De Nederlandse volksboeken
(1977)–Luc Debaene– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
A. 1. Titelbeschrijving.Er zijn vier bladen bewaard van een editie s.l., s.d. - NK 3172 meent: Antwerpen, Jan van Doesborch? c. 1515-1520? (Gent UB) 4o. Het dichtst bij de oudste tekst staat:
EEN SCHONE || ENDE MIRACULEUSE HISTORIE || VANDEN RIDDER METTER SWANE | DIE TE NIMME- || GHEN IN GELDERLANT T'SCHEEP QUAM | BY DEN GELEYDE || VAN EEN SWAEN | WT DEN LANDE VAN LILLE- || FOORDT | TWELCK MEN SEYDT TE WESEN || RIJSSEL | DUWAY ENDE ORCHY || GHELEGEN IN VLAEN- || DEREN. || [Houtsn.] || T'AMSTELREDAM. || [Streep] || GEDRUCKT BY CORNELIS | |
[pagina 75]
| |
DIRCKSZ. COOL | WOONENDE INDE | WARMOESTRAET | INDEN VERGULDEN PASSER. ANNO 1651. || (cfr edit. Boekenoogen, pp. 123-124) ('s-Gravenhage KB) 4o. | |
2. Tekstuitgaven.Editie 1651 en afdruk van het oudste fragment: Boekenoogen G.J., Een schone ende miraculeuse historie vanden Ridder metter Swane... Naar den Amsterdamschen druk van Cornelis Dircksz. Cool uit het jaar 1651, (NV III), Leiden, 1931.
Het oudste fragment ook bij: Vreese W. de, Fragment van eene zestiendeeuwsche uitgave van het volksboek van de ridder metter zwane, (Middelnederlandsche Fragmenten III), in TNTL, XIV (1895), pp. 38-52. De Franse Genealogie werd nog niet herdrukt. Samenvattingen ervan in: Paulmy le Marquis de & Orville Constant d', Extrait du Roman intitulé Histoire miraculeuse du Chevalier au cyne (aux cygnes), fils du puissant Roy Oriant, duquel est issu Godeffroy de Billon (Bouillon), avec les Faits de Roi & de plusieurs autres Princes & Barons Chrétiens, in De la lecture des Livres Francois. Troisième Partie. Fin des Ouvrages du quinzième siècle, (Mélanges tirés d'une grande bibliothèque, F), Paris, 1780, pp. 4-62. Eveneens in: Reiffenberg Baron de, Ce que c'était que le chevalier au cygne, et de la Généalogie du preux Godefroid de Bouillon, (Traditions populaires, II, in Nouvelles Archives historiques des Pays-Bas, V (1830), pp. 62-68.
Engels volksboek: a) edit. facs. Wynkyn de Worde: Hoe Robert, The History of Helyas, Knight of the Swan, translated by Robert Copland from the French version published in Paris in 1504, (The Grolier Club), New York, 1901. b) Edit. William Copland (1550?) in: Thoms W.J., Collection, III, X + 135 pp. | |
3. Literatuur.Doutrepont G., Mises en prose, pp. 48-59, verder passim en 689-690. Floegel Werner, Het Nederlandsche Volksboek ‘Historie van den Ridder metter Swane’. Oorsprong en Navolgingen, in Revue belge de philologie et d'histoire, XXIV (1945), pp. 73-90. Jaffray Robert, The Two Knights of the Swan. Lohengrin and Helyas. A Study of the Legend of the Swan-Knight, with special reference to its two most important developments, New-York - London, 1910. Kalff G., De Ridder metten Zwane, in Mndl. Ep. Fragm., XIII, pp. 250-260. Michels L.C., In Biechte, in NT, XL (1947), pp. 278-279 (verklaring van een uitdrukking). Pollard-Redgrave, Short Title Catalogue, nrs 7571-7572. Reiffenberg De, Le Chevalier au Cygne et Godefroid de Bouillon, poëme historique, publié pour la première fois avec de nouvelles recherches sur les légendes qui ont rapport à la Belgique, un travail et des documents sur les croisades, 2 dln, Bruxelles, 1846-48. Uitvoeriger literatuur, door Bloete J.F.D. in edit. Boekenoogen, pp. 166-172. | |
