| |
| |
| |
De avonturen van Bennie Burgers
Bennie Burgers was er eentje
Van de echte soort: Sta Vast;
Met gespierde armen, beenen
En een sterke ribbenkast.
Als je 't nou precies wilt weten,
‘Burgers’ heette Bennie niet:
Bennie heette: Bernard Trapgraag,
Dus héél anders zoo je ziet.
Maar zijn vriendjes noemden hem steeds
Bennie Burgers; en waaròm?
Dat zal ik je gauw vertellen,
Sla de blaadjes maar eens om.
| |
| |
Op zijn zevenden verjaardag
(Hoe onthou ik dat toch zoo?)
Kreeg me daar die reuzenboffer
Van zijn Pa een fiets cadeau.
Bernard was een wilde jongen,
Ook al was hij nog maar klein,
Dus: de fiets moest stevig wezen,
Dus: het moest een BURGERS zijn.
En toen Ben er mee op school kwam,
Nou, toen vond de hééle klas,
Dat de beste naam voor Bernard
Voortaan: BENNIE BURGERS was.
| |
| |
Héél de klas was in verbazing:
Wat een fijne fiets is dat!
Jongens zeiden: reuzen-kar zeg,
Meisjes vonden het een schat.
Kijk dat stevig sterke stuur eens!
En die trappers! Zie je dat?
En die keurig fijne biezen
Op dat frame, zoo spiegelglad!
Telkens zagen ze wat anders,
Keken er bewond'rend naar,
(Achter op dit kleine boekje
Vindt je alles bij elkaar).
| |
| |
Bennie reed een eere-ronde
Voor de oogen van de klas
En hij keek naar alle kanten
Net of hij Piet Moeskops was.
Beide handen van het stuur af,
Steeds maar harder in het rond.....
Pats! Daar lag de groote Moeskops
Met een bloedneus op den grond.
Linker knie keek door zijn broek heen,
In zijn zitvlak zat een ster,
Maar zijn fiets mankeerde niets hoor,
| |
| |
Op een middag fietste Bennie
Op den straatweg naar de stad
En toen riep een boerenjongen,
Die daar aan den wegkant zat:
O, mijn voorvork is gebroken!
Heel de weg bezaaid met appels,
Bennie hielp de appels rapen:
Joch, jouw mand is véél te zwaar!
'k Zal hem maar wat lichter maken.....
Bennie at er gauw een paar.
| |
| |
Toen de groote mand gevuld was,
Zei Ben: 'k zal je helpen gaan,
Jij pakt je gebroken fiets en
Gaat dan op mijn stepje staan.
Samen zetten wij de appels
Eén twee drie hier op mijn stuur
En ik trap je naar de stad toe
't Is maar 'n ritje van een uur.
't Antwoord was: maar houdt jouw fiets dat?
Zóó'n gewicht en dan zóó ver?
Bennie wees hem op 't fabrieksmerk,
Daar stond: BURGERS E.N.R.
| |
| |
Bennie zag een vliegmachine
En hij zuchtte: o, wat fijn!
Wat zou ik óók graag eens héél hoog,
Héél hoog in de hoogte zijn!
Bennie staarde recht naar boven,
Zag dus niet den grooten steen,
Zoodat hij niet naar de hoogte,
Maar diep in het diep verdween.
Plons! En dáár ging Bennie Burgers!
In de stadsgracht zonk hij weg,
Een agent zag het gelukkig
Haalde als een haas een dreg.
| |
| |
De agent ging aan het dreggen,
Wat hij uiterst handig deed:
Bij den allereersten keer reeds
Riep hij: ja hoor, ik heb beet!
Eerst een hoofd, toen schouders, armen,
Toen een lijf, en, 't is geen mop,
Toen - een fiets! Want onze Bennie
Zóó toen hij weer op den kant stond
Zei hij vriend'lijk: dank U hoor!
Géén van ons is bang voor roesten:
Bennie fietste kalmpjes door.
| |
| |
Op een mooien zomer-ochtend
Zei Ben: Moeder, weet U wat?
Ik ga eens een héél eind fietsen,
Héél ver buiten onze stad.
Bennie kreeg een groote veldflesch
En een pakje brood er bij:
Twee met worst en vijf met lever,
Nou dag Moeder! Nou dag Bennie!
En voorzichtig wezen hoor!
Nou dag Bennie! Nou dag Moeder.....
Bennie trapte er van door.
| |
| |
Heel wat vlugge kilometers
Had de trapheld al gemaakt,
Toen hij bij een overweg kwam
Met zoo'n bord van ‘Onbewaakt’.
't Was een prachtig, lekker fietspad,
O, wat liep die fiets toch fijn!
Bennie zat heel hard te zingen
En - daarginder kwam de trein.....
Gillend floot de machinist nog,
Maar te laat! Een slag, een gil,
Knarsen, piepen van de remmen
En daar stond de sneltrein stil.
| |
| |
Toen de machinist kwam kijken
Of Ben dood was of gewond,
Was de goede man verwonderd
Toen hij hem springlevend vond.
Bennie zat op één der buffers
En zie, hem mankeerde niets,
Maar hij vroeg met angst en beven:
Hoe is 't met mijn mooie fiets?
Wat kan ons die fiets toch schelen!
Riepen allen zeer verstoord;
Kijk eens! Dit hier is véél erger:
| |
| |
Bennie's fiets had me warempel
't Monster uit de rails gelicht;
Nou, die fiets zal wel gekraakt zijn!
Dacht Ben met benauwd gezicht.
Eind'lijk kwam de fiets te voorschijn,
d'Oorzaak van het ongeluk:
Vol met stof en vuil en krassen,
Maar - er was geen stuk aan stuk!
Bennie riep: het zware monster
Is verslagen, zoo U ziet:
BURGERS E.N.R. kan buigen,
Maar zie: breken doet hij niet!
| |
| |
Toen de passagiers hem vroegen
Legde hij hen de beteek'nis
Van die letters even uit.
E is: Eenvoud, da 's het ware;
N is: Nederlandsch product;
R is: Resultaat, U ziet het,
Het is schitterend gelukt.
't Kan ook nog iets anders wezen,
Heeft vriend Bennie toen gezeid:
't Slaat op 't BURGERS rijwiel, waarop
| |
| |
Toen Ben thuis kwam en vertelde
Hoe die trein daar was ontspoord,
Hebben Vader en ook Moeder
Hem héél ernstig aangehoord.
Vader zei: nou nou, zoo'n lesje
Vind ik eigenlijk héél goed:
't Leert je, dat je in het leven
Uit je oogen kijken moet.
Bennie zei: en 't leert ons óók nog.....
(Vader stond eenvoudig paf)
Dat mijn Pa 'n verstandig man is,
Die zijn zoon een BURGERS gaf.
|
|