'Het Wilhelmus tijdens de Republiek'
(1998)–Martine de Bruin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martine de BruinHet Wilhelmus tijdens de Republiek Ga naar voetnoot1Volgens het Guinness Book of Records bezit het Wilhelmus ‘de oudste muziek van alle volksliederen’. Ga naar voetnoot2 Dat is opmerkelijk gezien het feit dat het lied pas in 1932 officieel de Nederlandse nationale hymne werd, dus op een tijdstip dat hymnes als ‘God Save the King’ en de Marseillaise al zo'n anderhalve eeuw in functie waren. Toch is de vermelding in het Guinness Book of Records correct: deze heeft namelijk betrekking op de melodie, die uit de zestiende eeuw stamt. Qua tekst wordt het Wilhelmus door het meer dan duizend jaar oude Japanse volkslied voorbijgestreefd, maar dat kreeg pas een melodie in 1880. Ga naar voetnoot3 Het Wilhelmus is dus als lied, in de zin van een onverbrekelijk verbonden geheel van tekst en melodie, het oudste volkslied ter wereld. Afgezien van de betrekkelijke waarde van dit soort records, is deze uitspraak niet onproblematisch. Het concept ‘nationale hymne’ dateert uit de achttiende eeuw, toen het Wilhelmus dus al een kleine twee eeuwen bestond. Ga naar voetnoot4 Het record-probleem krijgt in de context van deze bundel pas zin wanneer we ons de vraag stellen in hoeverre het Wilhelmus in de zestiende en zeventiende eeuw als een voorloper kan worden beschouwd van de nationale hymne, die we als genre verbinden met het nationalisme van de achttiende, negentiende en twintigste eeuw. Dat sommige negentiende-eeuwers het oude Wilhelmus als het eigenlijke volkslied beschouwden, blijkt bij de bekende geschiedschrijver W.J. Hofdijk. Deze schreef in ca. 1875: ‘Dat begeesterende lied, dat neêrslachtigheid weder ophief tot vertrouwen, dat verslagenheid troostte en bemoedigde, dat gestorven hope weder uit den doodslaap opwekte en als geloof herleven deed; dat nog daarenboven prikkelde en aanvuurde tot den felsten kamp; dat de spieren stevigde en verstaalde in de bloedigste worsteling; dat straks als de hoogklinkende psalm der viktorie heenruischte over het met lijken bezaaide veld, waar de wapperende Oranje-banier de zegepraal der Nederlandsche zaak verkondigde, daverende op de trom, klinkende op de fluit, schetterende op de trompet, maar boven alles galmend en schallend uit vrolyke keelen - dat moest trouwens wel een volkslied worden. (…) Van 1568 af ruischt en bruischt het met vollen toongalm door onze geheele geschiedenis; het is er als de muzikale adem van. In alle waereld-oorden, waar de Princevlag Neerlands kleuren toont, klinkt ook het Princelied, onder de wisselendste toestanden. (…) Elegie van het lijdend, krijgsgezang van het strijdend, dithyrambe van het triumfeerend Nederland - Stabat Mater en Te Deum laudamus te gelijk - is het Wilhelmus van Nassauwe een historiesch volkslied, zooals geen enke- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
le
Titelpagina van de oudst overgeleverde druk van het
Geuzenliedboek (Dordrecht, Jan Canin, 1577-1578). Foto: Bibliothèque
Nationale, Parijs.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere nacie er een bezit.’ Ga naar voetnoot5 Ik zou het iets voorzichtiger willen formuleren: kan men stellen dat het Wilhelmus in de zestiende en zeventiende eeuw al kenmerken vertoont van wat later een nationale hymne genoemd zou worden? Daarvoor moet het voor deze periode aan een aantal criteria worden getoetst. Ik ga uit van de kenmerken die Louis Grijp in zijn inleiding noemt: het gaat bij de nationale hymne om een vaderlands lied met een uitverkoren positie (het criterium van de uniciteit), herkenbaar aan een bepaald functioneel gebruik en gelegitimeerd door een breed gedragen populariteit. Om deze toetsing te kunnen uitvoeren moeten we eerst antwoord zien te krijgen op de volgende vragen: waar, wanneer, door wie en waarom werd het Wilhelmus gebruikt? (Ik parafraseer hiermee de klassieke vier vragen van het Wilhelmus-onderzoek naar het ontstaan van het lied. Ga naar voetnoot6) Als bronnen staan ter beschikking: herdrukken en afschriften van de tekst en de melodie, beschrijvingen van uitvoeringen en contrafacten, die behalve populariteit eventueel ook literaire doorwerking kunnen laten zien. Ze beslaan de periode van de Republiek en de Franse tijd, dus tot 1813. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stand van het onderzoekWat de klassieke vragen rond het ontstaan van het lied betreft: ondanks de honderden publicaties die daaraan in de loop der eeuwen zijn gewijd, Ga naar voetnoot7 zijn daar nog steeds geen definitieve antwoorden op gevonden. We weten in 1998 nog steeds niet veel meer dan dat het Wilhelmus gedicht moet zijn tussen 1568 en 1572, vermoedelijk in de omgeving van Willem van Oranje, die toen in Duitsland verbleef. Wel is in de laatste decennia nieuw feitenmateriaal beschikbaar gekomen. Eberhard Nehlsen vond in 1985 de tot nu toe oudste tekst van het Wilhelmus, in het Duits. Ga naar voetnoot8 In het kader van het onderzoek naar het Nederlandse lied tot 1600 Ga naar voetnoot9 kwam in 1996 een druk van het Geuzenliedboek aan het licht die ouder was dan de toen oudst bekende uitgave van 1581. Het boekje wordt op 1577-1578 gedateerd en is daarmee de oudste bron waarin de Nederlandse Wilhelmustekst volledig is overgeleverd (zie bijlage). Ga naar voetnoot10 Eerder had A. Maljaars met zijn dissertatie-onderzoek bewezen dat Marnix van Sint Aldegonde, door velen voor de auteur gehouden, het Wilhelmus niet geschreven kan hebben. Ga naar voetnoot11 Hierdoor werd de aloude vraag naar de auteur weer nieuw leven ingeblazen. Tenslotte probeerde E. Hofman in een monografie over het Wilhelmus te beargumenteren dat de tekst zoals wij die kennen niet de oorspronkelijke, maar een ingrijpend verbeterde versie is. Ga naar voetnoot12 Hoewel zijn voorstelling van zaken discutabel is, heeft deze de vraag naar de oorspronkelijke tekst weer opengelegd. Al met al blijft de Wilhelmuspuzzel in de belangstelling staan. Begin 1997 werd door de Bosschenaar Coen Free een nieuwe auteurskandidaat aangedragen Ga naar voetnoot13 - de Antwerpse lutheraan en psalmdichter Willem van Haecht - en het einde lijkt niet in zicht. Ook de gedachte dat niets mooier is dan een volkslied zonder auteur, dat wil zeggen dat het echt uit het volk is voortgekomen, Ga naar voetnoot14 kan de stroom publicaties niet stoppen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem van Oranje (1533-1584).