zoon, toen deze uit zijn schrijfvertrek in de huiskamer kwam: ‘je zult nu van den uitgang naar stad moeten afzien?’
‘Natuurlijk mama. De sneeuw ligt wel twee voet dik. Al ging men den weg voor de diligence ook banen, het sneeuwt nog altijd, en 't zou dus al te gewaagd zijn.’
‘'t Is voor Archibald eene groote teleurstelling, maar au fond ben ik blij August.’
‘Laat hij dat niet bemerken mama. Wat ik goed vind, moogt ú niet afkeuren. Ja, ons tooneel is nog ver van volkomen, maar zoo'n enkelen keer als 'tgeen onzedelijk stuk is.....’
‘Dat weet je niet vooruit. Rijp en groen wordt er uit het Fransch vertaald, en die richting is allerverderfelijkst.’
‘'t Is waar; maar de uitgang was bepaald, en 't spijt mij dat de sneeuw ons plan nu mislukken doet. Archi had er zich flink in geschikt om nog tot deze Kerstvacantie op school te blijven. Dit is de eerste uitgang die hem allang was toegezegd, en waarvan hij zich misschien wel 't meest had voorgesteld. U weet hoe onze jongen dweept met al wat tooneel is.’
‘Ook vorst en sneeuw zijn dienaren eener wijze en albestierende Voorzienigheid;’ zegt de oude dame ernstig, en zet den fijnen gouden bril weer op, en ziet in haar boek, doch zonder te lezen.
De heer Van Oudenolm zweeg; ging naar het venster, en bespeurde dat werkelijk, zooals Archibald straks gezegd had, het sneeuwen wat minder werd.
Een paar uren later berichtte Willem de huisknecht, dat er gediend was.
‘Komaan Louise,’ zegt Van Oudenolm tot een allerliefst persoontje die intusschen het gezelschap op Den Driellaert had vermeerderd: ‘we willen maar hopen dat de representatie in de eetkamer, 't gemis van die andere waarop je eigenlijk geïnviteerd bent, een beetje zal goedmaken. - Hou je van fazant?’
‘Jawel menheer. Er zijn er van 't jaar niet veel, zegt papa.’
‘Nee, zij schijnen ons hoe langer hoe meer te verlaten. Misschien dat onze hostile houding....’
‘Wanneer ik tenminste een fazant was, dan kwam ik zeker niet zoo graag op Den Driellaert als nu.’
‘Hoe gelukkig voor ons dat je niet zoo'n ongezellig hoentje bent;’ zegt de gastheer, en met een wenk tot zijn zoon: ‘Archi, komaan!’
Archibald presenteert nu Louise Van Rave - een vriendinnetje van den huize, en zijn speelkameraadje sinds jonge jaren - den arm. Vooral de oude mevrouw is op die kleine étiquettes gesteld, en zij meent niet zonder reden, in een tijd dat men met zoo heel veel schijnt te breken 'tgeen vanouds als goed of waar, ja zelfs als heilig werd geacht.