B. Inhoud.Proloog (vss): hier zal men lezen over twee wondere kampen, door de R.m.S. gestreden. - I. 1. Koning Oriant van Lillefoort, zoon van de gestorven koning Pyrion en Matabrune, achtervolgt op jacht tevergeefs een hert. 2. Bij een fontein ontmoet hij een jonkvrouw, Beatris, met haar gevolg: zij verwijt hem op haar grondgebied te jagen. 3. Hij wordt op haar verliefd: refrein (vss). 4. Hij maakt zich als koning bekend en vraagt haar ten huwelijk. 5. Zij meent dat ze hem onwaardig is: refrein (vss). 6. Oriant wil niemand anders tot vrouw. - II. 7. Hij brengt Beatris in Lillefoort. 8. Zijn moeder verwijt hem tevergeefs zijn nederige keuze. 8. 's Anderdaags huwelijk. 9. Spoedig is Beatris in blijde verwachting. 10. Eens bij het zien van een tweeling vraagt zij haar man of zij van één vader kunnen zijn, waarop hij verklaart dat zelfs een vrouw zeven kinderen tegelijk kan hebben van één man. 11. Vijanden bedreigen het land; eerst na zes maanden besluit hij tot de strijd. 12. Hij laat zijn vrouw achter in de hoede van Matabrune, na afscheid te hebben genomen. - III. 13. Terwijl | |
[pagina 76]
| |
Oriant oorlog voert, roept Matabrune een vroedvrouw; op belofte van geheimhouding beveelt zij deze wanneer Beatris' uur gekomen zal zijn, jonge honden in de plaats van de borelingen te stellen - men verwachtte een twee- of drieling - en de kinderen zouden dan worden omgebracht. Men zou dan beweren dat de koningin gemeenschap had gehad met honden. - IV. 14. Wanneer de koningin nu zes zonen en een dochter baart - en elk draagt een zilveren keten om de hals - worden er, terwijl ze in onmacht ligt, zeven hondjes bijgebracht, en daarna overladen de vroedvrouw en Matabrune haar met schande. - V. 15. De boze vrouw geeft aan haar dienaar Marcus de zeven kinderen met het bevel hen te doden. 16. Deze neemt hen mede in het bos, doch als hij hen op zijn mantel heeft neergelegd, kijken ze zo lief dat hij medelijden heeft. 17. Refrein (vss): hij zal er de kinderen achterlaten. 18. Marcus keert terug en Matabrune zal bij Oriant's terugkeer deze ophitsen tegen zijn vrouw. 19. Een heremiet, Helias, vindt de kindertjes en neemt hen mede naar zijn kluis. - VI. 20. Hij geeft hen te eten. 21. Vss: refrein: Hij bidt om bescherming over hen. 22. God zendt een witte geit om hen dagelijks te voeden; als zij groter worden verzamelen ze vruchten in het bos. 23. Bij Oriant's terugkeer zegt Matabrune hem dat Beatris van een hond ontvangen had; hij is diep ontsteld. 24. Een schildknecht verwittigt Beatris. 25. Vss: refrein: zij bidt God de vriendschap van haar man te mogen bewaren. - VII. 26. Oriant vraagt raad aan zijn heren. 27. Een Bisschop meent dat Beatris wellicht onschuldig is: zij moet afgezonderd leven tot misschien de waarheid uitkomt. 28. Een ridder meent het beter haar te doden, dan kan de koning hertrouwen. 29. Oriant volgt de raad van de bisschop: eervol wordt Beatris in een kamer afgezonderd, tot Matabrune's spijt. - VIII. 30. De heremiet ondertussen verzorgt de kinderen en laat hen dopen. Zijn lieveling noemt hij Helias. 31. Savari, een jager van Matabrune, vindt de kinderen in het bos en achtervolgt hen tot de kluis, waar de heremiet hem verhaalt hoe hij de kinderen gevonden heeft. 32. Te Lillefoort vertelt deze jager aan Matabrune over de zeven kinderen met de zilveren halsketen. 33. Zij geeft hem opdracht hen te gaan doden. 34. Zij steekt Marcus de ogen uit omdat hij destijds de kinderen in leven liet. - IX. 35. Savari trekt er met zeven mannen op uit. 36. In een dorp zien zij juist hoe een vrouw zal verbrand worden omdat zij haar kind gedood heeft. 37. Zij besluiten dan de kinderen slechts de halsketen af te nemen. 38. Zes kinderen slechts vinden zij thuis; de heremiet is met een van hen op bedeltocht. 39. Wanneer zij de ketens afnemen, veranderen de kinderen terstond in witte zwanen. 40. Vss: refrein: zij uiten hun verwondering over die mysterieuze kleinen. 41. Zij brengen slechts zes ketens bij Matabrune en zeggen de zevende verloren te hebben; zij is vergramd. 42. Zij beveelt een goudsmid van het zilver een nap te maken. Als deze één keten in het vuur legt, wordt dit zilver zo zwaar dat hij reeds genoeg heeft om er twee nappen van te maken. Zo geeft hij één nap af en behoudt al de rest voor zichzelf. - X. 43. De heremiet en Helias, teruggekeerd, zoeken tevergeefs de anderen. 