Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– Auteursrechtvrij
[pagina *2r]
| |
Voor-reeden van Hollands Interest.DEwijl aller landen waarachtigGa naar margenoot+ interest bestaat in het welvaaren der Regeerders en Onderdaanen gesamentlik, en het zelve kennelik van een goede regeering hangd; soo moet men weeten, dat een goede regeering is, niet daar het wel ofte qualik vaaren der Onderdaanen hangd van de deugd ofte ondeugd der Regeerders; maar (dat zeer aanmerkens-waardig is) daar het wel en quaalik vaaren der Regeerders noodwendig volgd op, ofte hangd van het wel ende quaalik vaaren der Onderdanen. Want vermits men gelooven moet dat eygen altijds voorgaat, zal in het eerste geval eygen voordeel ook tot nadeel | |
[pagina *2v]
| |
der gemeene onderdaanen werden gesogt. Maar vermits in het tweede geval, eygen voordeel niet, dan door het gemeen, kan werden verkreegen, sal het selve door de Regeerders altijds werden betragt. Tantum de publicis malis sentimus, quantum ad privatas res pertinet, Niemand hinkt van een ander mans zeer. Ga naar margenoot+Waar uit klarelik volgd, dat alle wijse Regeerders geneegen zijn hun Land, Rijk ofte Steeden soo machtig te maken, dat zy tegen der omleggende buuren geweld sig konnen beschermen, om dat het welvaren der Regeerders, voor soo veel, noodsaakelik van dat van haare Onderdaanen dependeerd, ende zy andersins uit de regeeringe zouden werden geschopt. Want hoewel de Monarchen, Heeren ende Hoofden, door quaade opvoedingen ende weelde, hun lusten volgende, ende de regeeringe laatende drijven op favori- | |
[pagina *3r]
| |
ten ende hovelingen, gemeenelik deese eerste pligt aller Regeerders versuimen, soodanig als men door die gedurige regeeringe der favoriten ende Monarchale revolutien ziet: zoo versuimen nochtans de wijse zelfs-regeerende Heeren niet, hun land zoo veel als 't doenelik is teegen hunne nabuuren bestendig te maken. Maar de Monarchale ofte Republikse Staat daar toe machtig genoeg zijnde, werden naar de gelegentheid van de formen der Regeeringen, gansch contrarie wegen door de Regeerders omtrent het welvaaren der Onderdaanen ingegaan. Want vermits de tweede pligtGa naar margenoot+ der Monarchen, Heeren ende Hoofden is, goede zorge te dragen dat haare eigen Onderdaanen zoo machteloos blijven, dat zy niet zouden konnen schatting ende gehoorsaamheid weigeren; zoo is daer toe in alle manieren dienstig, te beletten | |
[pagina *3v]
| |
dat geen hunner Steeden zoo groot en machtig werden, dat zy uit haaren eigen boesem ende borse een heir te velde zouden konnen brengen ende houden, om daar mede aan hun eigen Heer het hoofd te bieden ofte hem te verjaagen. En even zoo weinig mogen voorsichtige Heeren, Hoofden, en Monarchen toelaaten dat haare steeden door een goede fortificatie haar eigen Heer zouden konnen buiten keeren. En of schoon de kindse, wellustige, domme en traage Monarchen dit alles versuimen, zoo versuimen nochtans de Hovelingen, die alsdan in haare plaatse regeeren, niet haar eigen voordeel te betrachten, ende 't zy in vreede, 't zy in oorloge, de onderdaanen uitplonderende, die machteloos te maaken, en te ontblooten van alle fortificatie, vivres, ammonitie van oorloge, en krijgs-oeffeningen der gemeene onderdanen. | |
[pagina *4r]
| |
Maar vermits, ter contrarie,Ga naar margenoot+ de tweede pligt van Regeerders der Republiken ende groote Steeden is, die zoo volkrijk, machtig, ende sterk te maaken als 't eenigsins doenelik is, om dat alle Regeerders ende Magistraats-persoonen, alsmede alle anderen, in des Lands ofte Steede dienst weesende, daar door des te meer machts, eere ende profijten verkrijgen, ende sekerlijker in tijde van vreede ofte oorloge besitten; zoo ziet men gemeenelik alle Republijken in konst, koop, volkrijkheid, ende sterkte bloejen. Daarenboven moet men zeerGa naar margenoot+ wel considereren, dat Holland zeer lichtelik teegen zijne naburen kan werden beschermt. Ende dat het bloejen der Visserijen, Manufacturen en Negotien, daar op Holland purelik bestaat, gewisselik veroorsaaken moet ongeloovelik machtige, geld- envolkrijke Steeden, die door haar | |
