Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Moortje en Spaanschen Brabander (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van Moortje en Spaanschen Brabander
Afbeelding van Moortje en Spaanschen BrabanderToon afbeelding van titelpagina van Moortje en Spaanschen Brabander

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

Scans (15.43 MB)

ebook (3.83 MB)

XML (1.25 MB)

tekstbestand






Editeur

E.K. Grootes



Genre

drama

Subgenre

blijspel / komedie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Moortje en Spaanschen Brabander

(1999)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 235]
[p. 235]

Eerste deelGa naar voetnoot+aant.

 
jerolimo rodrigo
 
T'is wel een schoone stadt, moor 'tvolcxken is te vies:Ga naar voetnoot1
 
In Brabant sayn de liens ghemaynlijck exkiesGa naar voetnoot2
 
In kleeding en in dracht, dus op de Spaansche mode,Ga naar voetnoot3
 
Als kleyne Konincxkens of sienelaycke Goden.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
O Kaserlaijcke stadt Hantwerpen groot en raijck,Ga naar voetnoot5
 
Ick gheloof nau dat de Son beschaynt uwes ghelaijck,Ga naar voetnoot6
 
In abondancy van sleyck, in schoonheyt van landouwen,Ga naar voetnoot7
 
In Karcken triumphant, in devote Kloosters, en modeste ghebouwen,Ga naar voetnoot8
 
In muragie masieft, vol alles, van rekreatie geboomt,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
In kayen en in hoyen, woorlangskens dat hem stroomtGa naar voetnoot10
 
De Large revier, het water van den Schelde,Ga naar voetnoot11
 
En supporteert tot over Meyr. Datte kick ou eenskens verteldeGa naar voetnoot12
 
Mayn avontuurkens met de dochterkens inde baar,Ga naar voetnoot13
 
Betteken en Mayken, en met haar nicht schoon Klaar,
[pagina 236]
[p. 236]
15[regelnummer]
Die over straat trip trap, en met sulcken ghetepel // gaatGa naar voetnoot15
 
Damen her jugeert, en estimeert voor't stooltje vande lepel // straat,Ga naar voetnoot16
 
En vande Venus-buurt: 'tsoch say saijn wel gracelaijck.Ga naar voetnoot17
 
De Gouverneur van't slot die minden haar wel dwaselaijck,Ga naar voetnoot18
 
'tWas sulcken waperkaack een, g'en hebt ou leven.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Hoe dickwils heeft hy haar een keurs en een vorschóót ghegevenGa naar voetnoot20
 
Voor een bay-slopen. Wa was e kick oock amoureusGa naar voetnoot21
 
Op Annete de Tournay, en Janneken de geus.
 
O 'tis een gallant goeyken, 'tsaijn kordyale Princessen,Ga naar voetnoot23
 
Sy braveeren de Waerelt in ambitieuse grandessen.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
En hadde kick met hoor niet alleghere ghebancketeert,Ga naar voetnoot25
 
'k En had t'Handwerpen niet so schandelaijck ghefalgeert.Ga naar voetnoot26
 
'k Was daar in goeyen stoot, ick had wel tseventich paar mouwen,Ga naar voetnoot27
 
En maijn Krediteurs lieten may niet dan de dese houwen,Ga naar voetnoot28
 
En voort gaf e kick hoor al het goeyken damen was vertrouwtGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Van maijn ghebuurkens hier t'Amsterdam. Ick kick vreesde voor de Schout:Ga naar voetnoot30
 
Want ick docht ist sake dat zijt hem ansigghen,Ga naar voetnoot31
 
So sal hy mijn op Steen of inde Stock doen ligghen:Ga naar voetnoot32
[pagina 237]
[p. 237]
 
Ick ben liever inde harmonieuse melodive vogle sangh,Ga naar voetnoot33
 
Als inde odieuse stinckende boeyens en ys're klangh.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En so verren mayn ghebuurkens may om 'thoore spreken,Ga naar voetnoot35
 
Soo sal ick hoor wel een leugen of een treusneus inde handen steken.Ga naar voetnoot36
 
Ick heet nu bekans een maant of wa meer ghehadt.Ga naar voetnoot37
 
Hier sayn veel goeyen liens in dese stadt,
 
Die op goedt vertrouwen haar goeyken laaten bewaarenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Aan andere, die asse kick daar achter uyt mee vaaren:Ga naar voetnoot40
 
Want ofmen schoon de liens (ghelayck hier staat) al siet,Ga naar voetnoot41
 
Men ken daarom haar hert noch qualiteyten niet:Ga naar voetnoot42
 
't Is tijdt da wy die bot-muylen, die huybens wat fatsonneeren:Ga naar voetnoot43
 
Men moet haar altemets een spelleken en een kluchtken leeren.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Maar wat? ke ne gheen rust, 'ken magh niet paysibel // staan.Ga naar voetnoot45
 
Zemers, ben ick rayck so moet mayn goeyken wel in viesibel // gaan.Ga naar voetnoot46
Brabander binnen.
 
robbeknol
de knecht
 
So lang als ick ghewondt was, en om 'thóóft de doeck hadt,
 
So kreeg ick altijts wat om Gods-wil vande goe-luy, as ick badt:Ga naar voetnoot48
 
Maar nou sy mijn ghesont sien, en mijn ghenesing vermercken,Ga naar voetnoot49
[pagina 238]
[p. 238]
50[regelnummer]
Nou ist; God helpje jy luye bedelaar, gaat wercken,Ga naar voetnoot50
 
Jy bint jong en wel te pas; hy doet sondt die jou wat deelt,Ga naar voetnoot51
 
Vermits zijn malle barmherticheyt de rechte armen ontsteelt.Ga naar voetnoot52
 
Wat raat dan? steelen en wil ick niet, daar steecktme of de wallich,Ga naar voetnoot53
 
