Schriftuerlyke gesangen
(2014)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen, Joachim Oudaen– Auteursrechtelijk beschermdStemme: Al wie Godzaliglyk naar enz.
Als Iezus uit het graf met glori was verreezen,
En nu gereed stond, om ten hemel in te gaan,
Heeft hy zyns Vaders last alvoorens aangeweezen,
En sprak, met korte reen, aldus zyn Iong'ren aan:
2 Aan my is alle macht, in hemel, en op aarde,
Gegeeven; des gaat heen, en onderwyst al-om
| |
[pagina 17]
| |
Het Volk; doopt hen; op dat elk een myn leer aanvaarde,
En daar getrouw by blyf, tot dat ik wederkom.
3 Want of ik schoon van u nu, met het lichaam, scheide,
En naar myns Vaders huis myn gangen heene wend,
Ik blyf nochtans by u; myn geest, die u geleide,
Zal steeds uw' Trooster zyn, tot aen des waerelds end.
4 Dus sprak de Heer, wien't nooit aan macht en zal ontbreeken;
Wiens woord de waarheid is; wiens wil onbuiglyk staat:
Wie weigert dan nu noch kloekmoedig door te breeken,
Op 't groote woord van zulk een vasten toeverlaat?
5 Wie weigert door den doop, tot Christus heilig leven,
Met kruising van het vlees, en dooding van de zond,
Zich zelf met lyf, en ziel volkomen te begeeven?
Om ingelyfd te zyn, in 't heilryk zielverbond.
|
|