Voorwoord
Le moi haïssable
‘Ik’, lelijk, onbehaaglijk woord, dat hier telkens weer zal voorkomen.
Misschien had ik (daar is het al!) beter gedaan, dit boek over mijn zomerleven op de Molenberg in 't geheel niet te schrijven. Maar, als het nu toch eenmaal geschreven werd, kon het niet anders dan zoals 't nu gebeurde.
Heb ik misdaan, dan strooi ik as op mijn hoofd, buk neer en wacht gedwee de striemslagen van de geselroede af.