[pagina *4v]
| |
bequame situatie, zeer lichtelik onwinbaar te fortificeeren zijn; alle het welk voor een Monarch, Heer en Hoofd, een gantsch onverdragelike zaak is. En dien-volgende besluit ik, dat den Hollandschen ingezetenen geen grooter quaad kan overkomen, dan geregeert te werden door een Monarch, Heer ofte Hooft: en dat ter contrarie God de Heer over een land, gebouwt op zodanige gronden, geen grooter zegen uitstorten kan, dan met in het zelve in te voeren een vrye Republiksche ofte Staats-gewijze Regeering. Maar vermits deze mijne conclusie strijd tegen zeer generaale en langdurige voor-oordeelen, dunkt my geraden die wech te nemen, zo veel my doenelik zal wezen, met de volgende reden. Hoewel uit het voor-gaande blijkt, dat de Ingezetenen van een Republik oneindelik gelukkiger zijn, als de onderdanen van een land, geregeert door een Heer ofte een uit- | |
[pagina *5r]
| |
stekend hoofd, zo zal nochtans het contrarie meest altijds werden gelooft in Landen, daar een Heer is, of in Republiken daar iemand op op den trap is om Heer te werden. Want niet allen de Officianten,Ga naar margenoot+ Hovelingen, Edelluiden en Soldaten, maar ook alle die het geren zouden wezen, door de corruptie der Regeringe zich verrijkende, ofte hare grootsheid zoekende, verheffen de Monarchale regeringe, om eigen profijt, ten Hemel, als daar uit nedergedaald zijnde: hoewel God de Heer geen dan een Republikse regering genadiglik ingesteld, en daar na in zijnen toorn een uitstekend hoofd over de zelve gekoren heeft, 1 Sam. cap. 8. En daarenboven derven alle die bloedzuigers van den Staat, en van het menschelik geslacht, de Republiken tot in den drek verachtende, en van muizen olifanten makende, de feilen der zelver breed uitmeeten, en de deugden verduisteren, om dat zy | |
[pagina *5v]
| |
weten daar over van niemand te Ga naar margenoot+zullen werden gestraft. Waar op alle 't gemeene volk, ontbloot van kennis en oordeel, zegt Amen; voornementlik als het werd geblindhokt en tegen de wettige Regeerders opgehitst door Predikers die naar de Heerschappye dingen, hoedanige (God betert) ook al eenige in Holland, en d'omleggende Provincien gevonden worden. Zulks alle deugdzame en verstandige Ingezetenen genoodzaakt werden, hun vinger in de aarde steekende, te rieken in wat Land zy woonen, en zich wel te wachten de gebreken der Lands-Heeren, ofte die 't garen zouden wezen, te ontdekken. Ja weinige Inwoonders van een vryen Staat vind men die genegen zijn te onderwijzen hoe veel een Republik beter zy als een Monarchy, om dat zy weten daar over van niemand te zullen werden geloond; en dat aan de andere zijde, | |
[pagina *6r]
| |
Koningen met lange armen zware slagen konnen geven; en hoewel alle verstandige Onderdanen der Monarchen, die nevens de hoofse pluim-strijkers de schaamte niet hebben afgelegt, in het generaal overtuigd werden van de voortreffelikheid eener RepublikeGa naar margenoot+ boven de Eenhoofdige Regeringe; zo houden nochtans eenige staande, veele volkeren zodanig geaard te zijn, dat zy niet gelukkelik dan door eenen Heer konnen werden geregeerd; en brengen by de exempelen aller volkeren van Asia en Afrijken, als mede alle Europise volkeren gelegen na het Zuiden: wel is waar dat zy ook bekennen, dat alle volkeren die meer na het Noorden gelegen zijn, bequameliker werden geregeerd door een uitstekend Hoofd en meerder vryheid, gelijk warelik van Vrankrijk af na het Noorden genoegzaam alle absolute Monarchale regeringe ophoud; en dienvolgende sustineren | |
[pagina *6v]
| |
