Inhoudsopgave
[Woord vooraf]
Vroo en vrij.
De lieve zilverschijven.
De bloem des bals.
Regina.
De lekkerbek.
Mijne wenschen.
Op het V. taalcongres.
(Antwerpen, 1856)
Het portret.
Thereze.
Herinneringen.
Mijn verjaardag.
(21. Juni 1855.)
Ziedaar de vraag.
Levensvreugd.
Arme moeder.
Louter woorden, anders niet!
De loteling.
Van den lapper.
Lize en Marie.
De boodschap.
Vlinder en roos.
De blonde.
Zoo gaat de wereld.
Aan Lize.
Ik min u nog.
De tweede vader.
Oosterlingen.
Aan Sophie.
Zoo gij mijn lief wilt zijn!
Evenals verleden jaar.
Moeder.
Ware ik niet zoo bang!
Nieuwe bezems keren goed.
Julia.
Schoon liesken.
Verleidende stemmen.
Het nieuwjaarsbal.
Het gordijntje.
Hare laatste woorden.
Magdalena.
In Maria's album.
De deur uit!
De herbergzangster.
Een is genoeg.
De kunst der minne.
Eene kleine zonde.
Annemieken.
Marieken.
Wanneer ge mij beziet!
Pater Adriaan.
Mijn vond.
Het gelukkige paar.
Mijnen lieven schoonouderen.
(Oudejaarsavond, 1860.)
Antwoord.
Aan de Gentsche studenten.
(1856.)
Ignatiuswater.
(Antwerpen, 1859.)
Verloren!
Voor 't goede recht.
Aan mijne moeder.
(Opdracht van ‘Zingzang.’)
Vlaanderen! O Vlaanderen!
In Vlaanderen Vlaamsch.
Mijne moedertaal.
Aan die van Gent.
(Februari 1864).
Ons land.
O lieve Scheldestad.
Jan Breydel.
Te Waterloo.
Onze leus.
De Franschen.
Zooveel liedjes als er klinken.
In het zonnige hoveken.
Dijn! Mijn!
Waartoe dienen mij mijne oogen?
Moeder en kind.
Wil ik u eens wat vertellen, meisje?
Miekens moeder.
Een brave gezel, eene lieve maagd.
Het klooster.
De meid van hierover.
Orpheus.
De laster.
Trinet de marketentster.
In den ‘Hemel.’
Ach, wat heb ik hem misdreven.
Hij sprak van wonderlijke zaken.
De monnik.
Duo.
Ach, Cupidootje.
Laat het maar stormen.
Beurtzang.
Zoo gij vertrekt.
Bekentenis.
Zilveren bruiloft.
Den vriende.
De oude zangster.
Margaretha's uitvaart.
Onze meester.
Op het kunstfeest te Antwerpen.
(Augustus 1861.)
De graaf van halfvasten.
Onnoozelkinderdag.
Het liedeken van de ton.
Koffielied.
Vertalingen.
Het liedeken van de hop.
(G.H.F. Nesselmann, Littauische Volkslieder.)
De appelaar.
(Ludwig Uhland.)
Strijdlied der Luikenaars.
(G.J.E Ramoux.)
Dorenwijsheid.
(Friedrich Bodenstedt, Lieder des Mirza-Schaffy)
Een ditje of een datje.
(Julius Altmann, Die Balalaika)
Storm op zee.
(William Pitt, in Sea songs and ballads, by dibdin and others)
O zeg ons, herderinne.
(Jacques Jasmin, Françouneto in Las Papillôtos)
Mijn schat is weg.
(Des Knaben Wunderhorn.)
Ringsken en roosken.
(Anton von Klesheim, 's Schwarzblátl aus 'n Weanerwald.)
Ze trokken gedrieën al over den Rijn.
(Ludwig Uhland.)
Het ledige stoeltje.
(Louis Ratisbonne, Au printemps de la vie)
Het opene venster.
(H.W. Longfellow, The Seaside and the Fireside.)
De eerste kus.
(Anton von Klesheim, 's Schwarzblátl aus 'n Weanerwald.)
Lof der Musica.
(Emanuel Geibel)
De schoonste liederen van Robert Burns.
Aan mijne vrouw.
In oogstmaand gedicht.
O Tibbie, zoet kind!
Mijn lief, mijn leven, o!
Gekomen is de lieve lente.
Peg.
Het tuiltje.
Chloris.
Het landmeisje.
O schoon is gene rozelaar.
O tibbie, vroeger waart ge niet.
John Anderson, mijn schat.
Het is uw rozig aanzicht niet.
De soldaat.
O ware mijn liefste lievekijn.
Anna.
De winter des levens.
Niemand.
O reik mij nu den zilverkelk.
Beste liefje.
Laat een zoen 't vaarwel verzoeten.
O reik mij nu de hand, kind!
Zoo zoet en rustig daalt de nacht.
O laat me u drukken aan de borst.
Eliza
Uit liefde tot iemand.
Mary.
Wees niet verlegen!
Mijn Hooglandsch meisjen, o!
Mijn lief is als de roode roos.
Jean.
Mary Stuart.
Aan den leeuwerik.
Wie eerlijk is, al is hij arm.
Mijmerend aan de zee.
Doe open!
Aan Mary in den hemel.
O zaagt ge mijn lief, mijne Philly?
Mijn vrijer.
Tevreden met weinig.
Lord Gregory.
De sneeuw bedekt de banen.
Met eenen oude trouw ik niet.
Daar was eene meid.
Willy en Philly.
Findlay.
Vivat mijn schat, mijn spinnerad!
De sombere nacht breekt schielijk aan.
Ha! Ha! Die liefde!
Mijn hart is in Hoogland.
Jan Gerstekoorn.
Alphabetische lijst der aanvangsregels.