Al ist een aardighe kunst, sy helpter miester ande gallich.Ga naar voetnoot54
 
Brabander uyt.Ga naar voetnoot+
55[regelnummer]
Dienen dat waar een ding, so had ick de besorghde kost,Ga naar voetnoot55
 
So waar ick vande straat, en van't leegh-gaan verlost.Ga naar voetnoot56
 
Was'er maar een rijck heerschap ick woud' hem garen dienen.Ga naar voetnoot57
 
Gants lyden watte quasten heeft die joncker ansen bienen,Ga naar voetnoot58
 
Hoe is hy uyte streken, hy is wel verguldt met dat gheweer.Ga naar voetnoot59
 
jerolimo
60[regelnummer]
Hoort manneken, soecktege een meester?Ga naar voetnoot60
 
robbeknol
 
Ja ick waarlijck mijn Heer.
 
jerolimo
 
Wel komt hier by-men, ick sal ou van alles wel versorghen:Ga naar voetnoot61
 
Ick twyfel niet of ghy hebt een goey gebeken gesproken vande morgen:Ga naar voetnoot62
 
Want ons Heer heet ou verleent een goey meester an mijn.Ga naar voetnoot63
 
robbeknol
 
En ick sal jou, mijn Heer, een goede dienaar zijn.
 
jerolimo
65[regelnummer]
Hoe is ouwen naam?Ga naar voetnoot65
[pagina 239]
[p. 239]
 
robbeknol
 
Robbeknol, tot jouwen dienst.
 
jerolimo
 
Ghy zijt een nettert.
 
Van waar syde ghy?Ga naar voetnoot66
 
robbeknol
 
Van waar? van Embden God bettert.
 
jerolimo
 
Ho, ho, een Embder potschyter. Wel zemers dat komt snel.Ga naar voetnoot67
 
robbeknol
 
Ja, ja, praat jy wat, d'Amsterdammers en Brabanders kennen't oock wel.Ga naar voetnoot68
 
jerolimo
 
Dat is ooc waar. Hede noch ouwers, of hedese verloren?Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
En wa was hoor doen't?Ga naar voetnoot70
 
robbeknol
 
Mijn Vader was een Vries gheboren,
 
Te Bolssert in Vrieslant. En mijn Moer was van Alckmaar:Ga naar voetnoot71
 
Immers na veel avontuurs en loopens kreghense malkaar.Ga naar voetnoot72
 
Men Vaar was een meullenaar, en mijn Moer liep met de veering:Ga naar voetnoot73
 
Want hier e seydt, al segh ick het self, sy verstonder lydich wel op de neering.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Sy kont van buytene sien oft locken sou of niet.Ga naar voetnoot75
 
Dats nou al eveliens. Daar na, Joncker, so ist e schietGa naar voetnoot76
[pagina 240]
[p. 240]
 
Dat mijn Vaar, slimme Piet (ick seltje seggen met luttel woorden)
 
Uyt de Backers kooren sacken meer nam als hem toebehoorde.Ga naar voetnoot78
 
jerolimo
 
Dat gebreck is heel ghemeen, 'tis de mannier van't landt.Ga naar voetnoot79
 
robbeknol
80[regelnummer]
De Meullenaars (mijn Heer) die hebben nu een aar verstandt,Ga naar voetnoot80
 
Sy speelen houwt wat en gheeft wat. Immers door't voorloopen van goemannen,Ga naar voetnoot81
 
So wordender mijn Vaar in't heymelijck om e gieselt en uyte bannen.Ga naar voetnoot82
 
Doen raackten hy by de Spangjaarts in dienst, hier inde krijgh.Ga naar voetnoot83
 
Ick weet niet wat hy heur gedaan had, sy koockten hem een vijgh,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Daar hy of sturf. Alsmen Moer Aaltje Melis vansen doot vernam,Ga naar voetnoot85
 
So trockse met me, en met heur goetjen, hier t'Amsterdam,
 
En sy huerden een huysjen, en sy hing uyt de Graaf van Embden,Ga naar voetnoot87
 
En sy leyde slapers om gelt, en sy wos de bóótsluy heur hembden,Ga naar voetnoot88
 
En de klieren voor de luy, op de erven die hier laghen leegh.Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Daar na so gebeurden't (Joncker) dat sy an Duckdalfs palfreniers knecht kennis kreegh:Ga naar voetnoot90
 
Want siet hy brochter al zijn miesters linnen te wassen:Ga naar voetnoot91
 
Dees was een lelicke swart, en sy was so van passen,Ga naar voetnoot92
 
Of matelijcken schóón. (Maar foey! wanneer een Vrouw is groen,Ga naar voetnoot93
[pagina 241]
[p. 241]
 
So sou zijt met de beul, met een hondt; ja met de duyvel doen.)
95[regelnummer]
Mijn Moer die was een weeuw, die quicx en heet van bloet // was,Ga naar voetnoot95
 
Die noch al-te-wel heughden dattet byslapen soet // was.Ga naar voetnoot96
 
Wat het sy te doen? sy ging by de Moor legghen,Ga naar voetnoot97
 
En sy beproefden of de Moerjanen so saft zijn als de luy segghen:Ga naar voetnoot98
 
Maar de schellem die vil heur in as een naghel so hart,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
So datse van hem ontfing een moye jonghe swart:
 
Hoe blijt datse was dat gheef ickje te bedencken.
 
