Het calvinisme in de spiegel van de Zuidnederlandse literatuur der Contra-Reformatie
(1942)–W.J.C. Buitendijk– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 349]
| |
Bijlage
| |
[pagina 350]
| |
Tot den leserGa naar voetnoot1).1Beminde Leser, ick moet u hier met u patientieGa naar voetnoot2) een beclaghelijcke 2 CluchteGa naar voetnoot3) ghaen verhaelen, van eenen Ghepredestineerden Cappuyn; 3 het welck geene ghefingeerde Clucht en is, maer een dingen dat ge-4wisselijck is geschiet ende niet langh geleden, onder den genen die 5 sonder herschepselGa naar voetnoot4) her ghereformeertGa naar voetnoot5) ofte Ghereformeert willen 6 zyn; oft om noch claerder te spreecken, onder den ghenen die, onghe-7reformeert synde, willen onder malcanderen de Gereformeerde heeten, 8 ende van niemant anders en connen soo gheheeten worden, wt de 9 sorgeGa naar voetnoot6) datGa naar voetnoot7) ander liedensGa naar voetnoot8) draghen om hen niet te misnoemenGa naar voetnoot9). | |
[pagina 351]
| |
10Onder dese menschen dan, die hunne selven voor hun plaisier met 11 de naeme van de Gereformeerde ketelenGa naar voetnoot1), is dese Historie van eenen 12 Gepredestineerden Cappuyn voor seker gheschiet, op alsulcke plaetse 13 ende in alsulckenen tydt datter gheen ghetuyghen ghebreecken en 14 costen. Ten is niet van noode om sekere redenen de plaetse ende de 15 persoonen hier te noemen; de Historie is daeromme niet te min waer-16achtigh, ende voor sulckx machmen dat houden. 17Alsoo vaertwel.
18Eenen sekeren Ghereformeerden Gomaristen Predicant is op eenen 19 Sondach in de Kerck op den Preeckstoel ghetreden. Ende sooGa naar voetnoot2) hy 20 zijnen Bybel hadde open ghedaen, ende zijnen schoonen langen Baert 21 twee ofte dry maels af ghestreelt, het woordt ghegheven wasGa naar voetnoot3), ghe-22lijck aen de Soldaten van de Wacht, om een Dateensche Liedeken - 23 datmen meynden een Psalme DavidtsGa naar voetnoot4) te wesen - van veel PartijenGa naar voetnoot5) 24 lustich te singhen. Ick segh van veel Partijen, om dattet by nae all 25 song datter was, soo wel Vrouwen als mans, en so wel Meys-kens als 26 kneghtkens, want al ist dat S. Paulus verbiedt dat eene Vrouwe in de 27 Kerck sal spreeckenGa naar voetnoot6), dese Ghereformeerde en vinden niet dat sy 28 verboden isGa naar voetnoot7) om daer in te moghen singhen, want daer moet het alle 29 singhen dat luyde genoech bleyten can om volcomen Ghereformeerde 30 Musieck te maecken. Het Liedeken wt zijnde, sooGa naar voetnoot8) heeft den ghoeden 31 Gomaristen woorden knecht sijnen mont open ghedaen om (soo de 32 aenhoorders meynden) Godts woort te gaen Preecken, al wast meer 33 dan hy doen kost. Nietemin hy heeft het hunneGa naar voetnoot9) voor Godts woordt 34 aenghepreeckt, ende hun geseyt dat het anders niet en was dan het | |
[pagina 352]
| |
35 woordt Godts, op datse ghelooven souden dat, hadde Godt selver 36 onder hen daer geweest, hy en had anders niet ghesproken, en soo 37 ghaf hijse vastGa naar voetnoot1) vals geldt in goede betalinghe, te weten Gomarus 38 woordt voor Godts woordtGa naar voetnoot2). 39Sijn Sermoon was van de Predestinatie, ende daer op wist hij te 40 segghen wat Godt geordoneert hadde aengaende de menschen, al langh 41 eer dat hy de menschen gheschapen hadde, aleveleens af oft hy doensGa naar voetnoot3) 42 van zijnen Raedt, oft ten minsten zijn SecretarisGa naar voetnoot4), hadde gheweest. 