is niet, zoals al de andere Middelnederlandse dichtwerken, in vierheffingsverzen, maar in jambische verzen geschreven.
Het hier besproken handschrift werd omstreeks 1300 geschreven, waarschijnlijk in de abdij van Sint-Truiden, waarvan Willem van Affligem abt is geweest. Blijkens een eigendomsmerk behoorde het later toe aan Rooklooster, een priorij van reguliere kanunniken van de H. Augustinus te Oudergem bij Brussel. In 1897 werd het door F. van Veerdeghem (1849-1932), professor aan de universiteit te Luik, in de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen ontdekt, waar het toen al een zeventigtal jaren onopgemerkt had berust. Op fol. 1ro is een strookje papier met het cijfer 25 geplakt, waaruit wellicht blijkt dat het door de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen op een veiling is gekocht.
C. Bruun, De illuminerede haandskrifter fra middelalderen i Det Kongelige Bibliothek, Kopenhagen, 1890, p. 116-117; F. van Veerdeghem, Willem van Afflighem's Sinte Lutgart, Bulletins de l'Académie royale de Belgique, 3e Série, 34 (1897), p. 1055-1086; F. van Veerdeghem, Leven van Sinte Lutgart, tweede en derde boek, Leiden, 1899; J. Franck, Aus dem Wortschatz der Kopenhagener St. Lutgart, Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 22 (1903), p. 285-291; D.A. Stracke, Iets over punctuatie in Middelnederlandsche dichtwerken, Leuvensche Bijdragen, 9 (1910), p. 213-243; D.A. Stracke, Een Lutgartcollatie, Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1927, p. 853-873; J. van Mierlo, Willem van Affligem en het Leven van Jesus en het Leven van Sinte Lutgart, Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1935, p. 775-915; J. van Mierlo, Het Leven van Sinte Lutgart oorspronkelijk Limburgsch? Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1936, p. 627-643; J. van Mierlo, Geestelijk eptek der middeleeuwen, Brussel, 1939, p. 101-159; D.A. Stracke, Over den berijmer der Kopenhaagsche Lutgart, Ons Geestelijk Erf, 20 (1946), p. 50-101; W.H. Beuken, Lutgart-problemen, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 66 (1949), p. 11-22, 98-111; Gyllene böcker, Illuminerade medeltida handskrifter i dansk och svensk ägo, Stockholm, Nationalmuseum, mei-september 1952, p. 41, nr. 52; [J. Deschamps], Tentoonstelling van Middelnederlandse handschriften uit beide Limburgen. Catalogus, Hasselt, Provinciale Bibliotheek, 17 juli-25 augustus 1954, p. 16-17, nr. 7; G.I. Lieftinck, Middelnederlandse handschriften uit beide Limburgen, Tijdschrift voor Nederlandse Taalen Letterkunde, 72 (1954), p. 190-200; G. Hendrix, Willem van Affligems auteurschap van het Leven van Lutgart, getoetst aan het hoofdstuk-Thimere, Ons Geestelijk Erf, 40 (1966), p. 343-349; J. Aerts, Ridder Thimerus van Rogenier uit de Vita S. Lutgardis, Ons Geestelijk Erf, 43 (1969), p. 316-323; G. Hendrix, Naschrift bij de mededeling van J. Aerts, Ons Geestelijk Erf, 43 (1969), p. 323-325; J. Aerts, Opmerking bij het naschrift van G. Hendrix, Ons Geestelijk Erf, 43 (1969), p. 325-326; N. Häring, Der Literaturkatalog von Affligem, Revue Bénédictine, 80 (1970), p. 95.