Heer wat brochter die Moerejaan al soete gheschencken,Ga naar voetnoot102
 
Van suycker en van wijn, van wildtbraat en van kleyn ghebient,Ga naar voetnoot103
 
En ander leckerny. Dan had hy een kapoen, en dan een smient,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
En dan ghelardeerde duyfjes, of dan een snipjen met zijn dreckje:Ga naar voetnoot105
 
So koesterden hy heur in heur kraam. Och seyd hy! och mijn beekje!Ga naar voetnoot106
 
Och! doetje toch wat te goedt. Ick stont van veers en keeck het an;Ga naar voetnoot107
 
En dan kreegh ick altemets van bystaan oock een streeck uyt de pan.Ga naar voetnoot108
 
Daar deur kreegh ick hem lief, en sagh hem byster garen:Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Maar eertijts as hy quam begon ick te kryten en te baren,Ga naar voetnoot110
 
Ick ritse-velde van angst as ick hem komen sagh.Ga naar voetnoot111
 
Dan riep ick, het sal donderen van desen dagh,Ga naar voetnoot112
 
So bruyn komtet ginder op. Mijn docht het was de duyvel,Ga naar voetnoot113
 
Of de bulleback: maar doen hy ons brocht broot en suyvel,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
En andere snuystering, so van eten en van wijn,Ga naar voetnoot115
 
Doen docht hy mijn gheen mensch, maar een Enghel te zijn.
[pagina 242]
[p. 242]
 
In dese ommegang liep een jaar of twee ten eynden:Ga naar voetnoot117
 
'tGhebeurden so hy eens zijn soontje wat douw-deynden,Ga naar voetnoot118
 
Wat troetelde, wat kusten: wantet hem so lief as zijn hert // was,
120[regelnummer]
'tKijnt sagh dat wy wit waren, en dat hy so pick swert // was:Ga naar voetnoot120
 
Het liep nae mijn Moer verbaast, en 'triep met een schrick;Ga naar voetnoot121
 
Och memmetje! memmetje! waartme, waartme, hier is heyntje pick.Ga naar voetnoot122
 
Hy grimlachte en grijnsde, en schelde met een woort moer en // kijnt,Ga naar voetnoot123
 
Loopt ande gallich (seyd' hy) ghy verbranselde hoeren // kijnt.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Dat woortje van mijn broertje dat vatten ic terstont al was ic jong;Ga naar voetnoot125
 
Och docht ick hoe mennich hoort men met een schotseren tongGa naar voetnoot126
 
Een ander lasterlijck schelden en schennenGa naar voetnoot127
 
Van de gebreken daar sy selfste vuylst' van bennen,Ga naar voetnoot128
 
Door dien sy (als mijn broer) haar selven niet en kennen.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Om kort te maken Joncker, dit komen en dit gaanGa naar voetnoot130
 
Quam d'opsiender van't huys en de stal-meester te verstaan:Ga naar voetnoot131
 
Sy leyden op hem toe met wachten en met waken,Ga naar voetnoot132
 
Soo lang tot dat sy hem sien róóven, steelen, takenGa naar voetnoot133
 
De haver en het hoy, ja toomen, stevels, spooren, quispels, enGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
Deck-kleen, beere-vellen, en ander goet dat ick niet noemen ken,Ga naar voetnoot135
 
Als de ghebitten, ja de hoefysers selfs vande paerden,Ga naar voetnoot136
 
Die hy de smits en de waghe-boeven verkoft om halver waerden:Ga naar voetnoot137
 
En t'huys stal hy al wat los was, soo van kooper als van tin,
[pagina 243]
[p. 243]
 
Van silvere lepels, bekers, tafelborden, betielen: inGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Om de waarheyt te seggen, het was een dief in zijn moers lijf e boren.Ga naar voetnoot140
 
In asmender na vraegden dan wist hy nergens of, of 'twas verloren,Ga naar voetnoot141
 
En dit deed hy al uyt liefden om mijn moer en broer te voen.Ga naar voetnoot142
 
Verwondertje dan niet asje dit wel andere luy siet doen,Ga naar voetnoot143
 
Die uyt liefden van haar konckebynen haar eygen kas bestelen,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
En gheven't een hope hoeren daarse moy weer mee spelen?Ga naar voetnoot145
 
Daar na so worden ick ghevangen en ghelockt met list.Ga naar voetnoot146
 
Wat souw ick doen Heerschap? ick seyden uyt vrees al dat ick wist,Ga naar voetnoot147
 
Hoe dat mijn moer dit goetjen op het hooghste kon verkoopen:Ga naar voetnoot148
 
En doense mijn uytgehoort hadden, doen lieten sy my loopen.Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Doen vatten sy de moor (mijn stief-vaar) by de neck,
 
En s'ontklieden hem moeder naackt, doe namen sy brandent speck
 
En lieten't op sen rugh al barnende druypen.Ga naar voetnoot152
 
Hy wrong hem als een aal, maar hy kon't niet ontkruypen,Ga naar voetnoot153
 
Dat most hy afstaan met ghedult, al wast een harde saack.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
De Wet gheboodt mijn moer, op pene vande kaack,Ga naar voetnoot155
 
Dat sy by dese moor niet meer en sou verkeeren,
 
Of men souwt haar oock vreeselijck verleeren.Ga naar voetnoot157
 
Branden met speck, docht mijn moer, dat behaagt mijn niemendal,
 
Ick wil de kolf so rouckeloos niet werpen nae de bal.Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Doe heeft sy om de qua tongen, en oock om wel te levenGa naar voetnoot160
 
Haar uyt devocy in't arme mannen gast-huys begheven,Ga naar voetnoot161
[pagina 244]
[p. 244]
 
Daar dienden sy om Gods-wil: trouwens om de kost watje mient,Ga naar voetnoot162
 
En daar heb ick nae mijn vermeughen mijn broot oock verdient.Ga naar voetnoot163
 
Dan liep ick by de Doctoor of by de Apteecker om drancken,
165[regelnummer]
Of by de Barbiers om salf, of andere bootschappen voor de krancken.Ga naar voetnoot165
 