43Hy sustineerden dat alles dat gheschieden, dat gheschieden door 44 de PredestinatieGa naar voetnoot5), ende dat alle dinghen, soo wel quaet als goet, waeren 45 van Godt gheordonneert, om recht alsoo te moeten gheschieden ende 46 alsoo te moeten zijn, ende anders nietGa naar voetnoot6). Voorts dat de menschen gheenen 47 vryen wille en hadden om noch goet noch quaet te doen, maer waeren 48 door de Predestinatie daer toe ghedreven, gelijck de Wolcken van de 49 winden in de LochtGa naar voetnoot7). Voorts dat alle de Arminiaenen maer Ketters 50 en waeren, om dat sy obstinaetelijck gheloofden dat Godt gheene 51 menschen in de Hel en verdoemde, ten sy dat sy door hunne sonden 52 de verdoemenis verdientGa naar voetnoot8) hadden; ende om dat sy oock gheloofden 53 dat Godt, niet tegenstaende alle zijn voorghaende wetenschapGa naar voetnoot9), heeft | |
[pagina 353]
| |
54 alle menschen de weet ghedaen dat hyse hunne sonden vergheven sal 55 ende hunne geven het eewich levenGa naar voetnoot1), als sy hunne sonden willen af 56 laetenGa naar voetnoot2) ende hun selven tot de deucht ende zijnen dienst bekeeren. 57Dit beduyden desen goeden Gomarus woorden-knecht soo claer-58lijck dat het scheen door zijn woorden dat het niet te beduyden en 59 heeft dat een sondenaerGa naar voetnoot3) zijne sondich leven soude laetenGa naar voetnoot4), door 60 dien dat alles gheordoneert is door een voorghaende Ghepredestineerde 61 Ordonnantie, dat niet en mach verandert wesen. Alsoo dat de menschen 62 van Godt selver waeren gheordoneert tot salicheydt ofte verdoeme-63nisse, al eer datse menschen waeren, ende soo hadden sy met beter-64nisse oft bekeeringhe van hun sonden niet veel te doen, en mochten 65 dien verloren arbeydt wel spaeren, om dat het ghene dat wesen moet, 66 dat moet wesen, ende dat ghedaen is, dat blijft ghedaen, ghelijck de 67 Vendt seyde die hem selven veeghden eer dat hy vuyl was. 68Onder anderen die dit schoone Sermoon hoorden was eenen Edel-69man, die om zijne Recreatie ofte vermaeckinghe altemets in de Kerck 70 quam, om dat hy nerghens en wist te gaen om beter te hooren Lieghen, 71 ende daeromme hiel hy meer van dusdanighe Sermoonen te hooren 72 dan de moeyten te doen om in Amadis de GauleGa naar voetnoot5) oft dier ghelijcke 73 Boecken te Lesen. 74Desen Edelman, om datGa naar voetnoot6) hem den goeden Gomaristen Woorden-knecht 75 soude soo veel vreught aen doen tot sijnent in huys als op t'stoel in 76 de Kerck, heeftGa naar voetnoot7) hem (doen het Sermoon wt was) doen nooden om 77 by hem dien dach te comen eten. Den Predicant, die soo discreetGa naar voetnoot8) 78 was dat hy de beleeftheyt van den Edelman niet en wilde versmaden, 79 heeft hem terstonts belooft te comen. Soo nu den tijdt ghecomen was 80 om te ghaen Eeten, den Predicant onder meer andere Ghasten, die 81 daer oock ghenoot waeren, is ghecompareert. Desen Dienaer van Go- | |
[pagina 354]
| |