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vermeldingen van het Wilhelmus in historische documentenAl in de eerste jaren na het ontstaan van het Wilhelmus vinden we vermeldingen in kronieken, dagboeken, rechtbankverslagen, enzovoort. Het verschijnt in 1573 in beeld. In dat jaar, tijdens het beleg van Haarlem, zong een soldaat op de stadsmuur het Wilhelmus. De Spanjaarden reageerden met een kanonschot, dat de soldaat een been kostte. Ga naar voetnoot15 Bij het beleg van Alkmaar in hetzelfde jaar speelden de Spanjaarden het Wilhelmus op hun schalmeien ter bespotting van de belegerden Ga naar voetnoot16 en Godevaert van Haecht meldt in zijn kroniek bij het jaar 1573 dat overal, maar vooral op de schepen het Wilhelmus werd gezongen en gespeeld tot lof van de Prins van Oranje. Ga naar voetnoot17 Deze eerste vermeldingen maken meteen al duidelijk dat het Wilhelmus een bijzonder lied is. Er blijkt ook uit dat het al snel verbreid moet zijn geweest. In de oorlog functioneerde het lied als herkenningsmelodie. Dit is natuurlijk niet verwonderlijk als men bedenkt dat het het lied van de legeraanvoerder was, de Prins van Oranje. Door de ik-vorm van het lied identificeerde men zich als het ware met de leider van de Opstand. Van Haecht hoorde in 1574 het Wilhelmus triomfantelijk spelen op een geuzenschip dat de haven van Bergen op Zoom naderde. Hij voegt eraan toe dat het door kinderen ‘alle de landen over’ werd gezongen. Ga naar voetnoot18 In zijn dagboek noteert Broeder Wouter Jacobsz, prior van Stein, dat op 30 maart 1574 enkele geusgezinde opvarenden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de trekschuit Utrecht-Amsterdam een liedeken zongen ‘tot 's princen lof’; dit moet dan wel het Wilhelmus zijn geweest. Ga naar voetnoot19 En in de Amsterdamse Confessieboeken kan men lezen dat Pieter Heyndricks, schepeling, op 31 december 1574 werd veroordeeld omdat hij bij het verlaten van de kerk één of twee strofen van het Wilhelmus zong Ga naar voetnoot20 - Amsterdam was toen immers nog koningsgezind. Dit laatste voorval laat ons tegelijk iets zien over de manier van overlevering. Heyndricks verklaarde namelijk dat hij de tekst nooit in handschrift of in druk had gezien, maar deze op een schip had geleerd, waar het lied vaak werd gezongen. Natuurlijk werden liederen voor een groot deel mondeling overgeleverd. Dit geldt overigens in sterkere mate voor de muziek dan voor de teksten. Van de meeste liederen werd immers alleen de tekst gedrukt of geschreven; de melodie werd doorgaans slechts met een zogenoemde wijsaanduiding aangegeven. Bij de triomfantelijke intocht van Willem van Oranje in
Brussel (1577) blazen stadsspeellieden het Wilhelmus op cornetten en
schalmeien. Houtsnede uit Houwaert 1579. Foto: KB, Den Haag.
Samenvattend kan worden gesteld dat het Wilhelmus in de eerste jaren na zijn ontstaan een sterke politieke lading had en zich snel verbreidde over brede lagen van de bevolking, voornamelijk als strijd- en partijlied van de prinsgezinden. In gevechtssituaties had de melodie een signaalfunctie. Overigens is er opvallend vaak sprake van schepen; op de geuzenvloot was het lied kennelijk populair. Ga naar voetnoot21 Dit eerste beeld blijft geldig gedurende gehele Tachtigjarige Oorlog. Het lied klonk bij verschillende gelegenheden, zoals overwinningen en intochten van de prins, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter bemoediging in de strijd en ter
ontmoediging van de tegenpartij. Het gebruik was verspreid over de gehele
Nederlanden. Zo werd het
Wilhelmus bij de triomfantelijke intocht van
Willem van Oranje te Brussel in 1577 door
de stadsspeellieden vijfstemmig op schalmeien en cornetten gespeeld.
Ga naar voetnoot22 Toen zijn opvolger
Maurits in 1590 het belegerde Breda
bezocht, werd het ‘lustig’ op de trompet geblazen. Dit gaf het volk
‘sulk een couragie’, aldus de geschiedschrijver
Bor, dat ze wel wilden dat ze de vijand ter plekke in
handen hadden.
Ga naar voetnoot23 Ook werd
het voor
Maurits' opvolger
Frederik Hendrik gespeeld: vlak na het ontzet van
Wezel in 1629 bliezen zijn trompetters ‘lustig’ het
inmiddels ‘oude liedeken’.
Ga naar voetnoot24
Het ontzet van Wezel in 1629, waarbij het Wilhelmus op de
trompet klonk.
Na de bevrijding van Groningen in 1594 was het Wilhelmus het eerste lied dat klonk op het klokkenspel. Ga naar voetnoot25 Welk een paniek de klank van het Wilhelmus bij de tegenpartij teweeg kon brengen, blijkt uit de volgende voorbeelden. In 1600 was de Zwarte Galei van Dordrecht in Antwerpen doende acht Spaanse schepen buit te maken; hierbij werd het ‘seer bekende’ Wilhelmus van Nassauen op de kade gespeeld en dat veroorzaakte ‘groot alarm’, zoals de kroniekschrijver zegt. Ga naar voetnoot26 Toen vierentwintig jaar later de Spaanse troepen het Veluwse dorp Ede plunderden en daarna in het veld bij Harsselo een waar feestmaal aanrichtten, ontstond grote consternatie toen - bij toeval! - een jager op zijn trompet het Wilhelmus blies. De Spanjaarden vluchtten in paniek omdat ze dachten dat de troepen van Oranje in aantocht waren, hierbij het eten en een goed deel van hun | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
buit achterlatend. Ga naar voetnoot27 Niet alleen in het leger, maar ook op de vloot vervulde het Wilhelmus een belangrijke functie. Zo beschrijft de zeeman Willem Schellinger in 1678 het ritueel vóór de eerste salvo's. De trompetter van zijn schip blaast het Wilhelmus, waarop vanaf het andere, vijandige schip met eigen trompetsignalen wordt geantwoord. Ga naar voetnoot28 Het is duidelijk dat het Wilhelmus het lied van de Opstand bij uitstek was, dat in het heetst van de strijd gespeeld werd en een uiterst positief effect op het moreel had. Arnoldus Montanus zegt het bondig: ‘welck deuntje geduurende den oorlogh meer voordeel gedaen heeft, als 10 000 soldaten’. Ga naar voetnoot29 Franciscus Ridderus voegt hieraan toe: ‘want als soldaet en matroos dat hoort, dan wort haer bloedt gaende’. Ga naar voetnoot30 De bijzondere positie van het Wilhelmus blijkt ook uit het feit dat buitenlanders het ‘deuntje’ goed blijken te hebben gekend. Zo werd bij een feestbanket dat in 1675 door de onderkoning van Sardinië werd aangericht ter ere van zeeheld Michiel de Ruiter, niet alleen gedronken op de gezondheid van de Prins van Oranje, maar ook het Wilhelmus gespeeld. Ga naar voetnoot31 De Nederlandse gezant Pieter van den Broecke, die vanaf 1620 vanuit Surat in India handel dreef, noteerde in maart 1625 in zijn journaal over een slag in de Arabische Zee, waarin de Nederlanders samen met de Engelsen tegen Arabieren vochten: ‘De Engelssen blissen gedurende de heele slach van de Rojale Jems Ga naar voetnoot32 het oudt liedeken Willelmus van Nassouwen ben ick van duijtssen bloodt, dat d'onsse seer coragirde.’ Ga naar voetnoot33 Een geval dat het Wilhelmus tégen de Nederlanders werd gebruikt heb ik hierboven al vermeld, namelijk het bespotten van de Alkmaarders door Spaanse schalmeispelers in 1573. Vergelijkbaar is de werkwijze van Bernhard van Galen, bisschop van Munster, die in 1665 bij zijn opmars door Overijssel over de brug bij Berkum marcheerde en daarbij door twaalf trompetters het Wilhelmus liet blazen ‘soeckende op die wijse alhier jalousie te verwecken’. Ga naar voetnoot34 In ten minste één geval werd een Nederlander verrast door de bekendheid van het Wilhelmus bij buitenlanders. De eerder genoemde Pieter van den Broecke ging in 1616 op bezoek bij de pasha van Sana in het huidige Noord-Jemen en noteerde in zijn journaal: ‘Soo ick op de wallen stondt, blies onssen trompeter het deuntien van Willelmus van Nassouwen ben ick van duytssen bloodt, quam der een Turck, die, mij by den arm trockende, in Itallians vrachden, off wij het fort al in hadden, dat wy onssen prins zijn deuntien blissen. Desen Turck (…) hadde een slaef in Sluijs geweest (…).’ De Turk legt zijn vriendschap voor de Nederlanders vervolgens uit ‘seggende dat hy veel deughden van onse natie genoten hadde, doen hy met de Galeyen van Spinola voor Duynkercken ghevanghen wierdt’. Van den Broeckes uitgever Coolhaas oppert de mogelijkheid dat de man als galeislaaf uit Sluis Ga naar voetnoot35 was bevrijd door de Nederlanders en in het leger van prins Maurits was opgenomen. Ga naar voetnoot36 Een buitenlander die het Wilhelmus ook kende, was Sir Philip Sydney, de Engelse dichter en hoveling die de Nederlanders in hun strijd tegen de Spanjaarden te hulp kwam. Hij dichtte een liefdeslied ‘to the tune of Wilhelmus van Nassaw’: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Who hath his fancie pleased,
With fruits of happie sight,
Let here his eyes be raised
On nature's sweetest light.
