| |
| |
| |
Erfnamen functioneler dan familienamen in oostelijk Belgisch-Limburg
[door J. Molemans]
| |
0.
Een alias-reeks als Jan Roex alias Coussen alias Schrijvers
voor een man (en eventueel een vrouw) is gewoon in de schepenprotocollen
(1526-1796) en andere archivalia van de Belgisch-Limburgse gemeente Opglabbeek, en bij uitbreiding ook van andere
plaatsen in oostelijk Limburg. Dezelfde Jan kan elders vermeld staan als Jan Coussen alias Roex, Jan Roex alias Schrijvers, Jan
Coussen en Jan Schrijvers. Voor genealogen een
meestal niet of moeilijk te ontwarren wirwar.
Wat is er eigenlijk aan de hand? Twee naamtypes spelen op elkaar in, nl. de
familienamen en de erfnamenGa naar voetnoot(1) die daarenboven meestal van familienamen afgeleid zijn. In
de praktijk bleken en blijken de erfnamen een even belangrijk zoniet
belangrijker middel tot identificering te zijn dan de familienamen. Bij het
raadplegen van geschreven bronnen en tot voor korte tijd ook van de
volksmond m.b.t. de Oostlimburgse regio, moeten wij ons dan ook vrijwel
steeds de vraag stellen of iemand met zijn werkelijke familienaam, soms in
een alias-vormGa naar voetnoot(2), dan wel met de naam van het erf
dat hij bewoont en/of bezit aangeduid wordt. Een paar voorbeelden ter
verduidelijking. Jan Rocx alias Vaesen (zijn ouders wonen
op het Vasen) huwt op 16.11.1773 met Mechtildis Waeben alias Kimpen (haar ouders zijn eigenaars van het
Kimpen); het is gewoon ze elders vermeld te vinden als
Jan en Mechel Brans, daar zij zich
op het Brans gingen vestigen. Zelfs wanneer een familie
een goed voor een tijd huurde, kon de erf- de familienaam in de praktijk
verdringen: Arnold Vliegen alias Sijmkens alias Drogen uit
het buurdorp Meeuwen huwt op 26.1.1784 met Maria Lucia
Geerkens en vestigt zich als pachter op het goed Klaaskens; enige tijd later staan zij in de gichtregisters vermeld als
| |
| |
Arnold en Lucie Kleskens (dialectisch
voor Klaaskens). Wij kunnen deze voorbeelden met
tientallen uitbreiden.
Daar wij sinds geruime tijd een onderzoek, zowel geografisch als historisch
en naamkundig, op de Belg.-Limb. gemeente Opglabbeek geconcentreerd
hebbenGa naar voetnoot(3), willen wij onze bevindingen betreffende de wisselwerking
tussen familie- en erfnamen voor deze gemeente, die als voorbeeld voor de
regio kan gelden, op een rijtje zetten.
| |
1. Geografische spreiding van het type erfnaam ‘tot (te) Jansen’
Over de spreiding van dit soort erfnaam kunnen wij alleen een zekere
uitspraak doen over het Belgisch-Limburgse gebied dat onder de Kempen
ressorteert. Ten oosten van de lijn (Neer-, Over-)Pelt - Eksel - Hechtel - Helchteren - Houthalen - Zonhoven - Hasselt dragen
alle boerderijen (en een aantal huizen in de dorpscentra) niet enkel namen,
maar deze zijn voor meer dan 90% afgeleid van de namen van de oudst bekende
eigenaars, resp. bewoners (15de-16de eeuw). In het oostelijk Limburgs gebied
werkte dit naamgevingsprocédé systematisch, d.w.z. iedere winning heeft een
meestal van een familienaam afgeleide naamGa naar voetnoot(4).
In het westelijk deel van de Limburgse Kempen is zulks een rariteit. De
verklaring voor deze tegenstelling dient ongetwijfeld op het
socio-economische vlak gezocht te worden. Het systeem bleek perfect te
werken in gemeenschappen die tot vorige eeuw zuiver agrarisch, vrij
geïsoleerd en weinig mobiel warenGa naar voetnoot(5), en waar eigenaar en bewoner van een erf meestal
identiek waren, wat in genoemd oostelijk deel van de Limburgse Kempen en
aansluitend het Maasland grotendeels het geval was. In het westelijk deel
van de Limburgse Kempen was de toestand anders. In de meeste gemeenten
aldaar ontstond in de 16de eeuw een vorm van leurhandel, bekend als de
teutenhandel, was de samenleving minder honkvast, was er meer in- uitwijking
en ontstond het type van de boer-leurhandelaar.
| |
| |
Om de hierboven geschetste dualiteit binnen een groot deel van het
Belg.-Limburgse gebied nog wetenschappelijker te ondersteunen, zouden wij
moeten kunnen beschikken over degelijke sociologische en demografische
studies, wat jammer genoeg niet het geval is. Het tot dusver gevoerde
naamkundig onderzoek is een hint dat zulke studies wellicht revelerend
zouden zijn.