Ten lesten quam'er een weetighe, teetighe, versoorde blinde-man,Ga naar voetnoot166
 
Die versocht mijn tot zijn laytsman: hy praten't mijn moer so an,Ga naar voetnoot167
 
Dat sy mijn by die elementsche fiel bestelde.Ga naar voetnoot168
 
Och Joncker ick had een jaar werck dat ickje verteldeGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
Wat kommer dat ick somwylen heb gheleen.
 
jerolimo
 
Nu Robbeknol al properkens, sacht manneken, geeft ou te vreen,Ga naar voetnoot171
 
En danckt ons Heere God voor sayne goeyen gracy,Ga naar voetnoot172
 
Ghy zijt hier ter keure wel gheroockt te deser spacy,Ga naar voetnoot173
 
Want ic kick sal ou triumphantelaijck versien met al wat ou gebrect.Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Een dingen jammert may, dat is dagge soo bot Hollants sprect.Ga naar voetnoot175
 
O de Brabantsche taal die is heeroyck, modest en vol perfeccy,Ga naar voetnoot176
 
Soo vriendelayck, so galjart, so minjert, en so vol correccyGa naar voetnoot177
 
Dament niet gheseggen en kan. Ick wouw om duysent pontGa naar voetnoot178
 
Daggese so wel alse kick of als men Peterken verstont.Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Ick sweert ou par Die, ghy souwt ou Hollants versaken:Ga naar voetnoot180
 
Want die ons verstoot, die verstaat alle spraken.Ga naar voetnoot181
 
Was ou moeyer noch maaght, ick liet ou een Brabander maken.
[pagina 245]
[p. 245]
 
Onse taal is een Robsodi, non pareylle sonder weergae;Ga naar voetnoot183
 
Sen heeft geen komparacy by de suyverheyt van Hollant op veer nae.Ga naar voetnoot184
 
robbeknol
185[regelnummer]
Ja 'tis een moye mengelmoes, ghy meuchter wel van spreken,Ga naar voetnoot185
 
Ghy luy hebt de Fransche, de Spanjers en d'Italianen vry wat of e keken.Ga naar voetnoot186
 
De Brabanders slachten d'Enghelsche of de spreeuwen, sy kennen van elcks wat.Ga naar voetnoot187
 
jerolimo
 
s'Jasy wat sayn hier harsenloose botmuylen inde stadt,Ga naar voetnoot188
 
Zy zijn slecht en recht van leven, en simpel inde stijl van haar geschriften.Ga naar voetnoot189
 
robbeknol
190[regelnummer]
O eelekaarten soudmen dat lebbighe Brabants siftenGa naar voetnoot190
 
Of wannen, gelijck de Kruyeniers haar kruyen, soo waar as ic leef,Ga naar voetnoot191
 
Ick wil wel wedden datter de helft niet over en bleef.
 
Dattet Hof te Bruyssel eens banden al de uytheemsche wóórden,Ga naar voetnoot193
 
Dat yegelijck most gaan daar sy eygen zijn, of daarse 'thuys hóórdenGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
Wat souwer een goetje vertrecken: gantsch lyden hoe kaalGa naar voetnoot195
 
Souwen de Brabbelaars staan kijcken met haar arme jottoosse taal:Ga naar voetnoot196
[pagina 246]
[p. 246]
 
Maar nou zijnse hier so vermaagschapt datmense niet sou kunnen scheyenGa naar voetnoot197
 
Al hadje al de geleerden, Professoren en Doctoren van Leuven en van Leyen.Ga naar voetnoot198
 
jerolimo
 
Slecht-hoyen als ghy zijt, moockt eensens een acte notoriaal.Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Gaylien en weet van hoofse tarmen, gy schrijft moor duyts teenemaal.Ga naar voetnoot200
 
Onse Notarissen en Secretarissen verstaander pertinent op de pronunciatien.Ga naar voetnoot201
 
Dan trouwens 'tis haar geoctroyeert, met edicten, privilegien en gratienGa naar voetnoot202
 
Van't Kayserlaijcke Hof: ou 'tis een volcxken seer exstreem.Ga naar voetnoot203
 
robbeknol
 
De Paus van Roemen met al zijn Cardinalen en brengter niet van haar teem:Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
En dan latenser noch duncken datse verstandige Schribenten bennen,Ga naar voetnoot205
 
Sy schryvenje daar een goetje, datse as haar Vader-ons van buyten kennen.Ga naar voetnoot206
 
jerolimo
 
Woor woren de Hollantsche botmuylen? niemant van so veelGa naar voetnoot207
 
En quamper te voorschijn in ons magnifijclaijck Retorijclaijck lantjuweel,Ga naar voetnoot208
 
Da was een dingen van d'ander Waerelt, 'tis rekreatieflijck te lesen.Ga naar voetnoot209
[pagina 247]
[p. 247]
210[regelnummer]
Maar sjases par Dio sante, wa plochtender ellegante Poëten te wesen:Ga naar voetnoot210
 
Item daar haddege Kastileyn, de Roovere, Gistellen, en Kolijn,Ga naar voetnoot211
 
En Jan Baptisten Houwaart, dat bayloy goeye meesters zijn:Ga naar voetnoot212
 
Dat waaren liens vol perfeccy, en van devine eloquency,Ga naar voetnoot213
 
Yghelijck woordeken datse aggeerde, of nomineerde, dat was een sentency.Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Het minste datse sproocken dat was een reffiereyn, en dat so exstruvagantGa naar voetnoot215
 
Van uytspraack, trots een Oostersche Phar-heer, of Luytersche Predikant.Ga naar voetnoot216
 
En bay hoor rondeelen en balladen (met licencie magh icket vry seggen)Ga naar voetnoot217
 