A light which doth dissever,
And yet untie the eyes,
A light which dying never,
Is cause the looker dyes.
Ga naar voetnoot37
Tegenover dit uitzonderlijke Engelse contrafact staan er tientallen in het Duits (zie de bijdrage van Nehlsen) en zelfs enkele in het Zweeds. Ga naar voetnoot38 Ook lang na de Vrede van Munster behield het Wilhelmus zowel zijn politieke lading als zijn signaalfunctie. Het volgde de ups en downs van het huis Oranje. Het werd bijvoorbeeld nog gespeeld bij de intocht van stadhouder Willem IV en zijn echtgenote Anna te Leeuwarden in 1734. Ga naar voetnoot39 Weinig bronnen verraden wat de Oranjes zelf van hun ‘lijflied’ vonden. Een brief van prinses Louise van Brunswijk, lid van de stadhouderlijke familie, aan haar moeder prinses Wilhelmina (1795) laat zien dat het voor haar althans veel betekende. Ze schrijft dat tijdens een diner de muziek begon met de ‘air’ Wilhelmus en dat dat haar zo ontroerde dat ze de tranen voelde opwellen. Ga naar voetnoot40 Over de betekenis van het Wilhelmus voor het volk zijn we daarentegen goed geïnformeerd. Dat het Wilhelmus als partijlied door de orangisten werd gebruikt, blijkt onder meer uit een kluchtig liedje uit de roerige tijden van de opkomst van de patriottenpartij in 1785. Dit liedje, met de beginregels: ‘Daar zouwen vier Heertjes uit Jagen gaan, ha ha / Zy hadden Matroozen kleertjes aan, ha ha’, gaat over een spinstertje dat ter gelegenheid van de verjaardag van de prins een kaars voor haar raam zet. De vier passerende ‘Heertjes’ daarentegen zijn niet prinsgezind. Het spinstertje herkent ze als patriotten en zet ze de deur uit. In de laatste strofe luidt het dan: ‘Adieu dan Heertjes altemaal, ha ha! / En dat jou vry de Duivel haal, ha ha; / Wy zingen: Wilhelmus van Nassou, / Met al ons lust ten spyt van jou. Vivâ! Vivâ! / Vivâ!’ Ga naar voetnoot41 Ook in de stadhouderloze tijdperken wordt melding gemaakt van het Wilhelmus. In het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) werd het gebruikt ter ondersteuning van een demonstratie. In 1653 ontstond in Den Haag onrust toen Holland de benoeming van de prins als kapitein-generaal en admiraal der Unie wilde dwarsbomen. Het ‘gemene’ volk kleedde zich opvallend in het oranje en vier jongens bliezen het ‘Wilhellemus’ op met oranjepapier overtrokken trompetjes. Ga naar voetnoot42 De volgende dag ‘trokken zij zeer vroeg naar het Binnenhof, waar zij Wilhelmus bliezen en Oranje boven riepen zoolang totdat de jonge Prins uit het raam aan hen werd vertoond’. Het Wilhelmus werd incidenteel ook tégen de heersende Oranjetelg gebruikt, bijvoorbeeld bij de gebeurtenissen rond het afkondigen van de Vrede van Westminster (1654). Deze vrede behelsde onder meer de Acte van Seclusie, waarin de provincies afspraken dat zij de toenmalige Oranjetelg, Willem III, niet aan de macht zouden laten komen. Voorafgaande aan het afkondigen van de vrede bij het (oranjegezinde) volk speelden de trompetters het Wilhelmus, ‘'t zy zonder erg, of, zo sommigen meenden, om 't gemeen te behagen’. Ga naar voetnoot43 De kracht van het Oranjelied werd kennelijk zo groot geacht dat het gebruikt zou kunnen zijn om een maatregel tégen de Oranjes in goede aarde te doen vallen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De politieke impact blijkt ook wanneer het lied verboden wordt. Toen in het rampjaar 1672 de bisschop van Munster, Bernard van Galen, Deventer naderde, nam men daar de nodige voorzorgsmaatregelen: ‘De Thoornwachter was verbooden te blaesen den ouden Toon van Wilhelmus van Nassouwen; den Organist desselve te speelen; en de Predikanten voor sijn Hoogheyd te bidden.’ Ga naar voetnoot44 In de hoogtijdagen van de patriotten in 1787 werd het zingen van Oranjeliedjes verboden omdat ze orangistische relletjes uitlokten. In Leiden verbood men volgens Francq van Berkhey in die tijd de stadstrompetter zijn ‘gewoon’ liedje te blazen of het in zijn nieuwjaarsbrief te zetten. Ga naar voetnoot45 Het ‘gewone’ torenwachtersliedje luidde namelijk: Wilhelmus van Nassauwen / De brand die is geblust / Gij heeren en mevrouwen / Slaapt nu maar weer gerust.’ Ga naar voetnoot46 Telkens als de Oranjes weer aan de macht kwamen, werd het Wilhelmus naar hartelust gespeeld. Toen aan het einde van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747) Willem IV werd uitgeroepen tot stadhouder, schreef de orangist F. Duim een lofdicht op zijn inhuldiging: (…)
De heuchelyke toon, Wilhelmus van Nassouwen,
Klinkt wêer in 't oor van Mans en Vrouwen
(…)
Vivat de Oranje! Jö! Lang bloeye 't huis Nassouw;
Dit huis bleef 't Vaderlant getrouw,
In voor- en tegenspoed; hy is der rechten Vader
Van 't Vaderlant, en ons te gader.