Het is evident dat de socio-economische omstandigheden die in de Limburgse
Kempen golden, ook elders konden (kunnen) voorkomen. Meteen rijst dan de
vraag of dit zijn weerslag had op de naamgeving. In de literatuur wordt wel
eens gewag gemaakt van erfnamen van het type ‘tot (te) Jansen’Ga naar voetnoot(6), maar het biedt te weinig
houvast tot een vergelijkende studie.
| |
| |
2.1. Aantal erven
De volgende tabel geeft een overzicht per eeuw en per nederzetting
(gehucht) van het aantal erven. Over de toestand in 14de en 15de eeuw
zijn wij niet geïnformeerd, daar de doorlopende bronnen eerst in 1522
beginnen.
In vier eeuwen is het aantal erven meer dan verdubbeld, vooral te
verklaren door erfdelingen, die vóór de 18de eeuw zeldzaam waren: tussen
1500-1700 hadden slechts twee delingen plaats, nl. van het
Roeks en het Vinken, ook twee winningen met
uitgestrekte landerijen. Vóór de 18de eeuw hield men zich blijkbaar
strikt aan het recht van ‘primogeni- | |
| |
tur’ of
eerstgeboorterecht: Na het overlijden van beide ouders had de oudste
zoon per definitie recht op woning, hof en moestuin; daarnaast had hij
ook nog zijn aandeel in de overige goederen. De delen waarop zijn
broer(s) en/of zuster(s) recht hadden, kocht hij meestal terug. Slechts
in uitzonderlijke gevallen verkocht de oudste zoon zelf zijn aandeel aan
een broer of een zwager.
In de 18de eeuw hadden er 14 erfdelingen plaats, in de 19de eeuw 24. Wat
de 19de eeuw betreft moeten wij er rekening mee houden dat het
landbouwareaal toen door heideontginningen toenam, vooral na 1830. In de
19de eeuw werden ook nieuwe woningen opgetrokken (o.m. Bergske, Das, Jannissen, Wever).
Bij een erfdeling werd het goed meestal in twee verdeeld, soms in drie
delen (Gebelen en Reimkens in de
18de e.; Bieskens, Engelen, Hagens, Jannis en Groot Vinken in de 19de e.), uitzonderlijk in vier
delen (Berger in de 18de e.).
Na een deling werden één (soms twee en drie) nieuwe woningen opgetrokken,
die veelal een specificerende naam kregen:
1) | Naar de familienaam van de nieuwe, meestal ingetrouwde eigenaar:
Aarden (Dries 2), Bos,
verkort uit Vandenbosch (Berger 2), Dan(i)els
(Roeks 2), Habex (Reimkens 2), Hellings (Kremers 2), Meerten (Gerits
2), Paredis (Hanskens 1), Simons
(Bamps 2). |
2) | Naar de voornaam van de nieuwe erfman: Geliam
(Gebelen 1), naar Wilhelm of Geliam Zegels; Hubes
(Dries 4), naar Hubert Maesen; Kobeke (Dries 3),
naar Jacob Gabriels. |
3) | Soms werd ook naamvormend gewerkt met de klassieke tegenstellingen
groot/klein (Drogen, Koesen,
Steger en Vinken); oud/nieuw, hoewel het onderscheidend bestanddeel oud - althans in de geschreven bronnen - meestal
achterwege blijftGa naar voetnoot(9). |
| |
2.2. Grootte van de erven
Voor Opglabbeek beschikken wij over een
bunderlijst van omstreeks 1800, waarin alle erven met hun grootte,
aangeduid in bunders en kleine roedenGa naar voetnoot(10), vermeld worden:
| |
| |
|
Dorp |
Louwel |
Ophoven |
Broek(kant) |
Hoeve |
Van 0 tot 1 bunder |
9 |
4 |
1 |
|
|
Van 1 tot 3 bunders |
1 |
1 |
|
|
|
Van 3 tot 5 bunders |
2 |
|
1 |
|
2 |
Van 5 tot 10 bunders |
6 |
8 |
7 |
5 |
2 |
Van 10 tot 15 bunders |
2 |
8 |
6 |
|
|
Van 15 tot 20 bunders |
|
|
2 |
|
|
Van 20 tot 25 bunders |
1 |
2 |
5 |
|
|
Van 25 tot 30 bunders |
|
|
1 |
|
|
Van 30 tot 35 bunders |
2 |
|
|
|
|
Van 35 tot 40 bunders |
1 |
|
|
|
|
Van 40 tot 45 bunders |
|
|
1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
24 |
23 |
23 |
5 |
4 |
21 van 79 erven hadden een oppervlakte van minder dan 5 bunders,
merendeels in het Dorp te situeren, waar ook een aantal ambachtslieden
en kleine handelaars woonden maar tegelijk landbouwers waren.