Daar mogen de Hollantse boere lieke-dichters hoor broeck by leggen.Ga naar voetnoot218
 
robbeknol
 
Werpt de Vlamingen niet wegh, mijn Joncker, watje doet,Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Met huldere incarnatie, en Palleys vol minnen, en suycker-bosjes soet.Ga naar voetnoot220
 
jerolimo
 
Baste, al stillekens, ick hees ghenoegh van die muffe miskienen Retrosynen,Ga naar voetnoot221
 
En moockt geen grimmaasen met ou ensicht, moockt assekijck bonne mynen.Ga naar voetnoot222
[pagina 248]
[p. 248]
 
Och het stoot so wel datmen parmantigh en gracelijcken gaat.Ga naar voetnoot223
 
En korompeert u troony niet, houtet in die form daar't ou in staat.Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Zemers dats bysart, dats braaf, dats groots, dats graaf, dats wel jentjens.Ga naar voetnoot225
 
Kuyst en vaaght wel nettekens ou kleekens en acoutrementjens:Ga naar voetnoot226
 
Neemt tansens de kladder, den borstel, den kleerbessem, sulde?Ga naar voetnoot227
 
Dagge een Brabander waart, dat wilde kick om duysent pont, of hondert gulden,Ga naar voetnoot228
 
Ick souw ou annimeeren en addresseeren bay de gróótste van't lant.Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Ick sal ou promoveeren tot Doctor Juris door ou beestiaal verstant.Ga naar voetnoot230
 
Gay zijt een merveille vande Waerelt. Gay sult wel tot hoogheyt raken:Ga naar voetnoot231
 
Want ick sal ou Souvereyn van Hollandt en van Vranckerayck maken.
 
Een Marquissaatschap of Graafschap dat acht ick niet een seur.Ga naar voetnoot233
 
Kapitaynschappen, Kornelschappen, Hartoghschappen, daer stier ick kinders met deur:Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
'tIs may de payn nie waart om daar eens op te dincken.Ga naar voetnoot235
 
Ick sode heel Gelderlandt wel lichtelaijck wegh schincken.Ga naar voetnoot236
 
Ick kick hee die liberalheyt met onsen Koning ghemayn,Ga naar voetnoot237
 
Die heel Indyen wegh gheeft aan een simpel Kapitayn,
 
Al eer hy dat met macht van soldaten heeft ghewonnen.
240[regelnummer]
Nu ick moet ter Missen gaan in't klooster bayde Nonnen.
 
Maar wat 'k ou vragen sou, sayde gay oock gedebaucheert?Ga naar voetnoot241
 
Daar en is geen dingen so goet als datmen spaarlaijck minageert.Ga naar voetnoot242
 
De minagie (Monseur) passeert: 'tis beestich dat-men veel eet en drinckt.Ga naar voetnoot243
[pagina 249]
[p. 249]
 
robbeknol
 
Dits al weer 'touwe deuntje. Ick weet wel met wat voet dat hy hinckt.Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Ick lóóf niet of ick ben op sinte Galperts nacht e boren,Ga naar voetnoot245
 
Dat's drie daghen voor't ghelock: nou gheef icket verloren,Ga naar voetnoot246
 
De droes die hellept mijn an die gierigerts altijt.Ga naar voetnoot247
 
jerolimo
 
Wat stode en snapperkoockt, he?Ga naar voetnoot248
 
robbeknol
 
Och miester niet een mijt.
 
Schijt, schijt, niemendal, ic ben geen eter, wy sullen de kost wel krygen.Ga naar voetnoot249
 
jerolimo
250[regelnummer]
Een ayuynken, een ciepelken, een sneeken broot, en twee vygen,Ga naar voetnoot250
 
Dat's en Heeren kost.Ga naar voetnoot251
 
robbeknol
 
Een bientjen daar en pont vleys vijf ses an // is,
 
Dat liechter oock niet om. En as daar een paar vaans kan // isGa naar voetnoot252
 
Met Dantsicker smockuel of met dat mannelijck Rosticker bier,Ga naar voetnoot253
 
Daar ken ick het me wel of sien voor een uur, drie of vier:Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Dat souw wel seve luy segghen (wel verstaande) as zijt wisten.Ga naar voetnoot255
 
jerolimo
 
Wat doen de liens anders dan say de spays verdarven en 'tgheldt verquisten?Ga naar voetnoot256
 
De soberheyt is een deughd, diens ghelijcken men niet en weet.
[pagina 250]
[p. 250]
 
robbeknol
 
Dat is gheseyt in't Duytsch; siet datje niet veel en eet.Ga naar voetnoot258
 
jerolimo
 
Och 'tis so ghesont op zijn juyste dyeet te leven.
 
robbeknol
260[regelnummer]
Die raadt die mocht ghy dan de krancken wel ingheven.Ga naar voetnoot260
 
jerolimo
 
Monseur het is devin datmen de temperancy observeert.Ga naar voetnoot261
 
robbeknol
 
Gut Joncker t'is so goedt datmen wel teert en smeert.Ga naar voetnoot262
 
jerolimo
 
Wat verschillen de mest-varckens van de gulsighe beesten?Ga naar voetnoot263
 
robbeknol
 
De gróótste dronckerts (Heer) dat zijn de beste gheesten.Ga naar voetnoot264
 
jerolimo
265[regelnummer]
Wie doeghet? hanneken, wilken, wuytjen, da nie dan fielen zijn.Ga naar voetnoot265
 
robbeknol
 
De treffelijckste gheleerde die drincken de meeste wijn.Ga naar voetnoot266
 
Ick segget niet om my, sey de wolf, maar om mijn schamele moer.Ga naar voetnoot267
 
O seker! die geen rijnsche wijn met suycker en magh dat is een boer.Ga naar voetnoot268
 
jerolimo
 
De Hollanders par Die sy drincken als moffen en poepen,Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
En dan is dat goeyken so wildt, sy schreeuwen, sy roepenGa naar voetnoot270
 