44. 's Anderdaags bemerkt Helias de zes zwanen en geeft hen voortaan voedsel. 45. Hij groeit flink op en de heremiet denkt van hem een priester te maken. - XI. 46. Matabrune koopt Macharis, een vals ridder, om, om Beatris te beschuldigen omgang met een hond te hebben gehad en Oriant en Matabrune te hebben willen vergiftigen. Hij wil er zelfs een kamp voor aangaan. 47. Oriant wil Beatrijs doen sterven. 48. Wanneer een schildknecht haar dit mededeelt, bidt zij (vss: refrein) God om redding. - XII. 49. God zendt naar de Heremiet een engel die alles omtrent de zeven kinderen openbaart en aan de jonge Helias beveelt tegen Macharis ten strijde te trekken. Hij zal overwinnen en zijn broeders en zuster zullen later terug hun menselijke gedaante krijgen. 50. Als de jongen terugkomt na brood aan de zwanen te hebben gegeven, deelt de heremiet hem alles mede. Hij zal ter overwinning naar Lillefoort gaan en uit zijn geslacht zal Godefroy van Billoen (Bouillon) voortkomen. - XIII. 51. De koning doet Beatris vóórkomen; zij bidt om genade. 52. Macharis beschuldigt haar opnieuw. 52. Niettegenstaande de doodsbedreiging, kan zij niets anders dan loochenen. - XIV. 53. Helias komt in het paleis, slaat de spottende portier neer en komt eindelijk in de zaal waar hij Macharis neerslaat. | |
[pagina 77]
| |
54. Hij zegt wie hij is en verhaalt al zijn lotgevallen van zijn geboorte af. 55. Men mag bij de heremiet de waarheid van zijn woorden controleren. - XV. 56. Oriant doet Beatris goed verzorgen en zegt aan Matabrune wat hij vernomen heeft. Men moet voor Helias een harnas maken en Macharis gevangen zetten. 57. Oriant begeeft zich in het geheim naar de heremiet, die hem alles op dezelfde wijze verhaalt. 58. Oriant uit zijn spijt over zijn handelwijze tegenover zijn vrouw ingevolge het vals opzet der verraders: vss: refrein. 59. Hij keert terug. - XVI. 60. De koning laat zijn vrouw vrij en zet zijn moeder gevangen. 61. De kamp wordt voorbereid en begonnen. 62. Wanneer Helias licht gekwetst wordt, bidt Beatris God haar zoon te beschermen en te laten winnen: vss: refrein. 63. Helias brengt nu zozeer Macharis in het nauw dat deze zich moet overgeven. 64. Deze bekent nu vóór de koning zijn verraad en spreekt over de nap en de goudsmid. 65. Oriant vraagt en krijgt vergiffenis van zijn vrouw. 66. De verrader wordt gehangen. - XVII. 67. Hoffeesten. 68. Daarna roept men de goudsmid die zegt wat hij gedaan heeft. 69. Dan komt Marcus die uitlegt hoe hij blind is geworden. 70. Helias smeekt God hem het gezicht terug te schenken: vss: refrein. 71. Helias tekent zijn ogen met een kruis en schenkt hem het gezicht weder. 72. Matabrune weet te ontsnappen en gaat naar het kasteel Mombrandt. 73. Helias wil nu de zwanen opzoeken, doch deze verschijnen op het water rond het slot. 74. Vier broeders en het meisje krijgen hun menselijke gedaante terug. 75. De overblijvende zwaan is treurig, doch Helias voorspelt ook haar toekomstig geluk. 76. De kinderen worden gedoopt, de dochter Rasse geheten. - XVIII. 77. Oriant doet troonafstand voor Helias en geeft hem volmacht Matabrune te straffen. - XIX. 78. Helias trekt met een leger naar Mombrandt en neemt Matabrune gevangen. 79. Zij zal op de brandstapel sterven, doch eerst schenkt hij haar vergiffenis als zij haar zonden bekent. 80. Helias keert naar zijn moeder terug. - XX. 81. Op zekere dag bemerkt Helias de zwaan, zijn broeder, die een schip aanbrengt: een teken voor hem om mede te gaan. 82. Vss: refrein: hij neemt afscheid van zijn familie. 83. Flink uitgerust, ontvangt Helias van zijn vader een hoorn: wie die luid blaast zal geen onheil geschieden. 