| |
| |
| |
Eurydice op zoek naar Orpheus
Albert Helman, Het vergeten gezicht. Nijgh en Van Ditmar N.V., Rotterdam [1939].
Reeds in Helmans debuut, Zuid-Zuid-West, worden wij getroffen door de twee elementen romantiek en realisme, met dien verstande, dat de romantische novellist het in dit geval glansrijk wint van de realist, die slechts aan het slot, en bovendien met een enigszins multatuliaanse allure, aan het woord komt. Na zijn elegische eerste periode heeft deze tweestrijd hem tot experimenten gevoerd, die het vermoeden deden rijzen, door sommigen met leedwezen door anderen met leedvermaak uitgesproken, dat deze auteur voor de literatuur verloren was, zodat hij met de publikatie van Heenen terugweg voor een grote verrassing zorgde. In dit boek werd het ongelooflijke tot werkelijkheid: de twee tendenties had hij, hoewel zij volstrekt gescheiden bleven, toch tot een nieuwe eenheid weten om te scheppen en het merkwaardige hierbij was, dat het realistisch element, bij hem in het algemeen zwakker, in dit geval zijn sterkste kant bleek. Twee novellen worden hier op een wijze, waardoor zij tegelijk een nieuwe eenheid vormen, bijeengehouden door het simpele feit, dat d eerste het (romantisch) begin is van een willekeurig leven, terwijl de tweede het slot is, maar nu realistisch, van een ander eveneens vrij willekeurig gekozen leven. Het slagen van dit boek hing van twee dingen af: de realistische novelle zou van een zo onontkoombare en overtuigende realiteit moeten zijn, dat iedere romantische neiging daardoor tot naïveteit zou worden bestempeld, terwijl anderzijds de romantische novelle op haar beurt niet de kracht mocht bezitten, waardoor zij in staat zou zij n het realistisch vervolg te vernie- | |
| |
tigen en beschamen tot een cynische kinderachtigheid. Merkwaardig genoeg hing dus het slagen van het boek mede af van een betrekkelijke inferioriteit van het romantisch gedeelte (ten opzichte van het realistisch gedeelte), terwijl het anderzijds allicht niet essentieel inferieur mocht zijn. Om dit te bereiken moest hij niet alleen tot
de psychologie, die sommigen ten onrechte vrijwel identiek met kunst beschouwen, maar ook tot stijlproblemen zijn toevlucht nemen.
Ik meen, dat het Vestdijk is, die eens de opmerking maakte, dat die novellen het beste slagen, waarin niet een menselijk individu, maar een voorwerp de hoofdrol speelt. Hij dacht waarschijnlijk hierbij aan die novellen, waarin een brief, een haarlok of de hand met de geheimzinnig gespreide vingers van de detectiveromans, in het middelpunt van de belangstelling staan. De bedoeling is duidelijk. Volgens deze opvatting zou men als novelle die prozawerken moeten beschouwen, waarin alle handelingen in betrekking staan tot een magisch middelpunt (het bezielde voorwerp), dat niet nader ontgonnen wordt, terwijl een roman beschouwd moet worden als een situeren van personen en hun wisselwerkingen in de ruimte, die hierdoor zoal niet ‘ontgonnen’, dan toch geordend wordt.
Het magisch middelpunt is in schijn een onbezield, in wezen een bijzonder bezield voorwerp; het is om een term, ontleend aan de wetenschap te gebruiken, een affectief sterk geladen voorstelling (de brief, de haarlok, het portret). Wanneer het niet een emoties oproepende voorstelling, maar een affectief sterk geladen stelling (these) is, heeft men met een roman à thèse te doen, die in deze gedachtengang de verbinding vormt tussen novellen met haar magische middelpuntzoekende kracht en de roman met zijn ruimtelijke ordening. Hoe het dan ook zij, een feit is, dat in het probleem novelle en roman het laatste woord nog niet is gezegd, - een ander feit, dat hier meer ter zake doet, is, dat de onderscheiding novelle en roman, op deze wijze gemaakt, ten volle beantwoordt aan de tegenstelling romantische en realistische novelle, zoals zij door Helman gebruikt wordt in Heen- en terugweg en nu ook weer in zijn laatste boek Het vergeten gezicht.