Ga naar voetnoot47
De aanstelling van de nieuwe stadhouder leidde tot een stroom van contrafacten, dus nieuwe liedteksten op de melodie van het Wilhelmus, en tot hernieuwde publicatie van de oorspronkelijke tekst (zie hierna). Ook in 1813, na de verdrijving van de Fransen, zou een hernieuwde Oranje- en Wilhelmusgolf losbarsten. Ga naar voetnoot48 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VermaaksfunctieHet Wilhelmus was niet alleen een aan het Oranjehuis gerelateerd strijd- en partijlied, zoals men op grond van het voorafgaande wellicht zou denken. Het heeft ook andere functies gehad. Hierboven werd het al als torenwachtersliedje genoemd, maar het werd ook bij de jacht gebruikt. Jeroen Jeroenze (pseudoniem van Hieronymus Sweerts) schrijft: Liefhebbers van de jacht!
Het word u toegebracht
Op ons gevangen Haazen,
Wel drinkt den Horen leêg,
En wil dan eens ter deeg
Fris op
Wilhelmus blazen.
Ga naar voetnoot49
Constantijn Huygens liet in 1657 op het toneel de plat Zaans sprekende schippersvrouw Trijntje Cornelisz in vrolijk gezelschap een liedje ten gehore brengen, ‘dat nobel gaet’: Wilhelmus van Nassouwe. Ga naar voetnoot50 Ondanks de ontspannen situatie zit hier toch een ‘nationaal’ tintje aan; kennelijk wilde Trijntje een typisch Hollands lied zingen voor haar Antwerpse ‘familie’. Huygens kende het overigens ook zelf uit huiselijke kring, want zijn moeder leerde het zijn kinderen zingen. Ga naar voetnoot51 Een bijzondere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
getuigenis uit 1747 is van de hand van de Amsterdamse boekhouder Jan de Boer. Hij speelde ter gelegenheid van de aanstelling van stadhouder Willem IV voor zijn buren op de viool het Wilhelmus, waarbij zelfs de oude besjes niet stil konden blijven staan. De oudjes zouden gezegd hebben: ‘O grooten hemel! dat is weêr de deun van onzen jongen tijd: als wij die weer mogen horen; dan worden wij ook op nieuw weder jong; want men mag dansen wat men wil; daar gaat toch niet boven Wilhelmus al van Nassauwen.’ Ga naar voetnoot52 Een andere bron voor het gebruik van het Wilhelmus als dansmelodie is een lied dat geschreven werd ter gelegenheid van een gemaskerd bal op 1754 in het Mauritshuis. In de tekst staat: Masker af, hier danst den Paarel
van den Nederlandsche kroon
Boere Kinckel, Plug
Ga naar voetnoot53 nog
Kaarel
stellen hier zich niet ten toon
(…)
Masker af, gij moet hier dansen
Op Wilhelmus Nassauws trant.
Ga naar voetnoot54
De dansfunctie en het enthousiasme voor het lied in het algemeen vielen ook buitenlanders op. De Duitse geleerde en diplomaat Johann Mattheson bijvoorbeeld schreef in 1749 dat ‘het Wilhelmus nog net zo verhittend was als 150 jaar eerder; het was verbazingwekkend hoe ijverig en gelukkig het overal werd gezongen, gesprongen, geblazen en op het klokkenspel gespeeld’. Ga naar voetnoot55 En Leopold Mozart noteerde in 1766 in zijn dagboek dat het Wilhelmus in Holland door iedereen werd gezongen, geblazen en gepijpt. Wolfgang koos dus niet zomaar een wijsje voor zijn bekende zeven variaties op de ‘air communément dit Willem van Nassau’. Ga naar voetnoot56 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tekst en melodieUit de begintijd is geen complete Nederlandse tekst bewaard gebleven. De oudste die we kennen, die van 1577-1578, dateert van minstens vijf jaar na het ontstaan van het lied. Het lijkt er evenwel niet op dat de tekst in die vijf jaar veel veranderd is. Ga naar voetnoot57 De oudste versie van de melodie die we kennen, dateert van 1574. De melodie is dan ten minste zes jaar oud; deze is namelijk afkomstig van een Frans lied dat werd gedicht tijdens het beleg van Chartres, in 1568. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Variatie in de melodieBij een zo veelvuldig en verscheiden gebruik van het Wilhelmus is nauwelijks te verwachten dat tekst en melodie steeds exact gelijk zijn gebleven. Met name de melodie moet wel aan variatie onderhevig zijn geweest. Meer nog dan liedteksten werden de melodieën mondeling overgeleverd. Als ze al werden genoteerd geschiedde dat doorgaans uit het geheugen. Leggen we zulke muzieknotaties van een populaire melodie naast elkaar, dan zijn er altijd verschillen en dat geldt eens te meer voor zo'n populaire melodie als het Wilhelmus. Deze verschillen kunnen het natuurlijk gevolg zijn van het tijdsverloop, maar kunnen ook groeps- en functiegebonden of regionaal bepaald zijn. Uit de musicologische literatuur volgen hier enkele voorbeelden om een indruk te geven van de mate van variatie en het karakter van de varianten. Eén belangrijke karakteristiek gaat vooraf. Wie bij het Wilhelmus denkt aan de plechtstatige melodie, begeleid door een koraalachtige zetting van een harmonie- of symfonieorkest - dus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoals het Wilhelmus heden ten dage bij officiële gelegenheden wordt uitgevoerd - zal zich weinig kunnen voorstellen bij het volkse en vrolijke gebruik van de melodie zoals hierboven beschreven. Het Wilhelmus was ten tijde van de Republiek dan ook geen koraal maar een ‘lustig’, dus vrolijk wijsje, dat ongetwijfeld in een vlot tempo zal zijn gezongen en gespeeld. De plechtige interpretatie is geheel en al een product van de muzikale Romantiek en heeft niets met het oorspronkelijke karakter van de melodie te maken. Ga naar voetnoot58 Er is ook niet van een continue traditie sprake geweest. Het koraalachtige Wilhelmus is in de tweede helft van de negentiende eeuw ingevoerd als alternatief voor het traditionele Wilhelmus, dat in de loop der eeuwen was geëvolueerd tot de zogenoemde Prinsenmars. De oudste versie van de melodie, uit 1574, laat een eenvoudige, onopgesmukte melodie zien (zie afbeelding p. 27). Ga naar voetnoot59 Vergelijken we deze met die bij Valerius (1626), dan zijn daar enkele omspelingen ingeslopen - wat overigens volstrekt gebruikelijk was. Deze Valeriusversie, die wij nu langzaam zingen, zal in de zeventiende eeuw niet minder opgewekt hebben geklonken dan welke andere versie ook. Er is sprake van een discrepantie tussen de twee genoemde versies - en bijna alle andere versies uit de zestiende en zeventiende eeuw - met een functie die we hierboven veelvuldig zijn tegengekomen, namelijk het gebruik van het Wilhelmus op de trompet. Trompetten hadden in deze tijd nog geen pistons en konden daarom slechts natuurtonen voortbrengen. Dat hield in dat een trompetter weliswaar het begin van het Wilhelmus goed kon spelen, maar aan het einde in de problemen dreigde te komen. De tonen fis en e (uitgaande van grondtoon G) komen namelijk niet voor in de reeks van natuurtonen. In concreto: de cursieve lettergrepen in ‘van Hispanje heb ik altijd geëerd’ passen niet op de natuurtrompet. De oplossing was eenvoudig de melodie iets te veranderen. Slechts één van de circa tien overgeleverde melodieën uit de zestiende en zeventiende eeuw vertoont echter deze variant. Het is de versie van Jacob van Eyck, die de melodie gebruikte als onderdeel van een zogenoemde bataille voor blokfluit solo. In dergelijke composities wordt met behulp van allerlei trompet- en trommelsignalen een veldslag nagebootst. Van Eyck blijkt heel goed te hebben geluisterd naar de trompetsignalen, want deze passen stuk voor stuk op de trompet, en dat geldt dus ook voor het Wilhelmus. Ga naar voetnoot60 In de achttiende eeuw traden er karakteristieke wijzigingen op in de melodievarianten. Eén betrof de hoge d in de eerste maat, een andere de herhaling van het eerste gedeelte aan het eind. Dat laatste had tot gevolg dat deze zogenoemde ‘nieuwe melodie’ of Prinsenmars geschikt werd voor de natuurtrompet. Het is deze marsvorm die in de achttiende eeuw domineerde en die ook in de negentiende gespeeld werd. Ga naar voetnoot61 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Variatie in de tekstDe tekst lijkt aanzienlijk minder aan variatie onderhevig te zijn geweest dan de melodie, al kan er van alles in de mondelinge overlevering zijn gebeurd dat zich aan onze waarneming onttrekt. Zoals alle geuzenliederen zal het Wilhelmus in eerste instantie verspreid zijn op vliegende blaad- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jes.