84. Hij vertrekt met de zwaan die vreugde betoont: God heeft dit zo beschikt om Helias een vrouw te bezorgen die een dochter zou krijgen welke drie zonen zou hebben: Godevaert van Billoen, Boudewijn en Eustachius. - XXI. 85. Te Nimmegen heeft keizer Otto zich juist over een twist uit te spreken: de graaf van Frankenborch had de hertogin van Billoen er van beticht haar man vergeven te hebben en dat haar dochter onecht geboren was; aldus zou de hertogin moeten sterven en haar erfgoed op hem vervallen. Een kamp om de waarheid moet geschieden, doch niemand biedt zich voor de hertogin aan. 86. Daar komt nu Helias aan in zijn scheepje: hij zal voor de hertogin kampen nadat zij hem zweert het recht op haar zijde te hebben; als hij overwint krijgt hij haar dochter ten huwelijk. - XXII. 87. De kamp gaat terstond door, Helias doodt de graaf. - XXIII. 88. De hertogin doet te zijnen voordele afstand van het land van Billoen en hij huwt haar dochter Clarisse. 89. Op weg naar Billoen wordt hij tevergeefs door vrienden van de verslagen graaf aangevallen. 90. Te Billoen groot feest. Na negen maanden wordt er hen een dochter geboren: Yda, moeder van Godefroy, Boudewijn en Eustaes. 91. Eens vraagt zijn vrouw hem van waar hij afkomstig is; hij verbiedt haar ooit nog daarheen te vragen. - XXIV. 92. 's Nachts ondervraagt zijn vrouw hem nog eens over zijn afkomst: daarom moet hij afscheid nemen. 93. Hij stelt vrouw en dochter in de hoede van zijn heren die hen naar Nimmegen (Nijmegen) moeten geleiden. 94. De zwaan verschijnt om hem naar Nimmegen te brengen. - XXV. 95. De hertogin klaagt bij de keizer; daar komt ook Helias af, die zijn vertrekt uitlegt, en zijn familie in de bescherming van de keizer stelt. Dan geleidt de zwaan hem weer naar Lillefoort. - XXVI. 96. Nabij Lillefoort blaast Helias de hoorn, en zijn familie ontvangt hem. 97. De zwaan wordt binnengehaald. 98. Er wordt gebeden voor zijn gedaanteverandering. 99. De goudsmid moet een keten smeden van de nappen. Dan wordt de zwaan op een altaar gezet en er wordt gebeden: zij verandert in een jongeling, die Esmeri wordt gedoopt. Feestvreugde volgt. - XXVII. 100. Na al zijn avonturen | |
[pagina 78]
| |
verteld te hebben, trekt Helias zich terug als monnik in het klooster dat zijn vader op de plaats van de heremietenkluis gebouwd heeft. 101. Later doet hij een groot slot bouwen, Billoen genoemd, gelijkend aan dat in Billoen. - XXVIII. 102. Helias' dochter Yda wordt ten huwelijk gegeven aan de graaf van Boenen (Boulogne). 103. Tijdens haar zwangerschap wordt haar voorspeld dat zij drie zonen zal hebben, die het H. Land zullen bevrijden. Zij moet ze zelf zogen: één van de drie zal geen koning worden omdat een andere vrouw hem zoogt. 104. Op drie jaar tijd schenkt zij het leven aan Godevaert, Boudewijn en Eustachius. 105. Op een keer dat Yda te lang wegblijft, wordt Eustachius door een andere vrouw gezoogd, tot droefheid van Yda als zij dit later verneemt. 106. Zij zegt haar man dat zij een grote waardigheid heeft, wegens de toekomst van haar kinderen. - XXIX. 107. De hertogin liet Helias opzoeken. Poncius, haar dienaar, maakte in Jerusalem kennis met de abt van St-Truiden. Samen reizen zij terug. - XXX. 108. In hun land terug, verdolen zij en komen bij het nieuwe slot van Billoen. Van een pastoor vernemen zij Helias' verdere lotgevallen. - XXXI. 109. Zij komen bij Helias' familieleden. 110. Esmeri brengt hen bij Helias die blij is nieuws te vernemen over vrouw en dochter. 111. Hij wil echter niet mede gaan naar Billoen, doch geeft een ring als getuigenis mede, en met vele geschenken keren de twee naar huis terug. - XXXII. 112. In Billoen is men natuurlijk verheugd nieuws te vernemen. 113. De hertogin reist met Yda naar Helias, die zij ziek te bed vinden. Vreugdevol weerzien. 114. Helias sterft, korts daarop ook de koningin. 115. Yda begiftigt het klooster en keert naar haar land terug. 116. Opvoeding harer zonen die 't H. Land zullen bevrijden.
