Alle de werken. Deel 1(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 157] [p. 157] Liceat sperare timenti. (Laat de hoop bewaard blijven.) Wie kaersen met den snuyter nijpt, Sie, dat hy niet te diep en grijpt; Want die het licht te vinnigh snuyt, Die blust oock groote fackels uyt, En heeft dan niet voor sijnen danck, Als swarten roock en vuylen stanck. Wie schapen scheert of menschen schat, Verschoon het vee, en oock de stadt, En voor het beste maeck'et hier, Gelijck een suynigh hovenier, Die, als hy groene kruyden snijdt, Voor al haer teêren wortel mijdt; Want soo hy 't anders meynt te doen, Soo draeght'et noit sijn leven groen. alexander apud plutarch. Odi hortulantum, qui à radice olera exscindit. ex cicer. ad Attic. Odi principem, qui pennas ita incidit, ut renasci uequeant. tiber. apud Sueton. Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere. salomon Prorerb. 30. Qui nimis emungit, elicit sauguinem. Vorige Volgende