Vier versies van de Wilhelmusmelodie.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de weinige liedblaadjes die bewaard zijn gebleven komt het Wilhelmus echter niet voor. De oudst bewaarde Nederlandse tekst is, zoals eerder gezegd, die uit Een Nieu Geuse Lieden boecxken van 1577-1578. In latere uitgaven van het Geuzenliedboek wordt de tekst herdrukt met slechts geringe variatie. Ga naar voetnoot62 We vinden het Wilhelmus ook in de bekende Neder-landtsche Gedenck-Clanck (1626) tussen de vaderlandslievende liederen van Valerius' eigen hand. Valerius heeft de tekst wat bijgeschaafd. ‘Blijf ik tot in den dood’ is verbeterd in ‘Blijf ick tot 's Lands behoet’, waarmee een onzuivere rijmklank wordt vermeden. Een metrische verbetering is de versregel ‘Ick altyt hebb' geeert’ in plaats van ‘Heb ik altijd geëerd’, waarbij de klemtoon van ‘al-’ naar ‘-tyt’ wordt verlegd. Ga naar voetnoot63 Een andere bescheiden variatie vinden we bij Godevaert van Haecht in 1573: Een prince van Oraengien, ben ick vry onvervaert,
Den edelen conick van Spaengien heb ick syn eer bewaert.
Ga naar voetnoot64
Nu zijn bovengenoemde teksten genoteerd door prinsgezinden, maar ook andersdenkenden deden dat. De Ommelander boer Abel Eppens schreef in 1584 dat het lied twee jaar daarvoor nog door iedereen gezongen werd; hij hoopte echter dat het lied na Willems dood niet opnieuw populair zou worden. Omdat hij het lied toch ‘ingetogen’ wilde doorgeven schreef hij de vijftien strofen uit - vrijwel helemaal gelijk aan die in het Geuzenliedboek. Ga naar voetnoot65 In een pamflet tegen de ‘rebellighe Hollanders’ uit 1628 becommentarieerde de rooms-katholieke Richard Verstegen uit Antwerpen het Wilhelmus op sarcastische wijze. Hij interpreteerde bijvoorbeeld het vers ‘Een Prince van Oraengien ben ick vry onverveert’ zó dat Willem nooit bang zou zijn geweest als hij zich Prins van Oranje hoorde noemen. Ook Verstegens tekst vertoont vrijwel geen afwijkingen van die in het Geuzenliedboek. Ga naar voetnoot66 Deze diende kennelijk als standaard. Dat blijkt eens te meer als we de Wilhelmustekst in de achttiende eeuw weer in druk zien verschijnen. Tegen het einde van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk wilde men het oude lied kennelijk weer graag zingen, maar de tekst zal nog maar weinigen bekend zijn geweest. Rond 1745 komt deze uit op een liedblad Ga naar voetnoot67 en daarna nog enkele keren in voornamelijk orangistische liedboekjes. Ga naar voetnoot68 Ook deze teksten lijken op het Geuzenliedboek terug te gaan. Er is één geval met sterke afwijkingen bekend. In de tweede helft van de negentiende eeuw signaleerde een anonymus het Wilhelmus in een oud handschrift, aangeduid als Nederlandtsche oudheden. Ga naar voetnoot69 Dit is niet teruggevonden, zodat we het moeten doen met de informatie die de anonymus ons verstrekt. Hij zegt dat in het handschrift slechts teksten van vóór 1603 zijn opgetekend, waaronder het Wilhelmus, dat ‘wat de schikking der afdeelingen betreft, zeer onjuist is’. De volgorde van deze versie verschilt inderdaad aanmerkelijk van die van de versie 1577-1578 en alle daaropvolgende. De veertien strofen staan, volgens de nummering van de standaardversie, in de volgorde 1, 2, 3, 4, 10, 8, 11, 12, 9, 6, 7, 13 en 14. Ga naar voetnoot70 Er zijn ook enkele beginletters veranderd met als gevolg dat we in plaats van het acrostichon WILLEMVANNASSOV nu lezen: WALLGAAMNMVSOV. Hofman, die zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘vondst’ van deze tekst in 1996 presenteerde, Ga naar voetnoot71 probeerde te beredeneren dat deze aan de tekst van 1577-1578 vooraf zou zijn gegaan. De tekst uit 1577-1578 zou dan een verbeterde omwerking zijn van ‘zijn’ tekst. Ga naar voetnoot72 Waarschijnlijker is dat de zestiende-eeuwse schrijver de tekst uit zijn geheugen noteerde en daarbij de strofen verwisselde. Dat is immers schering en inslag bij de mondelinge overlevering van liederen. Ga naar voetnoot73 In dit geval lijkt het me duidelijk dat de schrijver niet besefte dat het hier om een acrostichon ging. Begin van de oudst overgeleverde complete Nederlandse
tekst van het Wilhelmus uit 1577-1578. Foto: BN, Parijs.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30/31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Wilhelmustekst uit de kroniek van Abel Eppens (1584).
Foto: GA, Groningen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Liedblad met de tekst van het Wilhelmus (Amsterdam, Jan 't
Lam, ca. 1745). Foto: PB, Friesland.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ActualiseringenBij de studie van de werking van de Wilhelmustekst kunnen we niet alleen kijken naar uitgaven van de oorspronkelijke tekst (al dan niet gevarieerd), maar ook naar bewerkingen en naar de contrafactuur. In feite is er sprake van een glijdende schaal met aan het ene uiterste bewerkingen waarin de oorspronkelijke tekst nog goed herkenbaar is, en aan de andere kant liederen op de Wilhelmusmelodie met volkomen nieuwe woorden en strekking. Allereerst zijn er actualiseringen, waarin Willem van Oranje wordt vervangen door een van zijn opvolgers. Er zijn twee van zulke bewerkingen bekend ter ere van Maurits. Een daarvan werd geschreven rond 1600: Mauricius van Nassouwe,
ben ick van Duytsche bloet,
Ons Vaderlandt getrouwe,
blijf ick in Gods behoet.