Bladzijde uit het bewaarde fragment der uitgave van Jan van Doesborch.
| |
C. & D. Herkomst en eigenaardigheden.De prozaroman eindigt met de mededeling dat men de wonderlijcke dinghen, ende feyten van wapenen van de drie broeders kan vinden in der Historie van Godevaert van Billoen. Ons volksboek geeft inderdaad slechts de legende van de zwaanridder en laat het meer historische kruisvaartverhaal dat in de meeste versies daarop volgt, weg, waarschijnlijk omdat zulk verhaal reeds afzonderlijk bestond in het Nederlands. Cfr verder Bijlage III, i.v. Godevaert van Boloen. De verschillende vormen en de verbreiding van het zwaanridderverhaal door de middeleeuwen heen, werden een eeuw terug door Baron de Reiffenberg onderzocht in een alleszins merkwaardige inleiding tot een Franse versie in verzen die zowel het legendarische als het Godfried van Bouillon-gedeelte bevat. Eerste sporen van het bestaan der sage duidde hij aan op het einde der XIIe eeuw bij Willem van Tyrus (geb. te Jerusalem); in de | |
[pagina 79]
| |
volgende eeuwen vindt men langere en kortere verwijzingen en gegevens bij een lange reeks schrijvers, waaronder Helinandus, Vincent van Beauvais, Philippe Mouskès, Jacob van Maerlant, Jan van Boendale (cfr lijst in zijn Chev. au Cygne, I, pp. II-X). De legende ‘est originaire des Pays-Bas’ (ibid., p. XIV), daarbij werden o.m. de hertogen van Brabant en die van Kleef gedacht van de zwaanridder af te stammen. Volgens de Reiffenberg zou Willem van Tyrus de legende hebben leren kennen van de kruisvaarders zelf, wel terecht meende hij dat ze reeds vooraf en onafhankelijk van Godfried van Bouillon bestond en als vleiende inschakeling in zijn genealogie werd gebruikt om er een lacune te vullen (ibid., p. XII); voor de werkelijke oorsprong kan men dan ook ten hoogste op parallellen met allerlei oude verhalen wijzen, zonder tot enige zekerheid te komen. Van een Mndl. gedicht over dit thema zijn er slechts fragmenten van het kruisvaart-gedeelte overgebleven (edit. Kalff in Mndl. Ep. Fragm.). Boekenoogen meende het ‘niet onmogelijk’ dat het oudste bewaarde fragment van het volksboek ‘gedrukt is door Jan van Doesborch en dus uit het begin der 16de eeuw dagteekent’ (edit., p. 122); NK 3172 sluit zich daar bij aan en plaatst het ca 1515-1520? - Boekenoogen zegde dat het volksboek ‘wel een omwerking ... van den Middelnederlandschen roman’ zou zijn: ‘Dit gedicht heeft blijkbaar, evenals het Fransche voorbeeld, niet slechts de geschiedenis van Helias beschreven, maar ook de lotgevallen van zijn nakomeling Godfried van Bouillon’ (Boekenoogen, De Ndl. Volksb., TBB, III (1905), pp. 131-132). Dit alles zijn verkeerde voorstellingen vermits in feite ons volksboek nauw verband houdt met een Franse prozaroman. In het Frans bestonden er verscheidene redacties in verzen (o.m. die door de Reiffenberg gepubliceerd), verder zijn er drie proza-versies bewaard: één van de XIIIde eeuw, een andere door Berthault de Villebresme (ca 1465), en ten slotte de Franse volksboektekst door Pierre Desrey (1499) (cfr voor deze gegevens Doutrepont, Mises en prose, pp. 48-59, die ook naar jongere uitgaven verwijst en waaraan we eveneens het volgende ontlenen). Dit laatste boek droeg de titel: La genealogie avecques les gestes et nobles faitz darmes du trespreux et renomme prince Godeffroy de boulion: et de