| |
| |
In het eerste deel van Het vergeten gezicht speelt een portret de hoofdrol: het portret, dat de matroos Rufino steeds bij zich draagt, van het ‘onbekende meisje’, met wie hij zich wil identificeren. Het onderwerp van Het vergeten gezicht is immers de tragedie van Orpheus op zoek naar Eurydice of, zoals Helman het ten slotte meer grappig dan ontroerend stelt, van Eurydice op zoek naar Orpheus. Het is de tragedie van het verlangen naar de ‘ander’, dat ten slotte alleen gestild wordt door de identificatie met de ‘ander’, een identificatie die ten slotte toch weer uiteen moet vallen, omdat wij ten slotte in onze eigen omstandigheden en met onze eigen mogelijkheden leven, zodat een dergelijke identificatie slechts op de zeldzame hoogtepunten stand houdt. Dit verhaal, dat vrijwel tot het einde van het eerste deel toe gestadig voortgroeit, is helaas niet voltooid, omdat het tweede deel, dat de tragiek van de identificatie moest geven door middel van een sterk realistisch gedeelte, niet geslaagd is. Men moet toegeven, dat de eisen, die in dit tweede deel aan de schrijver gesteld werden, werkelijk niet gering zijn. In het tweede deel wordt eigenlijk de vraag gesteld naar de sociale positie van de prostituée Matilde, die zich als matroos heeft laten werven om zich te identificeren met haar inmiddels vermoorde geliefde Rufino: het pendant dus van Rufino, die zich met het portret wilde identificeren. Er zijn twee redenen, waarom het antwoord hierop moest falen. De schrijver tracht hier een vrouw sociaal te situeren, van wie wij in de voorgaande bladzijden enige inderdaad zeer ongewone dingen gehoord hebben, maar in wier bestaan wij geen ogenblik geloven; in het eerste deel, waarin de prachtige beschrijvingskunst gegeven wordt, die ten slotte de bekoring uitmaakt van dit boek, hindert dit gebrek aan vlees en bloed niet, bekoort integendeel tot op zekere hoogte deze schimmigheid, vooral ook
omdat het eerste boek het leven beschrijft niet van Matilde, maar van Rufino, die wel degelijk in levenden lijve voor ons staat. Daarbij komt, dat wij, nog afgezien van Matilde, van wie wij toch eigenlijk niet mogen afzien, voortdurend gehinderd worden door de poging in het tweede deel om de romantiek van de voorgaande novelle te bedelven onder vrij goedkope
| |
| |
cynismen. Een poging, die in het geheel niet slaagt. Integendeel: zo geloofwaardig als het eerste deel is, zo onwaar, zo vol platitudes is het tweede.
Het ligt voor de hand de mislukking van deze roman te wijten aan de botsing van de romantische en realistische tendenties. Dit is trouwens tot op zekere hoogte juist, maar hiermee wijst men ten slotte niet iets specifiek helmans aan; dit innerlijk conflict heeft hij met velen van deze tijd gemeen. Het merkwaardige is dus bij Helman niet de aanwezigheid van ‘Zwei Seelen in einer Brust’, iedere borstkas huisvest nu eenmaal een reeks van elkaar vreemde, zo niet vijandige elementen. Het merkwaardige is wel, dat, terwijl de romantische tendenties bij Helman geheel gericht zijn op de ‘meest individuele expressie van de meest individuele emotie’, zijn rationele functie hem blijkbaar de kant uit dringt van onpersoonlijke collectieve voorstellingen. Men kan het ook zo uitdrukken: deze schrijver, die verrast met zeer persoonlijk genuanceerde uitdrukkingen van de ziel, verbaast ons vaak door de geringe gedifferentieerdheid van de geest, des te verbazingwekkender, omdat wij deze ongedifferentieerdheid niet mogen toeschrijven aan een geringheid van verstandelijke vermogens, - omdat wij met Heen- en terugweg het bewijs in handen hebben, dat Helman het ook anders kan. Zo persoonlijk als het woord van de gevoelsmens Helman klinkt, zo collectief ‘omhelst’ de verstandsmens Helman vaak voorstellingen, die al dan niet juist kunnen zijn, maar die door hem althans niet verwerkt werden, onverschillig of het de katholieke dogmata betreft dan wel de marxistische ideologie, de wetenschap der psychoanalyse dan wel de slordige levenspraktijk vol snobismen van vrouwen in broeken en van verdovende middelen. Dat hij aan het snobisme offerde, is noodlottig geworden voor deze roman, waarvan de conceptie in de tegenwoordige fase van zijn ontwikkeling hem prachtige kansen van slagen bood. Want Het vergeten gezicht verschijnt juist op een moment, waarop wij door het voorgaande werk Heen- en terugweg
weten, dat de strijd tussen zijn romantisch individualisme en zijn collectieve verstandelijkheid niet een fatum is, dat op hem rust, waar dus verder niets
| |
| |
aan te doen valt en waarbij dus uit piëteit voor wat hij heeft gepresteerd het stilzwijgen past; dat hij integendeel wel degelijk in staat is zijn rationalisme te heffen op een niveau, waarop het dezelfde individuele gerichtheid krijgt als zijn romantische tendenties. Want zoals ik al liet uitkomen: Heen- en terugweg en Het vergeten gezicht zou men, zowel wat de esthetische vormgeving als de psychologie betreft, parallelboeken kunnen noemen.
Een kritiek op een schrijver als Helman, typisch een schrijver in wording (dit als compliment bedoeld!), krijgt licht iets onrechtvaardigs, omdat zij steeds een statisch beeld, een momentopname geeft, waarin de gebreken grotere proporties aannemen dan wanneer men ze beschouwt als een fase in een ontwikkeling. Ik wilde dan ook de volgende gedachtengang in de aandacht van de lezer aanbevelen. Ik zeide, dat het procédé van Heen- en terugweg, evenals dat van Het vergeten gezicht, eigenlijk de eis stelt van een zekere inferioriteit van het romantisch voorspel ten opzichte van het realistisch naspel. Dat Het vergeten gezicht mislukt is moet men ongetwijfeld ook aan essentiële fouten wijten, maar dat deze fouten zo in het oog springen is op zijn beurt te wijten aan de onbetwijfelbare superioriteit van het eerste deel. Wie een geloofwaardig relaas vermag te geven van Orpheus op zoek naar Eurydice, krijgt een harde noot te kraken, wanneer hij, om een beeld van Nijhoff te gebruiken, stenen in de spiegel gaat gooien. Helman is een auteur in wording. Zolang niet de zelfgenoegzame lach door zijn regels gaat zweven, kunnen wij natuurlijk alles van hem verwachten. Maar wat ook hiervan zij, door het eerste deel (‘Aarde’) vertegenwoordigt Het vergeten gezicht een blijvende waarde voor onze literatuur.
|
|