Mijnes Heer Vaders gangen,
volg ic vry metter daet,
Den vyant te verstrangen,
in zijnen loosen raet.
Ga naar voetnoot74
De andere dateert van rond 1618: Maurice van Nassouwe
Ben ick van Duytscher aert,
Voor t Vaderlandt ghetrouwe
Gae ick int veldt te paert:
Het Prinsdom van Orangien
Heeft Godt my toe-gheschickt,
Voor den Koninc van Spangien
En ben ick niet verschrickt.
Ga naar voetnoot75
In beide bewerkingen wordt er de nadruk op gelegd dat Maurits een goede zoon van zijn vader is. Frederik Hendrik, die in 1625 Maurits als stadhouder opvolgde, krijgt bij zijn aantreden ook een eigen Wilhelmus, van niemand minder dan Vondel: Frederick van Nassouwe
Ben ick vroom Hollandsch bloed.
Mijn Vaderland getrouwe
Met leven lijf en goed:
Een Prince van Oranjen,
Door wapenen vermaert:
Voor Oostenrijck noch Spanjen
En ben ick niet vervaert.
Ga naar voetnoot76
In alledrie de actualiseringen is de eerste strofe van het oorspronkelijke Wilhelmus makkelijk te herkennen, maar vanaf de tweede strofe volgt een andere tekst. Het basisidee, een lied in ik-vorm van de prins, blijft gehandhaafd, zelfs met behoud van het acrostichon. Technisch gesproken is er sprake van een contrafact (dus een nieuwe tekst op een bestaande melodie) met initiële ontlening. Ga naar voetnoot77 De ontlening strekt zich in bovenstaande voorbeelden tot de eerste strofe uit, maar kan ook beperkt blijven tot de eerste versregel. Dat is het geval bij een bewerking voor Willem III uit 1673, kort na diens aantreden als stadhouder: s Princen Lied, Na den Ouden Trant op een nieuwe manier gestelt van J. Godart. De prins spreekt goedkeurend over de moord op zijn tegenstander Johan de Witt door het ‘Grauw der Straten’ en smeekt om goddelijke hulp voor zijn regering: Wilhelmus van Nassouwe
De lest Oranjen spruijt,
Die d'Hemel wou behouwen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In spijt van 't snood besluijt
Van 's Loevesteijnse factie,
En 't Barnevelts gebroedt,
Dat ik in ongemak,, zie
Daar spert'len onder voet.
In mijne teedre jaren,
Die zaten aan het Roer
Van 's Lands bestier, meest waren
My wars, elk van hen zwoer
My tegen; maar mijn Rechter
Verhief my uyt het stof,
In 't oog van d'Alberegter,
Verdrukker van mijn Hof.
Ga naar voetnoot78
Aan het einde van het volgende stadhouderloze tijdperk dicht Pieter Langendijk een soortgelijke actualisering (1747). Deze nieuwe Wilhelmus is Willem IV. De auteur verwerkt er een veel gehoorde orangistische kreet in: ‘Vivat de Prins!’ Wilhelmus van Oranje,
Geteeld uyt Nassaus bloed,
Vermaagschapt aan Brittanje,
Zal waagen Lyf en Goed.
Voor Kerk en Staat te stryden,
Is deeze Held van zins,
Hy sal het Land bevryden,
Vivat! Lang leef de Prins.
Ga naar voetnoot79
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ContrafactenDe contrafactuur, inclusief de talrijke liederen die niet aan de oorspronkelijke Wilhelmustekst ontlenen, kan dienen om de populariteit van een lied te meten. Met dit onderzoeksinstrument krijgen we niet alleen de traditionele Oranje-aanhang maar ook andere bevolkingsgroepen in het vizier. Louis Grijp presenteerde in 1994 de methode in een artikel over de populariteit van enkele geuzenliederen, waaronder het Wilhelmus. Hij deelde de contrafacten in vijf categorieën in: geuzenliederen of meer in het algemeen: calvinistische, Oranjegezinde politieke liederen, overige wereldlijke liederen (bijvoorbeeld liefdesliederen), geestelijke liederen van calvinistische, doopsgezinde en rooms-katholieke signatuur. Grijp telde in de diverse documentatiesystemen van het Meertens Instituut 89 contrafacten voor de periode tot ca. 1750 (waaraan overigens nog vele zijn toe te voegen). Ga naar voetnoot80 Daarbij bleek de melodie van het Wilhelmus in alle genoemde groepen te worden gezongen en dat is opmerkelijk voor een lied met zo'n politieke lading. Grijp vond 30 rooms-katholieke, 24 doopsgezinde, 22 geuzenliederen, 7 wereldlijke en 5 calvinistische liederen. Ga naar voetnoot81 Dat er op de wijs van het Wilhelmus nieuwe geuzenliederen geschreven werden, wekt geen verwondering; het Wilhelmus is immers zelf een geuzenlied. De nieuwe teksten zijn vaak veel feller anti-Spaans en anti-rooms-katholiek. Een vrij groot gedeelte hiervan dateert van de eerste decennia na het ontstaan van het Wilhelmus. Eén lied, ‘Ras seventhien provincien’, stamt waarschijnlijk al uit 1572. Ga naar voetnoot82 In het oudste ons bekende Geuzenliedboek uit 1577-1578 zijn acht liederen op de wijs van het Wilhelmus opgenomen. Een prachtig voorbeeld is een lied over de Spaanse hoeren, die komen klagen omdat met het vertrek der Spanjaarden hun broodwinning zal verdwijnen. ‘Ick heb droefheyt vernomen’,
Sprack daer een spaensche poet,
Ga naar voetnoot83
‘Hier is qua tydingh ghecomen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die ons versuchten doet,
Dat al ons fraey Seignoeren
Moeten naar Spaengien Coen,
Wat sullen wy Spaensche Hoeren
Nu altemael gaen doen.’
In de voorlaatste strofe beginnen de (Nederlandse) hoeren hun Spaanse ex-minnaars uit te schelden: ‘Wat wilt ghy ons versnouwen?
Ghy caemt uut Spaengien coen,
Met d'ellebooch door de Mouwen
Die Teenen door de schoen,
Het Hembde door de broecken
Bracht u Duckdalff
Ga naar voetnoot84 int Landt,
Ghy meucht hem nu wel vloecken,
Hy heeft u hier geplant.’