ses chevalereux freres Baudouin et Eustace: Yssus et descendus de la tresnoble et illustre lignee du vertueux chevalier au cygne. Avecques aussi plusieurs autres croniques et hystoires miraculeuses: tant du bon saint Loys comme de plusieurs aultres puissans et vertueux chevaliers. (Paris, Jehan Petit 10 octobre 1504.) Over andere drukken en Duitse en Engelse versies, cfr de Reiffenberg, o.c., pp. XLII-XLVI. - Deze jongste Franse prozaromanversie schijnt wel uit het Franse gedicht, uitgegeven door de Reiffenberg, te zijn bewerkt (zie tekstparallel bij Floegel, pp. 79-80). Wij gebruikten ter vergelijking de editie van de Genealogie Paris, Phil. Le Noir, 3 octobre 1523 (Brussel KB). Onmiddellijk is het duidelijk dat het Ndl. volksboek in enge relatie staat met deze versie, hoewel de Ndl. tekst doorlopend bondiger is en enkel het essentiële heeft overgehouden van de breedsprakige Franse redactie. Men vergelijke b.v. een fragment door Doutrepont afgedrukt (p. 690) met ons volksboek (p. 9). De Franse prozaroman opent met een lange proloog, die de Nederlandse weglaat. Dan volgt in het Frans een gedicht van 18 strophen van 8 vss, getiteld: Epigramme de lacteur sur le contenu de ce present liure fait & narre en vers huytains; enigszins dezelfde bedoeling - inleiding tot de inhoud - heeft de Ndl. proloog in verzen, maar is naar uitwerking geheel zelfstandig. Ndl. en Fr. verschillen niet veel in kapittelindeling, zoals hieruit moge blijken: I = Fr. I-II; II = III-IV; III = V; IV = VI; V = VII; VI = VIII; VII = IX; VIII = X; IX = XI; X = XII; XI = XIII; XII = XIV; XIII en XIV = XV; XV = XVI; XVI = XVII; XVII = XVIII; XVIII en XIX = XIX; XX = XX; XXI = XXI; XXII = XXII; XXIII = XXIII; XXIV en XXV = XXIV; XXVI = XXV; XXVII = XXVI; XXVIII = XXVII; XXIX = XXVIII; XXX en XXXI = XXIX; XXXII = XXX. Na het dertigste Fr. hoofdstuk (fol. E5 ro) begint aldaar de geschiedenis van Godfried van Bouillon, waarheen, zoals we reeds zegden, in ons volksboek op het einde verwezen wordt. Nu bestaat er echter ook een Engelse prozaroman, die, volgens de inleiding, door Robert Copland uit het Frans werd vertaald. | |
[pagina 80]
| |
De oudste bewaarde editie is die van 1512, London, Wynkyn de Worde, 4o (eertijds in bezit van R. Hoe, die een facs. uitgaf en één blad in London Brit. Mus.). W. Floegel onderzocht de verwantschap met de Franse Genealogie in een parallele tekstvergelijking tussen de drie volksboeken (hij gebruikte zoals wijzelf voor het Fr. de edit. 1523 en voor het Engl. de edit. Thoms). Wij bespreken hier de ‘afwijkingen en overeenstemmingen’ welke hij meende te ontdekken. 1. Ndl. en Engl. enkel de Helias-sage t.o.v. Fr. ook Godfried van Bouillon. 2. Ndl. en Fr. stemmen meer overeen in Kapittelindeling t.o.v. Engl. (43 hoofstukken). 3. ‘Waar de titels van de hoofdstukken afwijken, dekt zich het Ndl. Vb. nu eens met de lezing van het Fr. Vb., dan weer met die van het Eng. Vb.’ - Van de vijf aangehaalde voorbeelden, lijkt mij slechts het tweede een afdoende overeenkomst tussen Ndl. en Eng. t.o.v. Fr. aan te duiden; daar in dit geval echter de Franse tekst niet een andere versie heeft, doch helemaal niets, kunnen die woorden wel in een oudere Franse editie hebben gestaan, zodat ook dit voorbeeld weinig bewijst. We citeren de zin: Fr. Kap. 19: Comment le roy Oriant... Et puys luy octroya daller prendre sa mere Matabrune dedans Maulbryant. - Eng. Kap. 25. How Kynge Priant... and than gave him leve to go take mother Matabrune in the castel of Malbruyant, and there he made tobrenne her in a great fire. - Ndl. Kap. 19: Hoe coninck Oriant tslot bestormde daer Matabrune zijn grootemoeder in was, ende hyse dede verbarnen. 