Als brayneloose liens, alse sayn. Way liens sayn modest.Ga naar voetnoot271
 
Zayn wy ter feest, wy sobereeren met eten en drincken, is dat niet best?Ga naar voetnoot272
 
Wy kourtiseeren d'ufvrouwen met diskours dat niet vulgair is:Ga naar voetnoot273
[pagina 251]
[p. 251]
 
Wy charlateeren van onse participantschappen, en van onse affairis.Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Van den handel van Indyen, en van de Guyneesche kompangie.Ga naar voetnoot275
 
Ick mayn zemers dagh een legioen Enghelkens sieGa naar voetnoot276
 
Asse kick onse maechdekens sie: 'tsoch sy sayn wel vroyelayck van gheest.Ga naar voetnoot277
 
robbeknol
 
Ick gis datje my slacht, ghy hebter veel by e weest.Ga naar voetnoot278
 
O bloet ick heb sulcken honger, ick wou dat ick al an't wangen // was:Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Mijn buyck raast anders niet dan of mijn keel ghehanghen // was.Ga naar voetnoot280
 
jerolimo
 
Nu tsa laat ons gaan ter kercken tot ons Vrouwen-bruurs, en horen Mis,Ga naar voetnoot281
 
En dan sullen wy sien wa wy sullen koopen van vlees of vis.
 
robbeknol
 
Och dat is een krachtigh woordt, daar praatje na mijn sin.
 
Och Priestertje, Priestertje, haestje wat, so krijgh ick hier wat in.
Twee jonghens en Floris Harmensz. hontslager met de baar uyt.Ga naar voetnoot+
 
aart
285[regelnummer]
Aauwe wille wy t'samen klaauwen,Ga naar voetnoot285
 
Ick ra stoof, aauwe schijt,Ga naar voetnoot286
 
Aauwen is zijn klaauwen quijt.Ga naar voetnoot287
 
aeuwen
 
Yget gallich-veughels, gallich-veughels, laatmen gaan,Ga naar voetnoot288
[pagina 252]
[p. 252]
 
Of ick selje, ick sweert, met de swiep om d'ooren slaan.Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Wat ryeme dese besuchte, bekrenckte schavuyten:Ga naar voetnoot290
 
Krijgh ickje inde Kerck, ick selderje warachtich in sluyten.
 
krelis
 
Aauwe lampoot, krombien,
 
Ick hebje an de gallich e sien.Ga naar voetnoot293
 
aeuwen
 
Hoe ryen mijn dese verbrancste scherluynen? gantsch lichters koom ickje by,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Ick selje de bullepees so sackereels elements legghen inje sy,Ga naar voetnoot295
 
Dattet jou heugen sel: ick selje byget soo onghenadich oftouwen,Ga naar voetnoot296
 
Datje by gantsch ackrementen op een aar tijt je mongt wel selt houwen.Ga naar voetnoot297
 
aart
 
Aauwen lampoot, aauwen lampoot, hebje dat hert een reys,Ga naar voetnoot298
 
So sel ick jou dat mes omdrayen in jou vleys.
 
aeuwen
300[regelnummer]
Ick sel de baar neersetten dat lóóf icje: ó jy Gods gauwe-dieven!Ga naar voetnoot300
 
krelis
 
Dat voor jou lampoot.Ga naar voetnoot301
 
aeuwen
 
Houtme die jonghens vast, ey lieven,
 
Keertse om Gods-wil. Och so, houtse vast: loopt schelmen dat ghy jou beschijt.Ga naar voetnoot302
 
Hoe quellen mijn die weersoordighe overgheven jonghens altijt,Ga naar voetnoot303
[pagina 253]
[p. 253]
 
Sy ribsacken my wel machet helpen: ick arme kreupele ouwe man,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Mijn bienen die ryen mijn so, dat ick mijn niet ophouwen en kan.Ga naar voetnoot305
Hy gaat sitten op de baar.
 
jan knol,
Andries, en Thomas
 
Wel Floris Harmensz. waar breng jy de baar? wie isser doot?
 
floris
 
Ariaan ien pijntje, peete Barberen man, jou ouwe laghenoot.Ga naar voetnoot307
 
andries
 
Ariaan ien pijntje doot? doot? doot? dat is wongder.
 
Vertrouwt wat op de mensch, inde stadt was geen ghesongder
310[regelnummer]
Noch vaster man, die so wel in zijn vleysch en op zijn leen // was.Ga naar voetnoot310
 
jan knol
 
't Was jammer dattet sulcken stijf-sinnigen korselkoppigen deen // wasGa naar voetnoot311
 
thomas
 
Ey laat de dooden rusten, seght van de afwesende geen quaat.Ga naar voetnoot312
 
floris
 
Daar hebje gelijck in Thomas-oom, 'tgaatje wel jy groote maat.Ga naar voetnoot313
 
jan knol
 
Het hy lang e leghen? van wat sieckten is hy ghesturven?Ga naar voetnoot314
 
floris
315[regelnummer]
Sy segghen vande gave Gods.Ga naar voetnoot315
 
jan knol
 
Seljer wel ingaan durven?
 
floris
 
Wel souw icker niet in-gaan durven? dat is oock wat; wel dat komt schoon.Ga naar voetnoot316
[pagina 254]
[p. 254]
 
Ick gae 's nachts wel met de Graefmaker in een kuyl van twintich doon.Ga naar voetnoot317
 
Ick deynck stae ick mee in't rolletjeGa naar voetnoot318
 
Soo sal't oock kosten mijn bolletje.
320[regelnummer]
En staemen in't rolletje, al hebje dan al de kruyen en drooghen van de stadt,Ga naar voetnoot320
 
Ten baat gheen lieve moeren, men moet vóórt al hadmen een bort veur't gat.Ga naar voetnoot321
 