de selve en vele anderen, de Hollanders in het particulier zo wrevelig, factieus en bot te zijn, dat zy niet, dan door een zeer uitstekend Hoofd in dwang gehouden zijnde, gelukkelik zouden konnen werden geregeerd, en dat het zelve ook door de historien der voorlede Graven zoude werden bekraftigt. Maar aan de andere zijde werd Ga naar margenoot+gesegt, dat de tijden der voorlede Graven kennelik zijn geweest zeer afgrijselike tijden en regeeringen, vervullende de Historien met gedurige verfoejelike oorlogen, oproeren, en grouwelen, gebaard door en ter occasie van dat uitsteekend Hoofd: en dat ter contrarie de Hollanders, als op de Vissery, Manufacturen en Negotie levende, van nature zeer vreedsaam zouden wesen, indien zy door zoodanig Hoofd niet oproerig wierden gemaakt. Wat hier van zy, kan ten deele uit de Historien werden geleerd. Maar hier op zal misschien ei- | |
[pagina *7r]
| |
mand seggen, de saaken sedertGa naar margenoot+ honderd jaren veranderd te zijn, om dat Holland voor dezen meest op den land-bouw bestond, en dat hier geen soldaten, finantien ofte gefortificeerde plaatsen waren daar de Graaf over konde disponeren. Waarom hy geen oorlog konde voeren, dan met zijn Leen-mannen en Poorters op geconsenteerde beeden, en dat daarenboven de Hollandse Steden, naar proportie der krijgs-konst, zoo sterk waren, dat zy niet, dan met zeer groot geweld, door een Graaf konden werden ingenomen, zulks die regeering in alle manieren ongestadig, krachteloos en oproerig moeste zijn. En hier by sal misschien iemand noch voegen, dat Holland nu t'eenemaal bestaat op de koopmanschap, ende dat een uitstekend Hoofd, Kapitain Generaal, ofte Stadthouder, hier zoude hebben een eige lijfwacht in den | |
[pagina *7v]
| |
Hage, plaatse der Dagvaart, als mede de gonst van een groote besoldigde krijgs-macht, van alle de Predikanten, en door die, de gonst der gemeene Ingesetenen. En dat hy daarenboven, door de Gedeputeerden ter Generaliteit, t'zijnen gelieve zoude konnen disponeren van die onwinbare frontier-plaatsen der niet stemmende Landen, schoon genomen hy zijn macht door geen uitheemsche Alliantien quame te sterken. Zulks hy meest alle Hollandse Steden, nu genoegzaam open leggende, ter loops zoude konnen overweldigen, en dienvolgende zoude warelik iemand konnen zeggen: dat de Hollanders, door het kiezen van zodanig uitsteekend Hoofd, als onnozele lammeren zouden werden geregeerd door een onwederstandelik Souverain. Wat hier van zy, en of de Hollandse ingezetenen als dan gelukkig zouden wezen, zal ik een ander | |
[pagina *8r]
| |
wijtloopiger laten denken, zeggen en schrijven. Maar wat der Hollanderen bottigheidGa naar margenoot+ aangaat, of die zo groot zy, datse niet verstands genoeg zouden hebben om een vrye Republikte konnen formeeren, en dat zy dien kosteliken steen, de Vryheid, gevonden hebbende, met den Esopisen Haan een graantjen koorens meerder zouden achten, daar van zeg ik niet wel te konnen werden geoordeeld; want vermits zy noch geen tien jaren zijn vry geweest, en het daar te vooren zeer ontijdig en schadelik was zijn goed verstand in het stuk der Regeringe te tonen; als mede vermits het klaar is, dat eene generatie van menschen in vryheid moet werden doorgeworsteld, eer men daar van te recht oordeelen kan; zoo moet men het zelve God en den tijd overgeven, om daar na, indien deze slaafachtige wederstrevers werden overleeft, een goed oordeel | |
[pagina *8v]
| |
voor ofte tegen te konnen vellen. Onderentusschen kan dit volgende Tractaat van Hollands Interest onpartijdig werden gelezen: en ten zelven einde zy yder gewaarschout, dat uit elke particuliere zake niet veel nuttigheids kan werden getrokken, maar dat die moet werden gevonden in de overdenkinge en aan-een-knopinge aller verhandelingen te zamen, om eindelik te konnen oordeelen, of hier het waarachtige Interest dezer Landen getroffen zy; indien neen, zal my genoeg wezen, by zo verre men gelooft, dat ik het nochtans ernstig gezocht, en daar toe eerst den weg gebaand hebbende, (affectus pro effectu: In magnis voluisse sat est,) meer danks als ondanks van mijn vry Vaderland heb verdiend; alzo misschien door mijn poogen en dwalen een ander, veel bequamer, zal werden opgewekt om beter te doen. 't Welk God geve. |
|