De meeste winningen hadden een oppervlakte land (bouw- en hooiland,
hedevelden en evtl. moerasgrond) tussen de 5 en 10 bunders (28) en 10 à
15 bunders (16).
Naar Kempische maatstaven bezaten een vijftal erven een bijzonder grote
oppervlakte land: Schrijvers op het Roekseinde in
Ophoven (27 bunders 204 roeden), Bieskens in het Dorp
(31 bunders 218 roeden), Engelen in het Dorp (33
bunders 186 roeden), Linden in het Dorp (36 bunders
211 roeden) en Krijns in Ophoven (43 bunders 197
roeden). De eigenaars van deze erven vervulden belangrijke functies,
vaak van vader op zoon, in het gemeentelijk en juridisch beleid; de
erven bezaten ook een omvangrijke veestapel.
| |
3. De Opglabbeekse erfnamen
| |
3.1. Indeling
| |
3.1.1.
De meeste erfnamen zijn afgeleid van FAMILIENAMENGa naar voetnoot(11), | |
| |
type Brans, Klissen,
Wevers. Meestal behoren deze familienamen tot de oudste
laag die voor Opglabbeek uit de bronnen werd opgetekend.
| |
3.1.2.
VOORNAMENGa naar voetnoot(12), meestal voor jongere erven: Augustijn (naar Augustinus Bortscheit, † 1822), later
verdrongen door Driesen (naar Andries Janssen,
1796-1871). - Janen (naar Sebastiaan Waeben,
1757-1829), later verdrongen door Manen (naar
Hermanus Waeben, 1804-1879). - Jannissen (naar
Johannes Dirx, 1818-1870). - Geliam, Hubes, Kobeke
(zie 2.1).
| |
3.1.3.
BEROEPSNAMENGa naar voetnoot(13), ook voor jongere erven, al dan niet
na een erfdeling: Dekker (Dries 1, naar Martinus
Gabriels, 1846-1913, strodekker van beroep). - Kuiper (Koesen 2, naar de kuiper Jan Mathijs Martens,
1811-1876). - Smid (twee erven, naar
meester-hoefsmid Peter Jan Vandeursen, 1815-1880, en naar de familie
Stifkens, een 18de-19de eeuwse smedenfamilie). - Wever (twee erven, naar twee linnenweversfamilies, Goossens en
Wevers: nomen est omen!).
| |
3.1.4. Geografische namen
Deze kleine maar morfologisch zeer interessante groep erfnamen, in
bepaalde gevallen ook tot familienamen ontwikkeld, vraagt een
uitvoeriger toelichting.
Het betreft -s- en -er-afleidingen van de grondwoorden bampt
(beemd), beek, berg, broek, hoeve en steeg.
1) | BAM(P)S is de naam van een erf gelegen op de Broekkant tegen
een bampt- of hooilandterrein aan de Bosbeek.
