De dichter is een koe
(1991)–Hugo Brems– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
De dichter is een koe (1)aant.De koe
Een koe
is een merkwaardig beest
wat er ook in haar geest
moge zijn
haar laatste woord
is altijd
boe
Dit gedicht van K. Schippers vertelt aan de lezer wat een koe is. Het doet dat in een vorm die nogal wat weg heeft van de manier waarop in woordenboeken en lexica uitleg wordt gegeven over begrippen en woorden. In Van Dale luidt de definitie van ‘koe’: ‘vrouwelijk huisrund (tweehoevig herkauwend zoogdier, Bos taurus), in de regel een dat reeds gekalfd heeft’. Dat is informatie waar we wat aan hebben: de koe behoort tot de orde van de zoogdieren, meer speciaal de herkauwende, de huisrunderen, enzovoort. De te verklaren koe wordt vervangen door een reeks andere termen, die als gelijkwaardig worden beschouwd. Die gelijkwaardigheid moet blijken uit ‘is’, een dubbele punt, of door de conventionele relatie tussen lemma en verklaring in een lexicon. Na die eigenlijke definitie volgt dan dikwijls nog verdere uitleg over gebruik, gedrag, functie...: wat de koe doet, waar ze goed voor is. Zelfs de definitie die Van Dale geeft voor ‘definitie’ zit zo in elkaar: ‘samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip, zodat het niet met een ander verward kan worden’. | |
[pagina 12]
| |
In de praktijk komt daar nog meer aan te pas: de definitie brengt het begrip onder in een ruimere categorie en haalt het vervolgens daaruit weer naar voren als een specifiek geval: de koe behoort tot de orde van de beesten, de zoogdieren, huisrunderen en de definitie tot die van de omschrijvingen. Maar daaruit worden ze dan weer geselecteerd als ‘merkwaardig’, ‘vrouwelijk’, ‘samenvattend’, tot hun identiteit vaststaat.
Het gelijkt op een definitie. In Wie a zegt schrijft Bernlef: ‘Poëzie is informatie, maar informatie van een andere orde dan de encyclopedische, de wetenschappelijke of journalistieke, die het onbekende bekend maakt, namen geeft.’ Hij schrijft dat naar aanleiding van een gedicht van een ‘onbekende Canadese dichter’: De kikker
Wat een prachtige vogel is de kikker-
Als hij staat zit hij bijna;
Als hij springt vliegt hij bijna.
Hij heeft nauwelijks enig verstand;
Hij heeft nauwelijks een staart ook.
Als hij zit, zit hij op wat hij niet heeft
bijna.
Het citaat van daarnet gaat dan zo voort: ‘Zoals de eerste regel van dit gedicht geen plaats in een biologisch proefschrift zal vinden, maar wel een adequate omschrijving is van het begrip poëtische informatie: het bijeenbrengen van twee in de gereglementeerde hersenvakjes ver uit elkaar liggende gebieden, het vertalen van het bekende in het onbekende (...).’ Wat is pijn? een gewaarwording. Wat is verdriet? een gevoelen. Poëzie? een taaluiting. De dichter gaat anders te werk. De onbekende Canadese dichter van ‘De kikker’ klimt niet op van de kikker naar de twee- | |
[pagina 13]
| |
slachtige dieren en zo verder tot de levende wezens en de zijnden. Hij springt parallel van de kikker op de vogel. Schippers doet dat wel: de koe is een beest. Op die manier zet hij de lezer op het verkeerde been. Hij valt de definitie niet direct aan, hij ritselt er wat mee. Zijn effect komt er pas met de specificatie: een merkwaardig beest. En met de verklarende toevoeging, de mededeling over het innerlijk leven en het gedrag van de koe. Daar wordt de definitie, als structuur en als manier om de werkelijkheid in taal om te zetten, glimlachend ter zijde geschoven. De dichter vertaalt het bekende in het onbekende, hij gebruikt de vorm van de definitie om zijn eigen gang te gaan. Hij keert zich tegen de reductie omwille van de verwondering, of de beleving, of de schepping. Wij weten wat een koe is; Schippers neemt ons door zijn definitie die koe af. Wij krijgen er een nieuwe koe voor in de plaats, een merkwaardig beest. Het is ook niet langer de koe, maar een koe. Het heet dat dichters het wezen van de dingen onthullen, en dat zal ook wel zo zijn. Maar ze zoeken dat wezen niet in essenties maar in details, in unieke exemplaren en in onverwachte verbanden. De koe van Van Dale is onzichtbaar omdat ze doorzichtig is. De koe van Schippers is heel nabij, loeiend aanwezig, en toch is ze ook weer niet die ene koe ginder in de wei. Net zoals de kikker van Bernlef de kikker is die we zien zitten op zijn ontbrekende staart. Maar die kikker krijgen we nooit te pakken, ‘als hij springt vliegt hij bijna’. In de definitie die het gedicht ervan geeft, verdwijnt zelfs de onbeweeglijke stoel van Bernlef: Stoel
Overal staat zij bij
in een hoek met haar
rug tegen de muur
kaarsrecht en op 4 poten
| |
[pagina 14]
| |
zelden onderwerp van
gesprek of affectie
(je neemt een stoel
niet op schoot) blijft zij
trouw overeind kiest
geen partij altijd be-
schikbaar ontroerend goed
in al haar houten eenvoud
zelfs in dromen
weigert zij te lopen
staande slaapt zij
met mijn kleren aan
Hij verdwijnt in de taal. |
|