82marus woordt, soomen aen de Tafel gheseten was, heeft zijnen hoedt 83 heel dicht voor zijn ooghen ghehouden, om op gheene dinghen te sien 84 dan inwendighe donckerheydt, wt vreese dat hy Afgoderije bedrijven 85 soude met erghens op te sien, ter wijlen dat hy lasGa naar voetnoot1), deur dien dat 86 Hamels, Bowten, Ghebraden Schouwers ende dierghelijcke dinghen al 87 in Afgoden veranderen mochten, by alsoo verreGa naar voetnoot2) dat hy zijn ooghen 88 daer op soude slaen, ter wijlen dat zijn Lippen besich waeren met het 89 Ghebedt te segghen, dat wel een consideratieGa naar voetnoot3) van Importantie is, 90 ende oock wel in voorsienGa naar voetnoot4) van de gheene die daeromGa naar voetnoot5) blindelinckxGa naar voetnoot6) 91 biddenGa naar voetnoot7). 92Het blinde Ghebedt opt leste ghedaen zijnde, al duerdent soo langh 93 dat veel hongherighe Maghen begonsten daer tegen te MuytenerenGa naar voetnoot8), 94 so heeftmen begonst wel te Eeten en te drincken ende vrolijck te wesen, 95 koutende hieraf ende daeraf. 96Met het tweede gherecht, soo heeft hem op de Taefel verthoont 97 in zijn alder-schoonste Postuer eenen wel ghebraden grooten Vetten 98 Cappuyn, die den Predicant met alsoo ghoede Ooghen besach, als 99 hy in de Kerck zijnen Text in den Bijbel hadde ghesienGa naar voetnoot9). Den Edel-100man, peysende wat Drollerij te gaen bedrijven, heeft de PropostenGa naar voetnoot10) 101 van t'gheselschap wat beghonst te veranderen. Hy heeft den Predicant 102 bedanckt van zijne Gheleerde Sermoon, het welcke, soo hy seyde, hy 103 hadde bevonden van soo diep verstandtGa naar voetnoot11) en van soo groote verhoolen 104 wetenschap, dat hy door zijn bodt verstandt en onwetenschapGa naar voetnoot12) het 105 selve niet begrijpen en cost sonder meerder explicatie, ende daeromme 106 heeft hy hem begheertGa naar voetnoot13), dat hy hem wilde toch door eenighe exemple 107 ofte ghelijckenisse het stuck oft effecktGa naar voetnoot14) van de Predestinatie wijs 108 maeckenGa naar voetnoot15), op dat hy t'beter soude moghen verstaen. ‘Seer geerne 109 mijn Heere’ antwoorde den Predicant, en begonst het selve hem te 110 beduyden ende wt te leggen, oft hy eene cleyne Gomariste Sermoonken | |
[pagina 355]
| |
111 hadde daer aen de Tafel willen gaen beginnen te PreeckenGa naar voetnoot1), het welck 112 in t'cort te verhaelen was luydendeGa naar voetnoot2) aldus. De Predestinatie is een 113 verholentheydt Godts en een verholentheyt Godts is de Predestinatie. 114 T'is een Ordonnantie dat geordoneert is, hoe een dingen geschieden 115 moet, eer het noch geschiedt is, ende alsoo sterck geordoneert te ge-116schieden, dat het geene dingen en van beletten, verhinderen oft cau-117seren dat het niet en geschieGa naar voetnoot3). Ende soo mijn Heer een exempel hier 118 van begeert te hebben, beziet hier tegenwoordich desen schoonen 119 gebraden Cappuyn, die soo lieffelijck hier voor ons op de Taefel staet. 120 Desen Cappuyn is sonder eenighe twijfel Gepredestineert om van ons, 121 die nu hier aen dese Taefel sijn zittende, gegeten te worden. 122Hier op heeft den Edelman den Predicant bedanckt, om dat hy 123 hem dese saeck van de Predestinatie door alsulcke goet exempel soo 124 claerlijck beduydt hadde. Ende soo heeftmen het discourerenGa naar voetnoot4) van 125 de Predestinatie wat laeten vaeren, ende van andere proposten be-126ginnen te spreecken. Daerentusschen den Edelman heeft een van zijn 127 knechten geroepen, die daer aen de Taefel dienden, ende hem geseyt 128 dat hy den Cappuyn in de Keucken soude draegen ende daer wat by 129 het vier setten, om dat het door den tijdt van de propostenGa naar voetnoot5) diese 130 hadden gehadt, was wat coudachtich geworden. Maer soo den knecht het 131 Cappuyn van de Taefel nam, zijnen Heer ghaf hem een wenck ofte 132 teecken, waer wt dat hy bemercken cost dat hy den Cappuyn niet 133 wederomme aen de Tafel soude brenghen, maer ergens ghaen wech 134 sluyten. Den knecht die zijns Meesters meyninge wel heeft verstaen, 135 heeft alsoo gedaen, en is ooc achter ghebleven. 