Ga naar voetnoot85
Hoe populair dit liedje moet zijn geweest blijkt uit een parodie op het Wilhelmus die in de negentiende eeuw algemeen bekend was en waarin ‘d'ellebooch door de Mouwen’ en ‘Die Teenen door de schoen’ bewaard zijn gebleven. Ga naar voetnoot86 In tegenstelling tot politieke liederen wordt er slechts in enkele gevallen een ‘neutraal’ wereldlijk lied op de wijs van het Wilhelmus geschreven. De melodie was kennelijk te politiek beladen om er bijvoorbeeld liefdesliederen op te dichten. Een voorbeeld van een apolitieke tekst op het Wilhelmus is Een Nieu Liedeken vande Sterckte des ijs, dat gaat over de ijspret in Antwerpen, waar de Schelde voor het eerst na dertien jaar was dichtgevroren (1621). Ga naar voetnoot87 Er werden opmerkelijk weinig calvinistische liederen op het Wilhelmus gezongen. Dit is te verklaren uit de calvinistische voorkeur voor psalmgezang. Ze gebruikten liever geen wereldlijke melodieën voor hun geestelijke teksten. Doopsgezinde contrafacten zijn er juist wel veel, vooral in het begin van de Opstand. De doopsgezinden vereenzelvigden zich daar immers aanvankelijk mee. Bovendien hadden ze in tegenstelling tot de calvinisten geen bezwaar tegen wereldlijke melodieën voor hun schriftuurlijke liedteksten. Tenslotte de katholieke contrafacten; het is verbazingwekkend hoeveel er op het Wilhelmus gedicht zijn. Weliswaar is de tekst van het Wilhelmus niet antikatholiek, maar diegenen die het als strijdlied zongen waren dat vaak wel; de calvinisten hebben zich het Wilhelmus in feite toegeëigend. De teksten van de katholieke contrafacten verklaren een en ander: het blijken vrijwel steeds tegenliederen te zijn. Zo vinden we in 1669 nog Een nieu liedt, waerin bewesen wordt dat de Calvinisten contrarie de H. Schriftuur leeren. Op de wijse: Wilhelmus van Nassou: Hoe doolen die verblinde
In Hollandt, lieven Heer.
De Calvinist gesinde
Die seggen dat haer leer
Met de Schriftuur waerachtigh
Komt over een gewis,
Maar wy sullen seer krachtigh
Toonen dat t anders is.
Ga naar voetnoot88
Met zulke antiketterse teksten gaf men muzikaal tegengas. Ook tegenliederen kunnen worden beschouwd als een vorm van toe-eigening, in elk geval van de melodie. De oorspronkelijke ‘aanvallende’ tekst wordt door het tegenlied beantwoord en daarmee geneutraliseerd. De dichter van het Wilhelmus had dit principe ook toegepast: Ga naar voetnoot89 hij schreef zijn tekst op de melodie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een Frans spotlied op de calvinisten. Degene die in 1590 een politiek neutraal lied op de wijs van het Wilhelmus dichtte over het leven van de Heilige Margareta, had zich de melodie volledig toegeëigend. Ga naar voetnoot90 De angel was er in de loop van de zeventiende eeuw definitief uit, toen steeds meer rooms-katholieke lieddichters het Wilhelmus voor ‘neutrale’ teksten gingen gebruiken. Ga naar voetnoot91 Al met al toont de contrafactuur dat in elk geval de melodie populair was bij uiteindelijk alle religieuze gezindten en over een lange tijdsspanne. Een rooms-katholieke allegorie op de Opstand op de wijs
van het Wilhelmus, met Willem van. Oranje als ooievaar. Liedpamflet Antwerpen,
A. Verhoeven, 1621. British Library, Londen.
Het grote aantal actualiseringen en contrafacten doet vermoeden dat wanneer de Wilhelmusmelodie werd gezongen, men vaker een nieuwe tekst dan de oorspronkelijke ten gehore bracht. Dat de oude tekst tot ver in de zeventiende eeuw in het Geuzenliedboek werd herdrukt zegt wel iets, maar niet veel - het kan daarin langzaam versteend zijn. De titel van de eerder genoemde herdruk van ca. 1745, Het echte en origineele liedje Wilhelmus van Nassouwe, suggereert inderdaad dat de tekst toen in de vergetelheid was geraakt. De grote populariteit van het Wilhelmus tijdens de Republiek gold al met al meer de melodie en de algehele politieke strekking van het lied dan de letterlijke tekst van het oorspronkelijke lied. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Wilhelmus ten tijde van de Republiek reeds kenmerken van een nationale hymne vertoont. Het gaat daarbij om populariteit, uniciteit en specifieke functies. Populair wàs het Wilhelmus, en het was zeker het populairste van de geuzenliederen, die te vergelijken zijn met de vaderlandse liederen van de negentiende eeuw. Geen enkel ander lied gold ook zo universeel als herkenningsmelodie van de Republiek en het Oranjehuis. Daarmee samenhangende specifieke, deels rituele functies van de latere nationale hymnen bleken gemakkelijk aan te wijzen: de melodie klonk bij ceremonies als officiële bezoeken van de prins, en in oorlogssituaties ter land en ter zee. Het lied had onmiskenbaar een symboolfunctie en ook treedt er al ten tijde van de Republiek een zekere mythevorming rond het lied op, met name rond de persoon van de auteur (Marnix of Coornhert), die de verheerlijking van de auteurs van latere nationale hymnes voorschaduwt. Volkomen vergelijkbaar zijn ook de emoties die het lied oproept, zoals we zagen bij de krijgslustige soldaten en matrozen en de schier wenende prinses Louise. In zowel feitelijk gebruik als gevoelswaarde vertoont het Wilhelmus ten tijde van de Republiek dus veel overeenkomsten met de latere nationale hymnes. Het nationalisme zoals zich dat in de achttiende eeuw ontwikkelde, kwam natuurlijk niet uit het niets; ook vóór die tijd was er al sprake van een zeker nationaal besef. Een element uit het nationalistische denken dat al in de zeventiende eeuw herkenbaar is, betreft de notie dat het vaderland beter, mooier, enzovoort was dan andere landen. Ga naar voetnoot92 Wat bij Bellamy in 1783 ‘Vaderland, mijn aardse hemel’ heet, wordt door de invloedrijke zeventiende-eeuwse orthodoxe predikanten benoemd als het tweede Israël. Bij hen treffen we ook al de nationalistische gedachte aan dat natie, vorst en religie, in casu Nederland, Oranje en het calvinisme, onverbrekelijk verbonden waren. Precies met deze trits werd het Wilhelmus geassocieerd: Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands, de Nederlandse David, verdedigt Nederland (enkelvoud!) Ga naar voetnoot93 en de calvinistische levensopvatting tegen de gemeenschappelijke vijand rooms-katholiek Spanje. Wanneer het Wilhelmus werd gespeeld of gezongen in verband met een latere stadhouder verwees het behalve naar die Oranjenazaat tegelijkertijd naar Willem van Oranje. Mèt het Wilhelmus bleef men de Tachtigjarige Oorlog als historische herinnering meedragen, niet in het minst omdat de in 1648 verworven vrijheid diverse malen in het gedrang kwam. Ga naar voetnoot94 Bijvoorbeeld bij de Vrede van Aken in 1748. De Republiek wist toen na een zware inbreuk op haar vrijheid de vrede te herstellen en opgelucht klonken overal liederen op de wijs van het Wilhelmus. Bij de vieringen werd een sterke parallel getrokken met de Vrede van Munster, die precies honderd jaar eerder de Tachtigjarige Oorlog had afgesloten en waarin Nederlands zelfstandigheid was vastgelegd. Ga naar voetnoot95 Het Wilhelmus was dus een klinkend relict van een gedeeld heroïsch verleden dat niet alleen naar dat verleden verwees, maar het ook - men denke alleen al aan de uitspraak over de tienduizend soldaten - mede had vormgegeven. De staatvormende drie-eenheidsgedachte impliceert in theorie dat niet elke Nederlander een goede vaderlander is. Van het Wilhelmus, dat deze gedachte uitstraalt, is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan ook wel gezegd dat het geen nationale hymne kon zijn. Het zou vooral een partijlied zijn geweest; tegen de rooms-katholieken, tegen de patriotten, enzovoort. Hierboven is die uitspraak aan de hand van de contrafactuur al aardig afgezwakt. En evenals de uitspraak dat een rooms-katholiek of een patriot geen goede Nederlander kan zijn onhoudbaar is, Ga naar voetnoot96 hoeft een nationale hymne ook niet altijd alle heren, in dit geval onderdanen, te dienen. Ook andere nationale hymnen hebben gedurende bepaalde perioden van hun bestaan als partijlied gefungeerd, zonder dat het hun nationale status wezenlijk aantastte. Ga naar voetnoot97 Dat behoort tot de dynamiek van het genre. Rest de vraag waarom het Wilhelmus in de negentiende eeuw niet de nationale hymne van het Koninkrijk der Nederlanden werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageHet Wilhelmus uit het Geuzenliedboek [1577-1578] (f29r-31r) Een nieu Christelick liet, gemaect ter
eeren des Doorluchtichsten Heeren,
Wilhelm Prince tot Oraengien,
Graue van Nassou, Patris Patria,
mynen G. Vorsten ende Heeren.