4. Zoals de meeste Vlaamse edities vermeldt het Eng. Vb. de naam Helias in de titel (niet in de Hollandse drukken! Vgl. de titels hierboven en hieronder). - Inderdaad is het best mogelijk dat de titel Een schoone Historie van den Ridder van Avontueren Helias genoemt den Ridder met de Swaen de oorspronkelijke is. 5. Slot van Ndl. en Eng. Vb. (verwijzing naar de Hist. v. Godfr. v. Bouillon) komt overeen t.o.v. Fr. 6. De Ndl. spelling van ‘enkele persoons- en plaatsnamen... komt eens met de Engelsche, dan met de Franse overeen’. - Volgens ons blijkt echter vooral de samenhang Ndl.-Eng.! 7. Er bestaat verwantschap tussen de houtsneden in de Ndl. edit. Boekenoogen en die van het Fr. Vb. - Floegel verwaarloosde echter daarbij ook de houtsneden van de Eng. drukken te onderzoeken. Floegel komt dan tot de conclusie: ‘1) Dat ons Ndl. Vb. naar het Fr. Vb. is bewerkt en niet naar het Eng. Vb. 2) Dat de bewerker van het Ndl. Vb. ook zeker het Eng. Vb. voor oogen heeft gehad’ (cfr voor dit alles, l.c., pp. 81-87). Voor dit eerste besluit kunen we hem onmiddellijk bijtreden, hoofdzakelijk waar hij zich daarvoor steunt op de indeling in hoofdstukken. Tegenover het tweede echter menen we ietwat sceptisch te moeten staan. Floegel's bewijs voor de prioriteit van het Eng. Vb. op het Ndl. vloeit vooral voort uit de aanhef van de Eng. tekst: Here begynneth the hystory of the noble Helyas knyght of the swanne, newly translated out of frensshe into englysshe at thynstygacyon of the puys-saunt and illustryous Prynce lorde Edwarde Duke of Buckyngham. Ook uit een tegenovereenstelling van het begin van Kap. I blijkt bijna letterlijke overeenkomst Fr.-Eng. (zie Floegel, p. 81). - Nu mogen we niet vergeten dat er van de oudste Ndl. druk niet meer dan een klein fragment bewaard is en dat die oorspronkelijke uitgave hier en daar wel anders kan geluid hebben dan de druk van 1651. Nergens evenwel geeft Floegel een bewijs van die tweede conclusie, zodat er met evenveel recht andersom kan beweerd worden: dat de bewerker van het Eng. Vb. ook zeker het Ndl. Vb. voor ogen heeft gehad! Daarvoor pleit b.v. de persoonsnaam: Fr. Esmere - Ndl. Esmeri - Eng. Emeri: men ziet hoe deze zich geleidelijk vervormde. Daarvoor pleiten ook andere Engelse prozaromans, uit het Ndl. bewerkt en die alleszins wijzen op een prioriteit van de Ndl. prozaromans in het algemeen op de Engelse, terwijl een beweging andersom moeilijk te bespeuren valt. Ons besluit is dus: er moet niet aan getwijfeld worden dat het Eng. Vb. uit het Frans vertaalde, maar toch is het waarschijnlijk dat de bewerker zich liet beïnvloeden door het hem bekende Ndl. Vb. Voor ons | |
[pagina 81]
| |
