Inleiding
door J. Cajot
Regionaal taalgoed dat eeuwenlang heeft standgehouden, wordt met uitsterven
bedreigd door de fundamentele veranderingen in onze
levenswijze. Grote delen van ons talig cultuurpatrimonium met hun visie op
de werkelijkheid dreigen zo voor latere generaties onherroepelijk uit te sterven
en aan verdere studie onttrokken te worden.
Aan de K.U. Nijmegen en de K.U. Leuven en met
de steun van de beide Limburgse provinciebesturen en het Sociaal-Historisch Centrum (Maastricht)
wordt al meer dan twee decennia aan het Woordenboek van de
Limburgse Dialecten gewerkt; sinds 1983 verschijnen de (thematische)
afleveringen van deze enorme wetenschappelijke onderneming die uiteindelijk de
hele Limburgse dialectwoordenschat zal bestrijken. Naast dit
lange-termijnproject is er in onze provincies ook nog behoefte aan verzamelingen
die zich tot de taal van één stad of dorp beperken.
Lokale woordenboeken of idiotica zijn niet alleen voor de plaatselijke
dialectliefhebber of überhaupt voor wie van zijn gemeente en haar tradities
houdt, een onderhoudend naslagwerk en een bron van bezinning
op de eigen identiteit, ze verruimen bovendien met hun precies
gelokaliseerde en meestal nauwkeurig gedetailleerde (vaak ook volkskundige)
informatie het wetenschappelijke onderzoeksveld.
De belangstelling van brede bevolkingslagen voor dialect neemt
snel toe, de laatste jaren ook in Belgisch-Limburg; in Vlaanderen was tot voor
kort de snelle verwerving van de Nederlandse standaardtaal (de ABN-acties) de hoogste en dringendste prioriteit geweest, en
beschouwende of beschrijvende omgang met de volkstaal hoofdzakelijk een
academische aangelegenheid gebleven. Op dit ogenblik bestaan er in de beide
Limburgen samen ongeveer vijftig woordenschatverzamelingen van
einige omvang, waarvan er minder dan 10 vóór 1950 verschenen zijn; 25 zagen er
na 1980 het daglicht, de helft daarvan de laatste vijf à zes jaar.
Dit vademecum wil alle (potentiële) auteurs van dialectwoordenboeken, en niet alleen taalkundigen, op een doeltreffende wijze en in
vijf hoofdstukken hulp bieden bij de verzameling en verwerking van hun gegevens. Op een
bevattelijke maar niettemin professionele manier vormen deze bijdragen een
inleiding tot een belangrijk aspect van de dialectkunde. De inhoudstafel
vermeldt dat het laatste hoofdstuk niet in zijn hele omvang op papier gebracht
werd maar op een diskette verkrijgbaar is die aan de individuele hard- en
software van de meeste computergebruikers aangepast kan worden.
Deze bundel is voor een groot gedeelte de schiftelijke neerslag van het collo-