Het volck treckt uyt vrees wech: maar ofmen op Tesselt was,Ga naar voetnoot322
 
De dóódt komt over al, al waert dat ghy in een stiene muur ghemetselt was,Ga naar voetnoot323
 
De dóódt spaart kleyn noch groot; tegen de dóódt en is geen schilt:Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Daarom doet goedt terwijl ghy kendt, en leeft soo als ghy sterven wilt:Ga naar voetnoot325
 
't Is kunst te leven als de dóódt komt, seyde Nabuur inde kooren mudden.Ga naar voetnoot326
 
Maar wat sey Malegijs in't beghin vande sterft? ick selder mijn gat uyt schudden,Ga naar voetnoot327
 
Hy koft by provisy al de droogen op van Doctor Schol, en leyd'se in een kist,Ga naar voetnoot328
 
En selve lach hy arme knecht in Jaffa eer hy't wist.Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Zijn Vrienden en zijn Erfghenamen die hebben heur ooghen schier uyte kreten:Ga naar voetnoot330
 
Maar al sturvender noch so een vijf ses sy souwense wel vergeten.Ga naar voetnoot331
 
Alle dinghen is nu wel, maer eerst waren sy bevreest,Ga naar voetnoot332
 
Hoe hy ghevoeghelijckst' sou gheven toch zijn gheest:Ga naar voetnoot333
[pagina 255]
[p. 255]
 
Want siet zijn havix neus die hing hem over zijn mongt,
335[regelnummer]
Zijn giest en ging niet uyt of hy was in zijn neus terstongt,Ga naar voetnoot335
 
So quam het by dat zijn ziel niet kon verscheyden.Ga naar voetnoot336
 
Ick gheefje te raan hoe dattet Gijs in't lest anleyden:Ga naar voetnoot337
 
Hy liet zijn achter-deur open staan,Ga naar voetnoot338
 
En daar is hy in viesiebel door e gaan:Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Want siet hy schaamden hem selver,Ga naar voetnoot340
 
Vermits hy meer een arme delverGa naar voetnoot341
 
Als een rijck koopman scheen: en asmen't segghen mocht, 'twas en bloedt.Ga naar voetnoot342
 
Wat zijn die rijcke kaack-haringen meer as slaven van haar goedt?Ga naar voetnoot343
 
Sy zijn willighe armen al hebbense goedt met hóópen.Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Noch prijs ick jou Jan knol, jy selter gheen langt om kóópen.Ga naar voetnoot345
 
Waar veur soujet oock sparen, veurje moer of veurje breur?Ga naar voetnoot346
 
jan knol
 
Hóógher niet Harlinger-man, Aeuwen jy gater al wat me deur.Ga naar voetnoot347
 
thomas
 
Al sturven al de rijcke luy, Jan souwer niet eens om treuren.
 
andries
 
Byget Jan dat de hielle stadt uyt-sturf dan souje eref beuren:Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Want je Vaar was voorsichtich, die hetje stee-kijndt e maackt.Ga naar voetnoot350
[pagina 256]
[p. 256]
 
thomas
 
Dat gheef ickje noch eens in drien, dat's hem lustich op zijn hóóft e raackt.Ga naar voetnoot351
 
Ay lieve siet Jan knol eens druyl-ooren, hy staet of hy sot is,Ga naar voetnoot352
 
floris
 
Hoort hier eens Jan Knol weetje wel dat Deensche Tomas Banckerot is,
 
Had hy geen pampieren Harnas of quinckernel hy haddet slecht.Ga naar voetnoot354
 
jan
355[regelnummer]
Hoort hier eens Koopman van Aels huyden, komt hier mijn lieve knecht!Ga naar voetnoot355
 
Heb jy niet een banckjen 'e leyt eertijdts in westphalen?Ga naar voetnoot356
 
Ick wil seggen datje deurgingt sonder de goeluy te betalen,Ga naar voetnoot357
 
En dan hietet noch datje om de schrift gheruymt hebt jou Landt,Ga naar voetnoot358
 
'Tis de waerheyt, om de schrift die int boeck staet of ande want.Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Maer Karolus Quintus die heeft daer teghen gheschrevenGa naar voetnoot360
 
Hoe datmen met sulcke Dieven behooren te leven,Ga naar voetnoot361
 
De Brieven zijn met groote Letteren in merckelijcken druck,Ga naar voetnoot362
 
Wil jyse eens sien Andries giet-logen, so gaet op de nieuwe Bruck,Ga naar voetnoot363
 
En siet nae de hooghe noort ande Voollewijck daer staen staken en stanghen,Ga naar voetnoot364
[pagina 257]
[p. 257]
365[regelnummer]
Daer sulje de Brieven met haer Zegelen bescheyelijck sien hangen.Ga naar voetnoot365
 
floris
 
Hoe voerje daer weer geest? was dat mis? neen dat was 'e gaert.Ga naar voetnoot366
 
jan
 
Neen Tomas, wat mienje? ic ben voor geen Banckrotier vervaert.Ga naar voetnoot367
 
Wat rijdt mijn dat volck? dat ick schoon maer een vrient an mijn gheslacht hat,Ga naar voetnoot368
 
En speelden hy Banckerot sonder noot, ic sou hem hangen dat'k de macht hat.Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Men hangt wel duysent diefjes die door de Armoede doolen
 
En die so veel niet en hebben, als so een schellem ghestoolen,
 
Dat een mensch tot een ongeluc komt door een ander, of door ongeval op Zee,Ga naar voetnoot372
 
Of door ander avontuer, daer heb ick seker melyden mee,Ga naar voetnoot373
 
Of die't door zijn Boec-houwers of Kassiers wert ontschreven en ontdraghenGa naar voetnoot374
375[regelnummer]
Die luyden zijn waerachtich rechtvaerdich te beclaghen.Ga naar voetnoot375
 
thomas
 
Dat is seker waer.Ga naar voetnoot376
 
andries
 
Wel Jan Knol binje mal? waerom sinje quaat?
 
