De const van rhetoriken(1986)–Matthijs de Castelein– Auteursrechtelijk beschermd Inhoudsopgave [I. Voorwerk] De Const van Rhetoriken, allen ancommers ende Beminders der zeluer, een zonderlijngh Exemplaer ende leerende Voorbeeld, niet alleen in allen Soorten ende Snéden van dichte, nemaer ooc, in alles dat der Edelder Const van Poësien competeert ende ancleeft. Octroy. ¶ Ian Cauweel, an allen Nederlandschen Poëten ende Beminders van Poësien, gheseid Rhetorica. ¶ Heinric van den Keere, van Ghendt, beminder van Poësien, vraeghd ende andwoord den Berespers. Tafel van den inhaudene van dezen bouck, ghesteld bi A.B.C. dan of t'eerste ghetal beteeckend de Page of zide, ende t'andere het Baladeken, ofte Clausel van diere. Zommighe fauten aldus te corrigieren. ¶ Author ad librum suum, Carmine hendeca syllabo. Tot den Lezer. [II. De Const van Rhetoriken] [1. Theoriestrofen 1-182] [2. Voorbeeldgedichten + de daarbij aansluitende theoriestrofen 183-217] [Gedichten van 1, 2, 3, 4, 5, 6 regels; rondelen; theoriestrofen 183-184] [Balladen van 7-en; theoriestrofen 185-187] [Balladen van 8-en (gewoon, ghecruust, en metten steerte); theoriestrofen 188-201] [Balladen van 9-en; theoriestrofen 202-203] [Refereinen van 10-en; theoriestrofen 204-205] [Refreinen van 11-en; theoriestrofe 206] [Refreinen van 12-en] [Refreinen van 13-en] [Refreinen van 14-en] [Refreinen van 15-en] [Refreinen van 16-en] [Refreinen van 17-en] [Refreinen van 18-en] [Refreinen van 19-en] [Refreinen van 20-en] ¶ Snede oft clause zonder hende, of te wille. [3. Theoriestrofen 207-217] [4. Rhetorike extraordinaire + de daarbij aansluitende theoriestrofen 218-227] [Sesse baladen, in eene + Nota] [2x Balade intricaet + Nota] ¶ Dobbelsteerten. [Keten-dicht; theoriestrofe 218] ¶ Ander vremde snede. ¶ Hier volghd het Schaeckberd. [3x Ander vremde snede] [6x gedichtjes in latijnse metra] [Simpletten en Dobbletten] [Theoriestrofe 219; Ricqueracque; theoriestrofe 220] [Dobblet met twee stocken; Al dicht; Deffianche; 2x Aud Rondeel] [Begin en einde van spelen] [Tafelgebeden] [Superflue dicht; Parabole; Cocorullen; Morael; theoriestrofe 221] [Regheldicht; Comparatie; Endelveers; Sprake; Interrogatie; Epitaphie] [Theoriestrofe 222: Proverbien] [Raadsel van de sfinx] [Eed der zotten] [Theoriestrofen 223-227] ¶ Sermoen van Sencte Reinhuut. [5. Conclusie: theoriestrofen 228-239] [III. Nawerk] VVaerschvwijnghe tot den Lezer. ¶ Vermaen tot den Leer-Iounghers van Casteleins discipline.