Aanvankelijk werden de bewoners van het goed inden
Bampt genoemd, later met suffigering Bamp(t)s.Ga naar voetnoot(14)
Bam(p)s is thans nog een frekwent voorkomende
naam in Limburg, vooral in Midden-Limburg, met als variant Bammens, met reductie van het tweede lid uit
Bammans. |
| |
| |
2) | Het erf BEEKS situeert zich evenals Bamps op
de Broekkant bij de Kleine Beek. Op de Beek en
recenter Beeks fungeren eerst als erfnamen,
concurreren vervolgens met de namen van de eigenaars van het
goed, totdat Beeks een gangbare familienaam
wordtGa naar voetnoot(15). Een familienaam ontwikkelt zich
derhalve niet tot erfnaam, zoals hier meestal het geval is, maar
omgekeerd ligt een erfnaam aan de basis van een familienaam. |
3) | BERGER is zoals Broeker en Steger een -er-afleiding, met name
van berg in de betekenis van landduin of
zavelberg. Het goed ligt in het noorden op de grens van
Opglabbeek-Louwel met Gruitrode tegen
een duinencomplex. Het site van dit erf wordt in de oudst
bekende vermeldingen duidelijk omschreven: 1533 den
Hoff aen die Berghe. - 1581 den Hoff
aendie Berge tot Louwel, reeng. dije
Savelberge. I.p.v. de voorzetselconstructie treedt
later een -er-afleiding op: 1667 den Bergher Hoeff. - 1754 te
Berger. Deze erfnaam ligt tevens aan de basis van de
familienaam BergerGa naar voetnoot(16), thans nog
voorkomend in de zone Opglabbeek-Genk. Naast Berger kennen wij in Limburg Bergs en vooral
Bergmans. |
4) | BROEKER, formeel vergelijkbaar met Berger en
Steger, is een -er-afleiding van broek ‘depressie’, i.c.
het Dorperbroek, een uitgestrekt moerasgebied waarin ook de
schans ligt. De naam van het erf Broeker
werd en wordt nog overgedragen op de eigenaars van dit goedGa naar voetnoot(17), maar Broeker
heeft zich niet tot een vaste familienaam ontwikkeld, althans
niet in Opglabbeek en omgeving. |
5) | De erfnaam HOEVER, met anorganische -t ook
HOEVERTGa naar voetnoot(18), is afgeleid van hoeve (Lat. mansus), landmaat bij de ontginning. Het is
een geïsoleerd goed in de dalbodem van de Bosbeek en
vergelijkbaar met de talrijke Kempische hoeve-namen die in relatie staan tot een laatmiddeleeuwse ontginningsbeweging.
|
| |
| |
| De -er(t)-afleidingen
representeren het jongste stadiumGa naar voetnoot(19). Hoever(t) heeft zich niet tot familienaam ontwikkeld,
hoewel hij dikwijls op de bewoners van het goed werd (wordt)
overgedragenGa naar voetnoot(20). |
6) | STEGER is een -er-afleiding van steeg ‘smalle weg, voetpad; letterlijk: weg die
stijgt’. De evolutie van Steegmans/Indestege
tot Steger blijkt uit de chronologie van de
vermeldingenGa naar voetnoot(21). De erfnaam Steger
werd ook overgedragen op eigenaars van het goedGa naar voetnoot(22). Toch is
Steger niet de gangbare familienaam
geworden in Opglabbeek en omgeving, wel Vanderste(e)gen. |
| |
3.2. Erfnaam met de status van
nederzettingsnaam
De basisnederzetting is het individuele, resp. familiale erf, dat ofwel
in een afgezonderde positie voorkomt, zoals de Hoeve
in Opglabbeek, ofwel in groepsverband en dan hanteren wij de term
gehucht, een collectief van hof(stede).
| |
3.2.1. Distributie van de intern- en extern-lokaliserende
voorzetsels
Wij vermelden enkel het aantal genoteerde voorzetsels in verbinding
met de erfnamen (bijv. het goed genaamd te Beeks)
en niet deze in verbinding met de namen van de bewoners der erven
(bijv. Jan op die Beek).
|
16de e. |
17de e. |
18de e. |
19de e. |
volksmond |
TOT |
7 |
13 |
- |
- |
- |
TE |
9 |
19 |
43 |
32 |
- |
|
|
|
|
|
|
OP |
1 |
8 |
- |
5 |
4 |
|
|
|
|
|
|
AAN |
3 |
2 |
1 |
- |
- |
BIJ |
- |
- |
- |
19 |
alle min vier |
| |
| |
Conclusies:
1) | De intern-lokaliserende voorzetsels tot en
te (gereduceerde vorm van tot) domineren in de historische attestaties; daarnaast in
veel mindere mate op dat, zoals verder blijkt,
in drie gevallen semantisch verantwoord is.