136Opt leste elck een begonst hem te verwonderen, waer de knecht met 137 het Cappuyn soo lang ghebleven is; den Predicant oock niet min als de 138 rest, die dickmaels omme keeck, om te sien ofte den knecht niet voorts 139 en quam. Den Edelman heeft wat gedissimuleert, als niet merckendeGa naar voetnoot6) | |
[pagina 356]
| |
140 wat hunne lettende wasGa naar voetnoot1), tot dat hunne veel seggenGa naar voetnoot2) van het langh 141 achterblijven van den knecht dede hem den knecht doen roepenGa naar voetnoot3). 142 So is den knecht gecomen, maer hy en heeft gheenen Cappuyn 143 mede ghebrocht. Den Edelman, als schijnende heel gram op den 144 knecht te wesen, heeft hem gevraecht, wat manier dat het was, soo 145 langh met een schootel costGa naar voetnoot4) wech te blijven, dat maer een weynich 146 warmte van doen hadde, en nae soo lang te beyden, het selve noch 147 niet mede te brenghen, maer daer sonder te comen. Den knecht die stondt 148 al en keeck, en sprack niet veel datmen wel verstaen cost. Den Edel-149man, die noch schijndenGa naar voetnoot5) grammer op hem te wesen, heeft hem ghe-150vraeght waerom dat hy soo stondt en keeck ghelijck eenen Sot; soo 151 heeft hy geseyt dat hy soo lang wech ghebleven was om dat hy niet 152 comen en dorst wt vreese van bekeven te worden. 153‘Wat hebt ghy dan ghedaen,’ seyde den Edelman, ‘om die vreese 154 te hebben?’Ga naar voetnoot6) 155‘Niet,’ seyde de knecht, ‘maer daer is een ongheluck gheschiedt, 156 en ick vreesden dat ick de wijdt hebben soude’Ga naar voetnoot7). 157‘Wat ongheluck,’ seyde den Edelman, ‘isser gheschiedt?’ 158Soo seyde den knecht dat, soo hy den Cappuyn voor het vier gezedt 159 hadde en zijnen rugge maer omme en keerde, soo was den grooten 160 Dog in de keucken ghecomen, en hadde de Cappuyn wt de schootel 161 ghefacktGa naar voetnoot8), ende was daer mede wech gheloopen, hy en wist niet waer; 162 en hy en gheloofden niet dat desen Dogghe eenighe schrupelGa naar voetnoot9) soude 163 maecken om den selven terstonts op te smeerenGa naar voetnoot10). 164‘Hoe, ghy Rabout!’ seyde den Edelman, ‘zijt ghy soo stoudt als 165 met my de Gheck te comen scheerenGa naar voetnoot11), en my een Leughen in de 166 hant te steken hier in de teghenwoordicheydt van alle dese ghoede 167 Luydens? Wat laet ghy u duncken?Ga naar voetnoot12) Meynt ghy dat ick niet beter 168 en weet? Ghy Rabauwt als ghy zijt, sult ghy hier met Godts woordt 169 oock de Gheck staen scheeren? Hier is mijn Heer den Predicant teghen-170woordich, die Godts woordt beter verstaet als ghy, want hy gaet met 171 Godts woordt omme en anders niet en preeckt dan Godts woordt, 172 ende wilt ghy dat niet ghelooven, vraeght het hem selver, hy salt be-173kennen, ende hy is den man die ons plat wt gheseyt heeft, dat het | |
[pagina 357]
| |
