Het gheestelyck blom-hofken van Bethleem
(1664)–Godfried Bussé– Auteursrechtvrij
[pagina 118]
| |
Cantus.
ALs Jesus in sijn Majesteyt, Sal gheven sijn rechtveer-
digh oor- deel, Wat sal ick doen, Wat sal ick
doen in dien tijt! Als niemand daer en heeft gheen voor-
deel. Wat sal ick doen
| |
[pagina 119]
| |
Bassus.
ALs Jesus in sijn Majesteyt, Sal gheven sijn rechtveer-
digh Oordeel; Wat sal ick doen, wat sal ick
doen in dien tijt! Als niemand daer en heeft gheen voor-
deel. wat sal ick doen
| |
[pagina 120]
| |
1.
ALs Jesus in sijn Majesteyt
Sal gheven sijn rechtveerdigh Oordeel;
Wat sal ick doen, wat sal doen in dien tijt!
Als niemand daer en heeft gheen voordeel.
2.
Mijn sonden die ick heb ghedaen,
Sullen mijn hert soo droevigh maecken;
Als dien boeck, als dien boeck sal open gaen,
En oock niet meer en heb te haecken.
3.
Als ghy ô Godt voor al-ghemeyn
Sult sitten op den stoel verheven;
Niet en sal daer, niet en sal daer verborghen sijn:
Noch sonden worden meer vergheven.
4.
Wat baet my wijsheydt oft verstant
Als ick mijn sonden sien beschreven;
Waer voor mijn siel, waer voor mijn siele staet te pant,
En al mijn leden staen en beven.
5.
Och als ick maer dit overpeys
De traenen uyt mijn ooghen schieten,
Want ick moet eens, want ick moet eens op dese reys,
Om pijn oft vreught gaen te ghenieten.
6.
Nu wil ick dan met goeden raet
Mijn leven ende eynd' bereyden;
Voort-aen beween, voort-aen beween ick mijn misdaet
Om wel ghetroost van hier te scheyden.
7.
Weest my ghenadigh Jesu soet
Als ick moet voor u Oordeel koemen,
Al door u Doodt, al door u Doodt en dierbaer bloet
En wilt my alsdan niet verdoemen.
FINIS. |
|