Tot en te kwamen ook voor in
verbinding met de namen van de drie kerngehuchten van Opglabbeek
(Opglabbeek-Dorp, Louwel, Ophoven), maar
zijn nadien verdrongen door in. Bij de overige
nederzettingen treedt op als lokaliserend
voorzetsel op. Naar hun site zijn deze laatste meestal
uitbreidingen of uitlopers van de kerngehuchten: Broekkant, Roeks- en Stegereinde bij
het kerngehucht Ophoven, Vinkeneinde bij Louwel. Een uitzondering vormt de
Hoeve die in afgezonderde positie voorkomt. |
2) | Op treedt historisch op in verbinding met
drie erfnamen, nl. Beeks (in vermeldingen als
op de Beek, jonger te
Beeks), Bergske (ligging op een
weghelling) en Hoeve (afgezonderd domein). |
3) | Opmerkelijk is dat het voorzetsel te nog
frekwent in 19de-eeuwse bronnen geattesteerd is m.b.t. erfnamen,
bijv. 1825 te Meerten, 1826 te
den Wever, 1833 te Rutten, 1857 te Drees, enz. Bij de gehuchtnamen is te dan al lang niet meer gebruikelijk, wel in en op. |
4) | Het louter plaatsaanduidende voorzetsel aan
treedt alleen op bij de oudere variant van de erfnaam Berger, nl. aan de
(Zavel)bergen. |
5) | In de volksmond treedt thans bij de erfnamen altijd bij op, behalve bij Bergske,
Hoeve en Kimpen die met op verbonden worden. Voor Hoeve
(isolatief) en Bergske (hogere ligging) is dit
laatste normaal, maar op Kimpen is ongewoon,
te meer daar op ook nooit historisch met deze
erfnaam voorkomt. De verbinding met bij
is vertrouwelijk. Dit voorzetsel komt voor het eerst in
19de-eeuwse bronnen (vooral de Burgerlijke Stand) voor, in
verbinding met erfnamen afgeleid van a) voornamen: Bij Augustijn
(Berben, Geliammen, Tijsen, Tonen); b) familienamen van recente
eigenaars: Bij Gabriels (Habex, Janssen); c) beroepsnamen: Bij
de Dekker (Kuiper, Smid). |
| |
3.3. Erfnamen functioneler dan
familienamen
In Opglabbeek maar ook in andere gemeenten uit de Oostlimburgse regio
bleken en blijken de erfnamen voor het sociaal verkeer belangrijker te
zijn dan de familienamen, ook nadat deze laatste een officiële status
gekregen hadden.
| |
| |
| |
3.1.1.
Zoals gezegd kunnen wij bij het raadplegen van archivalia vrijwel
nooit zeker zijn of wij met familienamen dan wel met overgedragen
erfnamen te maken hebbenGa naar voetnoot(23). Wij lichten dit
toe aan de hand van één voorbeeld. In 1796, onder het Frans Bewind,
werd in het Departement van de Nedermaas, waaronder Opglabbeek ressorteerde, een volkstelling per
gemeente gehoudenGa naar voetnoot(24). Frappant voor de telling in Opglabbeek,
opgemaakt door een ingezetene, is dat vrijwel nooit de familienamen
vermeld worden, wel de op eigenaars, resp. bewoners overgedragen
erfnamen, zonder ook maar enig onderscheid te maken tussen mans- en
vrouwennamen. Wij lichten er enkele voorbeelden uit; links staan de
namen uit de telling, rechts de eigenlijke familienamen:
Jan × Marie Bamps = Jan Schenen × Maria Catharina Peeters |
Andreas × Geertruydis Berger = Andries Nuyens × Gertrudis Knops |
Jan × Mechel Brants = Joannes Rockx Alias Vaesen × Mechtildis Waeben
Alias Kimpen |
Jan × Agnes Broeker = Joannes Antonius Brockx × Agnes Jannis |
Willem × Marie Hermans = Willem Schreurs × Maria Gertrudis Vandeursen |
Nelis × Aldegonde Kimpen = Cornelis Waeben × Aldegondis Sertijns
Alias Claessens |
Arnold × Lucie Kleskens = Arnold Vliegen × Marie Lucie Geerkens |
Jan × Judie Klissen = Joannes Weevers × Judith Clissen |
Christiaan × Lucia Coppens = Christiaan Schreurs × Lucia Martens Alias
Berger |
Leonardus × Francine Creemers = Lenaert Hellinck × Francine Fransen |
Jacob × Elisabeth Millen = Jacob Lemkens × Maria Elisabeth Vanderstegen |
Berth × Catharina Rijmkens = Lambert Geerkens × Catharina Elisabeth Frederix |
Gerit × Margaritte Rutten = Gerard Martens × Margaretha Lemkens
Alias Vincken |
Hendrik × Anna Smeets = Hendrik Geerkens Alias Smeets × Anna Jansen Alias Jonckers |
Frans × Elisabeth Stegher = Frans Rox × Elisabeth Vandersteghen |
Jan × Joanna Theuwis = Joannes Schreurs × Joanna Maria Grondelaers |
| |
3.3.2.