174 eenen Capuyn is oft is gheweest die ghepredestineert was om van 175 ons ghegetenGa naar voetnoot1) te worden, ende hoe can het dan moghelijck wesen dat 176 het van eenen hondt soude connen ghegeten worden?’ 177‘Ick bidde u mijn Heere,’ seyde den knecht, ‘dat ghy my wilt 178 excuseren: het is veel te waer.’ 179‘Ick weet,’ seyde den Edelman, ‘dat het niet waer en can wesen.’ 180‘Waeromme, met oorlof?’ seyde den knecht. 181‘Om dat het,’ seyde den Edelman, ‘een Ghepredestineerde Cap-182puyn was.’ 183‘Och mijn Heer,’ seyde den Knecht, ‘den Hondt en wist gheen 184 onderscheyt tusschen een Ghepredestineerde ende eene Onghepredes-185tineerde Cappuyn.’ 186‘Dat en schaedt niet,’Ga naar voetnoot2) seyde den Heer, ‘maer ick segh u noch: 187 den Cappuyn was Ghepredestineert, van ons hier aen de tafel ghe-188geten te zijn, en niet van eenen Hont. Vraeght, segh ick u noch, onsen 189 gheleerden Predicant (daer sit hy) oft dat niet waer en is dat ick segghe.’ 190Den Predicant, dit hoorende, was heel daer mede uyt zijnen textGa naar voetnoot3), 191 en wist niet wat hy segghen soude, maer sat en sach heel stillekens 192 langhs zijnen neus neer. 193Eenighe van de compagnieGa naar voetnoot4), om wat meer ghenucht hier van te 194 hebben, hebben den Predicant ghevraeght ofte het oock moghelijck 195 soude connen wesen, dat eenen hondt soude ghepredestineert zijn om 196 eenen Capuyn op te eeten, dat ghepredestineert was om van menschen 197 opghegeten te worden, waer onder hy selver ghepredestineert was zyn 198 deel daer van te hebben. Den goeden Predicant, om niet gheheel stomme 199 te schijnen, heeft gheseyt, dat op dese swaere vraegh veel te letten viel, 200 ende dat hyt daeromme proponerenGa naar voetnoot5) soude aen eenighe andere die-201naeren des woorts, om hunne opinie ende advijs daer op te hebben. 202Andere die vraeghden hem oft hem docht, dat het niet mogelijck 203 en soude wesen dat eenighe Arminiaensche vyant van de predestinatie 204 door de const van de Nigromantie niet en soude hebben connen comen 205 in de gedaente van eenen hondt en facken den Capuyn uyt de schotel 206 ende loopen daer mede door, alleenlijck om de Predicant beschaemt 207 te maecken, datmen meynen mocht dat de predestinatie niet vast en 208 ginckGa naar voetnoot6). ‘En wie weet,’ seyde hy oock, ‘oft alsulckenen voghel door 209 alsulcke Const niet en souden connen invisibel oft onsichtbaer in dese 210 Camer aen de tafel comen sittenGa naar voetnoot7), en den Cappuyn daer gaen op eeten, | |
[pagina 358]
| |
211 om dat het Ghepredestineert was om hier aen dese tafel ghegeten te 212 worden.’ - ‘Wel,’ seyde den Predicant, ‘men heeft wel in de werelt 213 van soo vremde dinghen ghehoort als datGa naar voetnoot1), ende daerom de Pro-214postenGa naar voetnoot2) en zijn soo wonderlijck niet, alsmen wel daer op soude letten.’ 215 Den goeden Woorden-knecht was wel te vreden om hem te behelpenGa naar voetnoot3) 216 met dese slechte excusatie, dat een ander voor hem ghepracktiseertGa naar voetnoot4) 217 hadde, door foute van een beter te vindenGa naar voetnoot5) uyt hem selven om zijn 218 beschaemtheyt te bedecken, had hy ghecostGa naar voetnoot6). 