichtstoestand in een sociaal systeem zowel handhaven als doorbreken. Cultuuroverdracht, sanctionering, collectief ritueel en positietoewijzing zijn derhalve sociale processen, die soms stabiliserende functies, soms dynamiserende functies hebben voor het sociaal systeem waarvan zij deel uitmaken. In dit deel zullen dan de stabiliserende of wel de controlefuncties en in het vijfde en laatste deel van dit boek zullen de dynamiserende of wel de veranderingsfuncties van deze mechanismen aan de orde komen. | ||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||
Aanbevolen literatuur bij Inleiding vierde deel
|