| |
| |
| |
Gezangen van ds J.W. Bussingh. No. XXII.
Troost bij den dood.
Zangwijze: De agt eerste regels van Psalm 36. en 68.
Mijn God! - ô ja; 'k ben in Uw macht: -
Gij hebt mij aen het licht gebracht,
Gij zorgt ook voor mijn leven: -
Gij schiktet mijner jaren-tal,
Gij weet, wanneer ik 't jammerdal
Eens weder zal begeven: -
Ja, waer - en hoe - ik sterven zal,
Gij, God des Levens! weet het al. -
| |
| |
Maer, wie zal, in de laetste pijn,
Mij zondaer, toch ten trooster zijn; -
Mij hoop, moed, blijdschap geven? -
Wie neemt zich mijner ziel' dan aen?
Wen ik, van 't gene ik heb gedaen,
God' rekenschap moet geven? -
Wie is 't die dan mijn voorspraek is,
Zo ik Uw hulp, mijn jesus! miss'? -
| |
| |
Mij dunkt, daer leg ik 't leven af: -
Daer sta ik aen den rand van 't graf. -
Waer is mijn roem, mijn luister? -
Mijn leven is een droom geweest: -
De doods-angst prangt mijn matten geest: -
't Is stil: - 't is aek'lig duister.
'k Bepeins mijn misdaen: - en ik zwicht,
Al sidd'rend, voor het Godsgericht. -
| |
| |
Reeds hoor ik het bazuingeschal. -
'k Hoor reeds den Richter van 't Heeläl
Het laetste vonnis vellen: -
Ik zie reeds, voor Zijn aengezicht,
Het misdrijf, dat ik heb verricht,
In 't helderst daglicht stellen. -
En, derve ik jesus liefde dan, -
Wie is 'er die mij redden kan? -
| |
| |
Neen, dan bevrijd mij geld noch goed. -
Vergeefsch is 't, wat een broeder doet
Om d'and'ren te bevrijden. -
Wanneer wij staen voor 's Richters throon,
Krijgt ieder zijn rechtveerdig loon,
Moet, naer zijn daden, lijden. -
Hier - is God tot genaê bereid: -
Daer - oeffent Hij rechtveerdigheid! -
| |
| |
ô God! - hoe zal ik toch bestaen,
Wen Gij eens in 't gericht zult gaen,
Mij, naer verdienste, lonen? -
Hoe kan ik Uwe wraek ontvliên,
Mij voor Uw toorn verborgen zien,
Zo Gij niet wildt verschonen? -
De zondaer beeft voor Uw gezicht: -
ô Vader! - Ga niet in 't gericht! -
| |
| |
Met rouwe en boete smeek ik: - Heer! -
Red! - Groote Heiland! - red, - bekeer, -
Delg uit, - verzoen mijn zonden! -
Maek steeds mij tot Uw' dienst bereid, -
Die dienst is enkel zaligheid, -
Daerin wordt troost gevonden:
Een troost, die zelfs ook dan niet wijkt,
Wanneer en vleesch en hart bezwijkt.
| |
| |
Neen; - dierbre, groote Heiland! neen;
Die troost geeft moed: - 'k ga vrolijk heen;
Ik schrik niet meer voor 't sterven. -
Hoe ook de Helvorst raze en woed',
De prijs, gekocht door jesus bloed,
Zal'k, uit genaê, verwerven.
Zijn woord is mij ten onderpand':
'k Ga heen naer 't beter Vaderland! -
(Het 363 Gezang, uit het Cleefsch Gezangboek, gedeeltelijk, naer het Hoogduitsch, vrij gevolgd.)
|
|