Stichtelycke rymen(1624)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een noodigh. Brieff aen N. N. Zang: Geen smert en duert des menschen ronden tijdt. AL 't oudt en 't zelf; altijdt (zegt ghy) van Goedt, Van Godt, van Deuchdt, van Lijden, van Verzaken. Zoo is 't, mijn vriendt. Die anders wil noch moet, Noch durff noch kan, hoe zal 't die anders maken? 2 Mal, is bene'en; hoogh, boven mijn verstandt; Wer'lts, magh ick niet; diep, kan noch wil ick dichten. Veel beter slecht en altijdt Eenderhandt, Dan ooyt door qua' Verscheydenheydt t'ontstichten. 3 Nu rijm ick recht, dan dwers; nu kort, dan lang; Nu dus, dan zoo; op allerhande wijze; Nu geef ick dees, dan we'er een ander zang: 't Is and're saus, maer al de zelve spijze. 4 Die Een alleen voor 't Opper-noodigh houdt, Wat lust heeft die van Velen veel te quelen? En wat kan 't scha'en, al teemtmen staegh het Oudt, Als 't Oudt alleen het eeuwigh Nieu kan geven? 5 Wie reed^t niet gaern van 't geen uyt Sterflijckheydt Alleen ons redt? wie leent niet graegh zijn ooren? Die nooyt zat denckt, en is nooyt zat gezeyt; Die nooyt zat doet, en kan hem nooyt zat hooren. 6 Zeer kort, mijn vriendt, en kost'lijck is de Tijdt. Godts trou Gezant gebiedt hem uyt te koopen. Die overschiedt, hoe nutter datm' hem slijt, Hoe vaster steun om Beter Tijdt te hopen. [pagina 67] [p. 67] Vorige Volgende