219Maer nochtans hier teghen waren daer andere die seyden, dat den 220 Cappuyn niet en cost Ghepredestineert wesen om noch van eenighe 221 sichtbare ofte van eenighe onsichtbaere Arminiaenen ghegeten te worden, 222 want aenghesien dat sulcke volck van de Predestinatie niet en hielden, 223 soo en zijn sy oock niet weerdigh om daer van te ghenieten, alsoo dat 224 het eenen oprechten Hondt moest wesen, iae oock eenen Gomaristen 225 Hondt, om dat het eenen Ghepredestineerden Cappuyn was. Veel dis-226coursen zijn hier op ghevallen, die wel meriteerden gheschreven te 227 hebben gheweestGa naar voetnoot7) ende opghegeven in de Synode van Dort. 228Ommers op het leste door veel Argumenten over en weder den 229 Woorden Serviteur was so verre ghebrocht, dat hy plat uyt moest 230 bekennen dat hy verabuseert was gheweestGa naar voetnoot8) door een misverstant, 231 want dat den Capuyn GepredestineertGa naar voetnoot9) was dat en wilde hy niet 232 leuchenen, maer hy mocht Gepredestineert wesen voor den grooten 233 DoggeGa naar voetnoot10), door dien dat de menschen niet gauwe ghenoech en hadden 234 gheweest om daer nae te sien. ‘Dats wel ghevonden’Ga naar voetnoot11) seyde een 235 ander, ‘daer doet ghy eene Arminiaensche venster open.’Ga naar voetnoot12) Hier mede 236 was den goeden woorden-knecht wat verstoort, en protesteerden dat 237 hy in gheender manieren Armeniaens was. 238‘Sijt dan,’ seyde een ander, ‘een van beyden, t'sy Gommarist oft 239 Arminiaens, geeneGa naar voetnoot13) van beyden oft al dat ghy wilt, maer altoos moet 240 ghy weten dat ghy hier een banckeroet van de Predestinatie ghecreghen 241 hebt, en wy oock die soo wel meynden een beetken van een ghepre- | |
[pagina 359]
| |
242destineerde Capuyn te eten als ghy, en hebben nochtans tot de weten-243schap van de smaeck daer van niet connen comen.’ 244‘BehoudendeGa naar voetnoot1) u proposten,’ seyde een ander, ‘daer valt my wat 245 in dat ick met oorlof oock moet vraghen. Neemt nu datter hier aen 246 de Tafel een bevruchte vrouwe gheseten waer, ghelijck daer moghelijck 247 oock een is, ende datse belust waer gheweest, om desen ghepredesti-248neerden Capuyn gheheel tot haer selven te hebben gehadtGa naar voetnoot2), soo hadmen 249 haer dat ooc moeten gunnen, en soo hadden wy daer van niet gegeten 250 noch den hont ooc niet, want sy had daer aen willen vallen, sonder 251 de patientie te hebben ghehat om den selven te laten herwermen. 252 Besiet dan,’ seyde hy, ‘hoe de Predestinatie can haer oock versetten.’ 253 Dit hoorende den wijsen ende den gheschickten Woorden-knecht, hy 254 en wist niet wel oft hy hier op mocht antwoorden Jae ofte Neen, ende 255 daerommeGa naar voetnoot3) sweegh hy stil. Maer nae veel andere ghenuchelijcke dis-256coursen, daer den Predicant selver moeste altemets oock mede lachen, 257 is de maeltijdt voleynt, ende hy met sijnen hoet heel dicht wederomme 258 voor sijn ooghen heeft de gratieGa naar voetnoot4) met alsulcke slechte gratie gheseyt, 259 als hij daer toe ghepredestineert wasGa naar voetnoot5). 260Alsoo is hy op het leste met groote lof door ghegaen, en principalijcken 261 om dat hy hem alsoo wel cost houden datmen niet bemercken en mocht 262 dat hy ghealtereertGa naar voetnoot6) ofte gram gheworden was, hoe seer datmen met 263 hem gheckten. Ende de oorsaeck van dese patientie is gheweest sijn 264 scherpsinnicheyt, die soo groot was als niet te konnen bemerckenGa naar voetnoot7) 265 datmen met hem gheckten, alsmenGa naar voetnoot8) maer de sot met hem en scheerden. (Volgen enige gedichtjes door sommigen uit het gezelschap na hun uiteengaan gemaaktGa naar voetnoot9). Deze ontbreken in het Leidse exemplaar). |
|