volstaat het de mogelijke prioriteit van de Ndl. tekst op de Eng. te beklemtonen, doch daardoor ook brengen we een oudste editie van onze prozaroman ten laatste tot 1512 terug, jaar waarin de editie van Wynkyn de Worde verscheen: is de uitgave van Jan van Doesborch zelf zou oud, of heeft er nog een oudere bestaan? Boekenoogen bezorgde in zijn uitgave een aantal houtsneden, aan verschillende drukken ontleend (men weet niet waaruit die van p. 4 en 29 genomen zijn; cfr edit. pp. 175-6), waarvan de meeste met zekerheid in verband mogen gesteld worden met de door ons gebruikte Fr. editie. Vooreerst die van p. 92, behorend tot het oudste Ndl. fragment, welke in spiegelbeeld de houtsnede weergeeft, doch ruwer voorgesteld, van die welke in de Fr. druk voorkomt op de titelbladzijde en fol. d2 vo en d6 ro, en waarop wel zullen teruggaan de Ndl. houtsneden op de titelbladzijde van p. 64 van de edit. Boekenoogen. Ook de Engelse druk heeft dezelfde houtsnede met dezelfde beeldrichting; lichte detailverschillen wijzen echter uit dat het niet van hetzelfde blok kan getrokken zijn (afgedrukt door Jaffray, frontispice ontleend aan de facsimile-uitgave). Zeker staan ook de houtsneden van Ndl. pp. 4, 18, 29 in verband met die van de Fr. druk, respectievelijk op fol. a4 vo, b3 vo, b6 vo en c1 vo, telkens ietwat ruwer en in spiegelbeeld weergegeven. Zelfs de jongere van pp. 13 en 26 stammen misschien af van die der Fr. fol. b1 vo en b5 vo (cfr daarbij edit. Boekenoogen, pp. 175-176 en 148; ook Floegel, p. 86). Hier ook weer kunnen we voor die op p. 29 wijzen op de gelijkheid met de Eng. houtsnede, echter weer met zeer kleine detailverschillen (afgedrukt door Jaffray, tussen pp. 74-75): het is des te meer spijtig dat Boekenoogen niet heeft opgetekend in welke Ndl. druk hij deze heeft aangetroffen, daar zij dezelfde beeldrichting heeft als de Eng. tegenover de Fr.! We mogen ook in dit verband zeer betreuren dat niet meer van de oudste Ndl. druk is bewaard gebleven. De verzen die in het Ndl. Vb. voorkomen zijn, op de proloog na, alle in refreinvorm en geven een voor het verhaal enigszins overbodige uitbreiding aan wat door deze of gene gezegd wordt. Er komen geen dialogen in verzen in voor. | |
E. Jongere edities uit de XVIde eeuw.De druk van 1651 (zoals de meeste latere Hollandse) heeft als colophon een approbatie: ‘ghegheven || tot Brussel. Anno M.D.XLVII. Den || II. Februarij. ||’. Boekenoogen schrijft (p. 146) dat in twee jongere drukken (Deventer, J.H. de Lange, 1806, en Amsterdam, B. Koene, s.d.) dat jaartal foutief werd vervormd, respectievelijk tot 1548 en 1543; mag uit die approbatie een druk ca. 1547 worden verondersteld? Dezelfde wijst (pp. 122-3: B, en 136) op een vermelding van het volksboek in een Utrechtse catalogus 1608, waaruit hij tot een editie ca 1588-ca 1591 besluit. Mogelijk, doch het kan ook een vroegere of een ietwat latere zijn. Uit het volksboek werd een historielied getrokken, door Boekenoogen afgedrukt, pp. 97-121, naar het enig bekende ex. Amsterdam, Jacob Brouwer, 1710 (ex. Amsterdam Dr P. Leendertz Jr); hij meent dat het in de XVIIe eeuw is ontstaan (p. 95). Ten slotte dient er op gewezen dat een oudere volledige druk dan die van 1651 is bewaard gebleven: Antwerpen, Arnaut van Brakel, 1647 (cfr edit. Boekenoogen, pp. 147-148, C*) (ex. Leiden Mij Ndl. Lett.). Dit belet niet dat de Amsterdamse druk de beste volledige tekst heeft, daar de Antwerpse op een gecensureerde editie berust (cfr ibid., pp. 143-147); deze laatste is, voor zover bekend, de eerste welke de titel had waarop de meeste Vlaamse edities teruggaan: Den Ridder || van Avontveren || Helias || den Ridder met de Swaen || ghenoemt. || |
|