Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdfuneraire poëzieEtym: Fr. funéraire = betrekking hebbend op begrafenissen. Verzamelnaam voor de gelegenheidspoëzie met betrekking tot dood, rouw en begrafenis als onderdeel van de totale mortuaire literatuur, zoals elegie (klaaglied in het algemeen, dus niet uitsluitend funerair), grafdicht (nenia), lijkdicht (epicedium) en threnos (rouwklacht in het algemeen, maar ook speciaal bij de verwoesting van steden), subgenres die ook reeds bij de klassieken niet scherp onderscheiden waren. Al naar gelang de doorgaans in de funeraire poëzie voorkomende onderdelen laus, luctus of consolatio (lofprijzing, klacht en vertroosting) overheersen, is er verwantschap met respectievelijk lofdicht, elegie en troostdicht. Lit: P.J. Buijnsters, Tussen twee werelden. Rhijnvis Feith als dichter van Het Graf (1963), p. 50-92 S.F. Witstein, Funeraire poëzie in de Nederlandse Renaissance (1969) M. van Vaeck, ‘Jeremias de Deckers funeraire cyclus: Suchten en tranen over 't lyck myns vaders (1659) ’ in Spiegel der letteren 25 (1983), p. 241-277 J.W.J. Versteegen & V. Vroomkoning, Een zucht als vluchtig eerbetoon: funeraire gedichten uit de moderne Nederlandse poëzie (1995).
|