Waer van deerste Capitael letteren
van elck Vers, syner V.G. Name met
brengen. Na die wijse van Chartres.
Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen bloet
Den Vaderlant ghetrouwe
Blijf ick tot inden doot:
Een Prince van Oraengien
Ben ick vry onuerveert
Den Coninck van Hispaengien
Heb ick altijt gheeert.
In Godes vrees te leuen
Heb ick altijt betracht,
Daerom ben ick verdreuen
Om Lant om Luyd ghebracht.
Maer God sal my regeren
Als een goet Instrument
Dat ick sal wederkeeren
In mynen Regiment.
Lijdt v mijn Ondersaten
Die oprecht zijn van aert,
God sal v niet verlaten
Al zijt ghy nu beswaert:
Die vroom begeert te leuen
Bidt Godt nacht ende dach
Dat hy my cracht wilt gheuen
Dat ick v helpen mach.
Lijf end' goet al te samen
Heb ick v niet verschoont,
Mijn Broeders hooch van Namen
Hebbent v oockvertoont: [sic]
Graef Adolf is ghebleuen
In Vrieslant inden Slach,
Sijn siel int eewich Leuen
Verwacht den Jongsten dach.
Edel end' Hoochgeboren
Van Keyserlicken Stam:
Een Vorst des Rijcx vercoren
Als een vroom Christen Man,
Voor Godes Woort ghepresen
Heb ick vry onuersaecht
Als een Helt sonder vreesen
Mijn Edel Bloet ghewaecht.
Mijn Schilt ende Betrouwen
Sijt ghy, O God mijn Heer,
Op v so wil ick bouwen
Verlaet my nemmermeer:
Dat ick doch vroom mach blijuen
V dienaer taller stont,
Die Tyranny verdrijuen,
Die my mijn hert doorwont.
Van al die my beswaren
End' mijn veruolgers zijn,
Mijn God wilt doch bewaren
Den trouwen Dienaer dijn:
Dat sy my niet verrasschen
In haren boosen moet,
Haer handen niet en wasschen
In mijn onschuldich bloet.
Als Dauid moeste vluchten
Voor Saul den Tyran:
So heb ick moeten suchten
Met menich Edelman:
Maer God heeft hem verheuen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verlost wt alder noot,
Een Coninckrijc gegeuen
In Israel seer groot.
Nae tsuer sal ick ontfangen
Van God mijn Heer dat soet,
Daer na so doet verlangen
Mijn Vorstelick ghemoet:
Dat is dat ick mach steruen
Met eeren in dat Velt,
Een eewich Rijck verweruen
Als een ghetrouwer Helt.
Niet doet my meer erbarmen
In mynen wederspoet
Dan datmen siet verarmen
Des Conincx Landen goet,
Dat v de Spaengiaerts crencken
O Edel Nederlant soet,
Als ick daer aen ghedencke
Mijn Edel hert dat bloet.
Als een Prins opgheseten
Met myner Heyres cracht,
Van den Tyran vermeten
Heb ick den Slach verwacht,
Die by Maestricht begrauen
Bevreesde mijn ghewelt,
Mijn Ruyters sachmen drauen
Seer moedich door dat Velt.
So het den wille des Heeren
Op die tijt had gheweest,
Had ick wel willen keeren
Van v dit swaer tempeest:
Maer de Heer van hierbouen
Die alle dinck regeert,
Diemen altijt moet louen
En heeftet niet begheert.
Seer Christelick was ghedreuen
Mijn Princelick ghemoet,
Stantuastich is ghebleuen
Mijn hert in teghenspoet,
Den Heer heb ick ghebeden
Van mynes herten gront,
Dat hy mijn saeck wil reden,
Mijn onschult doen bekant.
Orlof mijn arme Schapen
Die zijt in grooten noot,
V Herder sal niet slapen
Al zijt ghy nu verstroyt:
Tot God wilt v begheuen,
Sijn heylsaem Woort neemt aen,
Als vrome Christen leuen,
Tsal hier haest zijn ghedaen.
Voor God wil ick belijden
End syner grooter macht,
Dat ick tot geenen tijden
Den Coninc heb veracht:
Dan dat ick God den Heere
Der hoochster Maiesteyt,
Heb moeten obedieren
Inder gherechticheyt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur en bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SummariesMartine de BruinThe Wilhelmus during the Dutch RepublicBoth text and music of the Wilhelmus - not until 1932 officially proclaimed the Dutch Anthem - were written in the sixteenth century, which makes it the oldest National Anthem in the world. But is it justified to use this qualification for a period in which the concept ‘National Anthem’ not yet existed? Certain conditions would have to be fulfilled: the song had to be a patriotic song with a chosen position, recognizable by specific functions such as its use during princely ceremonies and during battles, and legitimated by a widespread popularity. The Wilhelmus was written as a song in defence of the William of Nassau, who led the Revolt against Spain. When following the song in historical sources from its first appearance in 1573 it appears to have been extremely popular over the centuries, starting from the Eighty Years War (1568-1648) until the end of the eightteenth century. It was said that it had meant more for the fatherland than 10.000 soldiers. The Wilhelmus had a chosen status. Both in official and non-official situations it was played many times in honour of Wilhelmus himself (i.e. William of Nassau, the founder of the Orange-dynasty) and his successors, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in the army and the navy in times of war. It was recognized abroad as the signature tune of the Dutch Republic. When sung or played during internal conflicts its political connotation was always in favour of the Stadtholder (the Prince of Orange), and against the faction of the regents. However, it could also be used in non-political occasions such as hunting and dancing. The popularity of the Wilhelmus can also be measured from the amount of contra-facta (new lyrics sung to the old tune), a method which allows social and religious differentiation. It was found that the tune was sung by people of all religions, including eventually the roman-catholics, who had been heavily attacked by the protestants as they shared their religion with the Spanish enemy. It is clear that the early Wilhelmus showed all the characteristics of the later National Anthem. In the period of the Dutch Republic it can therefore be regarded as a National Anthem avant la lettre. Symbolising the Dutch Revolt the anthem later became a sounding relic of a shared, glorious past. |
|