Tot voor een tweetal decennia werden de meeste Opglabbekenaren, zowel
mannen als vrouwen en kinderen (de laatsten soms met een van-constructie), genoemd naar het goed dat zij
bezaten of huurden; | |
| |
bewoner en eigenaar vielen evenwel
meestal samen. De familienamen vervulden enkel een rol in de
administratie.
Het aantal voorbeelden dat hier volgt, zou nog merkelijk uitgebreid
kunnen worden. Links staan de officiële familienamen, rechts de
overgedragen erfnamen zoals zij in het Opglabbeeks ongeveer klinken.
Antoon Willems (°2.10.1871, † 9.3.1950) =
Toneke Bamps |
Hubert Bergmans, ingetrouwde schoonzoon
(°18.9.1868, † 17.8.1936) = Bert Bieks |
Jacob Geussens, ingetrouwde schoonzoon
(°24.7.1884, † 1.7.1964) = Jaak Bieskens |
Peter Jan Willem Vanhove, nieuwe eigenaar
(°28.10.1840, † 11.7.1922) = Branske |
Hermanus Jacob Roex (°29.5.1864, †
30.10.1959) = Kuub Broker |
Laurentius Hellings, ingetrouwde schoonzoon
(°9.1.1873, † 11.4.1949) = Linske Driegen |
Theodoor Truyen, huurder (°9.2.1866, †
15.1.1940) = Door Engelen |
Herman Geebelen (°8.7.1888, † 10.7.1970) =
Maan Gelijamme |
Peter Jan Cuppens (°3.6.1887, † 14.1.1951)
= Pier Geri(t)s |
Peter Jan Geebelen (°20.12.1869, †
2.6.1938) = Jentje Giens |
Peter Jan Willems, ingetrouwde schoonzoon
(°20.8.1858, † 13.11.1940) = Pierke Hage(n)s |
Arnold Paesen (°20.2.1879, † 22.10.1958) =
Nolke Hermis |
Philip Casters (°31.12.1885, † 25.8.1965) =
Lips van de Hoof |
Mathijs Waeben (°23.8.1898, † 3.5.1972) =
Ties Kimpen |
Joannes Josephus Knoops (°18.6.1879, †
19.2.1956) = Janneke Kleeske(n)s |
Jan Nicolaas Gabriels (°21.4.1879, †
4.5.1951) = Jan Klissen |
Jacob Schreurs (°13.6.1870, † 20.3.1946) =
Kuub Kuisen |
Jan Mathijs Casters (°7.12.1865, †
12.4.1956) = Tieske Kriens |
Willem Schreurs (°18.11.1843, † 11.11.1925)
= Wilke Keppe(n)s |
Joannes Lambertus Janssen, ingetrouwde
schoonzoon (°25.2.1881, † 21.9.1956) = Bert Manen |
Jacob Hubert Schrooten (°6.7.1868, †
3.3.1944) = Kiebeske Marte(n)s |
Peter Michiel Vandeursen, nieuwe eigenaar
(°8.6.1882, † 11.6.1968) = Geel Millen |
Karel Baeten, nieuwe eigenaar (°29.12.1873,
† 21.1.1950) = Kerelke Oijen |
Leonard Caelen (°28.3.1891, † 11.8.1968) =
Leetje Iems |
Balthazar Roex (°4.5.1858, † 28.9.1938) =
Beltje Pauls |
Jan Michiel Janssen (°29.9.1891, †
5.12.1955) = Geel Reimke(n)s |
Lambert Vandeursen (°2.12.1890, †
27.9.1980) = Bert Reiners |
Peter Joannes Bijnens, ingetrouwde
schoonzoon (°1.9.1865, † 30.9.1939) = Pierke Rooks |
Michiel Vandeursen (°6.6.1887, †
31.10.1944) = Geelke Rutten |
Leonard Martens (°23.2.1896, † 15.7.1963) =
Lei Schas |
Hendrik Vandeursen, nieuwe eigenaar
(°2.5.1852, † 26.9.1926) = Rikske Schrijvers |
Jan Mathijs Martens (°3.6.1887, †
16.10.1950) = Jan Slegers |
| |
| |
Jan Karel Geerkens (°26.9.1880, †
27.6.1974) = Charelke Steger |
Petrus Joannes Paesen (°20.5.1871, †
23.4.1946) = Pier Tievis |
Lambert Karel Wertelaers, ingetrouwde
schoonzoon (°6.4.1870, † 25.9.1950) = Kerelke Vasen. |
| |
3.3.3.
De overdracht van de erfnamen op de eigenaars, resp. huurders van de
erven heeft eeuwenlang plaatsgehad. Dit is hoofdzakelijk te
verklaren vanuit de sociologisch belangrijke plaats die deze erven
bekleedden. In een eertijds afgesloten dorpsgemeenschap, in een
landschappelijk goed geordend geheel met de gemene gronden, de
cultuur-gronden en de erven als basiscomponenten, namen de erven een
centrale plaats in, ook elders. Bovendien ligt Opglabbeek in de
regio waar deze erven een vaak eeuwenoude naam hadden. Deze erfnamen
kregen dan ook een primaire identificatie- en
onderscheidingsfunctie, niet de familienamen.
Maatschappelijk en landschappelijk hebben zich de jongste tijd grote
verschuivingen voorgedaan. Het aantal oude erven is ook drastisch
ingekrompen. De overdracht van erf- op familienaam heeft thans nog
enkel plaats binnen een besloten kring van oudere en autochtone
Opglabbekenaren. De volgende ingezetenen van de gemeente, ook
eigenaars van een oud goed in site, zijn in een weliswaar steeds
kleiner wordende groep voornamelijk bekend onder de overgedragen
erfnamen:
Jan Roex (°12.8.1898) = Jentje Broker |
Pieter Jacob Geebelen (°27.5.1907) = Jaak
Giens |
Hubert Schreurs (°25.9.1904) = Hiebke Kuisen |
Pieter Michiel Gabriels (°13.6.1915) =
Chelke Kriemers |
Jan Hendrik Cuppens (°30.7.1909) = Jan Leisen |
Karel Martens (°30.9.1915) = Charel Lemmens |
Jan Willems (°20.6.1896) = Jentje Danels |
Alexander Baeten (°25.4.1910) = Zander Tievis |
Lambert Schreurs (°18.3.1900) = Bertje Vinken |
Eksel
J. Molemans
|
-
voetnoot(1)
- Wij maken een
onderscheid tussen huis- en erfnamen, zowel zakelijk als linguïstisch.
Bij erven treedt, in tegenstelling met huizen (vooral in stadscentra en
in veel mindere mate in dorpscentra), het isolatieve aspect naar voren:
Erven zijn (waren) afgezonderde, in de Kempen door houtkanten besloten
of geïsoleerde domeinen, met aangelegen blokken land (Huiskamp of -veld) van 1 à 10 ha. Zie
hierover ook J. Molemans, Van persoons- tot erfnaam,
in: Vlaamse Stam 12 (1976), blz. 345-354, i.c. blz.
346.
-
voetnoot(2)
- Dit in twee richtingen: Jan Hermans alias Schreurs, of Jan
Schreurs alias Hermans.
-
voetnoot(3)
-
J. Molemans en J. Mertens, m.m.v. D. Huyge, E. Paulissen, L. Van Impe,
Historisch-naamkundige studie van Opglabbeek. Te verschijnen september
1984.
-
voetnoot(4)
- Door
mij onderzocht werden de oostelijk-Limburgse gemeenten As, Bocholt,
Ellikom, Kaulille, Kleine-Brogel, Neerglabbeek, Niel-bij-As. -
Uitgegeven in de reeksen Monografieën en Toponymica van het Instituut voor Naamkunde in Leuven.
-
voetnoot(5)
- Huwelijken van
Opglabbekenaren met niet-Opglabbekenaren kwamen miniem voor (minder dun
10%). Vandaar thans het gezegde: ‘In Opglabbeek is iedereen familie van
iedereen’.
-
voetnoot(6)
- Cf. J. Molemans, Van persoons- tot
erfnaam, o.c. 1976, blz. 352-353.
-
voetnoot(7)
- Met de subentiteiten Roeks- en Stegereinde.
-
voetnoot(9)
-
Nieuw
(Bamps, Bieskens, Drogen, Gerits, Hoeve, Krijns, Kuppens, Pauls,
Schas), Oud (Berger, Gebelen, Hoeve, Krijns,
Pauls).
-
voetnoot(10)
- Eén
bunder telde 20 grote of 400 kleine roeden. De grootte van 1 bunder
kon van streek tot streek en zelfs van plaats tot plaats
verschillen. In Belgisch-Limburg had een bunder 18 verschillende
waardes. Voor Opglabbeek gold de zgn. St.-Servaasmaat: 1 bunder kwam
overeen met 84 a 48 ca en 50 duizendsten.
-
voetnoot(11)
- In twee gevallen gaat de erfnaam terug op een
familienaam van een vrij recent ingeweken familie, waardoor de
oudere erfnaam verdrongen werd: Lemmens heeft
Linden verdrongen (naar Jan Michiel
Lemmens, 1804-1887), en Peters i.p.v. de
oudere erfnaam Kempers (naar Mathijs Peeters,
1769-1848).
In twee gevallen is zulke nieuwe erfnaam wel
vermeld geworden, maar heeft hij zich niet in de volksmond
kunnen doorzetten, nl. Janssen i.p.v. Bieskens (naar Antonius Philippus Mathias
Janssen, † 1827), en Simons i.p.v. Bamps 2 (naar Paulus Simons,
1773-1857).
-
voetnoot(12)
- Erfnamen afgeleid van voornamen
kunnen ook tijdelijk optreden als expressieve varianten van
bestaande erfnamen, zoals Berben (Wever 2, naar Barbara Hellings, 1793-1856, eerste
echtgenote van de linnenwever Arnold Wevers). - Janen (identiek met Bergske 2, naar
Adriaan Janssen, 1803-1858). - Reinen
(identiek met Bergske 1, naar Renier of Rein
Knoops, 1820-1883). - Tijsen (identiek met Vasen Nieuw Huis, naar Mathijs Berger, †
1839). - Tonen (identiek met Wever 1, naar de linnenwever Antoon Goossens, †
1816).
-
voetnoot(13)
- Soms figureren beroepsnamen
tijdelijk als erfnamen, zoals: Schoenmaker
(identiek met Bergske 2, naarde schoenmaker
Adriaan Janssen, 1803-1858). - Wever (identiek
met Bamps 2, naar de linnenwever Paulus
Simons, 1773-1857).
-
voetnoot(14)
- a) 1539 Peter inden Bampt Pouls inden
Bampt soen; b) 1654 Heijn Bampts.
-
voetnoot(15)
- a) 1618 het goet op gen Beek; 1676 de goederen op de Beeek. - 1766 te Beekx. b)
1600 Gijelen op die Beeek = 1602 Giel Clerex alias opdie Beeek. -) (zoon) 1616
Jan op die Beek = 1618 Jan Klerx. c) Willem Beeekx × 1701
Maria Roex. -) (zoon) Marten Beeekx × 1744
Catharina de Wilde.
-
voetnoot(16)
- a) 1522 Vaes aen dij Berghe -) (zoon)
1561 Reijm aenden Berch. b) 1667 Jan Loiers alias aen de Berghe -) (zoon)
Reijner Leurs alias aen de Bergh -) (zoon)
1713 Lambertus Leurs alias Berger. c) 1796
Andries Berger.
-
voetnoot(17)
- Bijv. 1766 Paulus Rox = Paulus Broeker. - Renier Roex (1894-1967) = Neer Broeker.
-
voetnoot(19)
- a)
1580 Guederen genompt opghen Hoeffve. -
1654 het goet genaempt op de Hoeffve -
1771 goed genaemt de Hoeve. b) 1791, 1808
te Hoevert.
-
voetnoot(20)
- Bijv. 1718 Henricus
Langhoor (eigenaar) = 1750 Henricus
Langers alias Hoever = 1757 Henricus
Hoever.
Recenter zijn de
voorzetselconstructies: Peter Hendrik Neyens (1850-1918) =
Pierik van de Hoef. - Philip Casters
(1885-1965) = Lips van de Hoef.
-
voetnoot(21)
- a) 1604 Bona dicta
te Stechmans; b) 1651 Thonis Thonissen
in gheen Steege; c) 1725 Steger Hoff, 1743 te
Steger.
-
voetnoot(22)
- Bijv. Franciscus Rox ×
4.2.1755 Elisabeth Vandersteghen = 1796
Frans × Elisabeth Stegher.
-
voetnoot(23)
- In de
parochieregisters (tot 1800) verdringen de erfnamen de
familienamen in veel geringere mate dan in andere bronnen; wel
zijn hierin de alias-namen zeer gangbaar, verwijzend naar het
goed waar iemand geboren is of woont.
-
voetnoot(24)
- Bewaard op het
Rijksarchief in Maastricht (kopies op het Rijksarchief in
Hasselt).
|