jan
 
Ick segh men hoort die moetwillige Banckrotiers te bannen van de straat
 
Ieuwers alleen, en so sy dan buyten haer bepaalt besteck ginghen,Ga naar voetnoot378
 
So hooren heur de jonges met slick te goyen en met andere dingen.Ga naar voetnoot379
[pagina 258]
[p. 258]
 
andries
380[regelnummer]
Hoe veel dooden Floris hebben wy nou wel gehadt vande weeck.
 
floris
 
Goelickjes so veel als lestent, of wat min, 'tis op een streeck.Ga naar voetnoot381
 
Wat vraagie mijn dat? vraagt dat de labbekacken an 'tKerckhof,Ga naar voetnoot382
 
Die daer een heele aftermiddach staen, en maken daer haer werc of,Ga naar voetnoot383
 
Daer staen die Laarysters zy an zy, dromel by dromel, hangt aen hangt,Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Daer hebje Elsje koockleckers, en Stijn snoeps met haer Linckermangt,Ga naar voetnoot385
 
Vol ghesoon karstengen en aerdaeckers: sy snoeyen, en sy teesen:Ga naar voetnoot386
 
Ginder staet Lijs gors in een stoep en begint haer getyen te leesen,Ga naar voetnoot387
 
En staet en preutelt soo rat, dattet schijnt dat sy gaern 'teyndelvaers hat,Ga naar voetnoot388
 
En heur mongt die gater aers noch aers, as'en tellenaers zijn aers gat.Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Dat is so haest niet uyt, of daer wort van de dooden wat te praat,Ga naar voetnoot390
 
Wachtje voor dat klootjes volc, dat goet weet van alle katte quaat.Ga naar voetnoot391
 
Daer hebjet; 'twas sulcken loopert, sulcken vechtert, sulcken guyt.Ga naar voetnoot392
 
Daer isset, deynckt enreys onse Lobbrich is de Bruyt,Ga naar voetnoot393
 
Met Harmen glad-muyl, en s'en wijf het geen maent doot 'e weest,Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Ic weetet; wangt onse Jannetje stronx die hetter speel-noot 'e weest.Ga naar voetnoot395
 
Heer seyde Nelletje, hoe verweent is onse Klaasjen boelen 'e kliet,Ga naar voetnoot396
[pagina 259]
[p. 259]
 
Hoe ondeucht, hoe ondieft, sy moetet al mee hebben, sou sy niet?Ga naar voetnoot397
 
Een sulvre sleutelreex, een blancket blauwe roc, en een doec met slippen,Ga naar voetnoot398
 
Dat sey muruwe Niesje, so stroncktich, met sulcke scheechtsche lippen,Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Datje jou souwt bepissen, dat ghyse maer eens aensacht.Ga naar voetnoot400
 
Kijnt seydse 'tis sulcken kribbetje, ic raetje dat gy'er jou van wacht,Ga naar voetnoot401
 
Want 'tis sulcken kaackster, sulcken snapster, sy swijgt niet en beet,Ga naar voetnoot402
 
Ja deynck ick, so slacht sy jou, ghy swijgt oock al dat ghy niet en weet.Ga naar voetnoot403
 
andries
 
Maer Floris hermansz. is dat waer?Ga naar voetnoot404
 
floris
 
Wabbetje klonters wister of,
405[regelnummer]
Die sit daer op een luyfe, of op een pothuys, en houter net register of,Ga naar voetnoot405
 
En daerom komtet datse altemets so deerlijck en so droef // praat,Ga naar voetnoot406
 
Sy weetje op een prick hoe veel volcx datter mee te groef // gaet,Ga naar voetnoot407
 
Hoe veel rouw-mantels, hoe veel korten, hoe veel huycken, en hoe veel falyen,Ga naar voetnoot408
 
En hoe veel Wittebroodts, de Rijcke-luy geven door de Tralyen,Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
En so veel gelts, Andries, datter het eyndt is of'e wech,Ga naar voetnoot410
 
Nou ick mach gaen, eer ickje meer van die kackebeyen sech.Ga naar voetnoot411
 
jan
 
Mijn groote kammeraet: ghy moet hier noch wat staen,
[pagina 260]
[p. 260]
 
Ghy moet ons van de ouwe mannetjes oock wat verslaen.Ga naar voetnoot413
 
thomas
 
Nou set jou Baer neer. Wat so: komt by de Ghesellen,Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Ghy moet ons heur Legenden oock nae 'tleven vertellen.Ga naar voetnoot415
 
floris
 
Mijn tijdt die is hiel kort, daerom maack ick gheen langhe teem,Ga naar voetnoot416
 
Onder het uurwerck in de nieuwe Kerck, daer sit sulcken veemGa naar voetnoot417
 
Van ouwe praaters, van Koddenaers en van ouwe Klouwers,Ga naar voetnoot418
 
Met heur hangende hoofden, met hooge ruggen, en kromme schouwers,
420[regelnummer]
Daer sitten de druyp-neusen, die sijp-oogen by menkaar.Ga naar voetnoot420
 
Dorstige Branckje seyt Mieuwes ghy bent al tachtich Jaar.
 
Ick weetet an mijn selfs, ghy en ick wy ginghen 'tschool, tot Heer Floris,Ga naar voetnoot422
 
Lycenciaat van Amersvoort. Maer wat een malle kay, is Meester Kackedoris,Ga naar voetnoot423
 
Die vent die was gec, en hy mienden goet schick dat hy wijs // was,Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
Hy quam in Dirck van Diemens tuyn, hem docht dat hy int Paradijs // was,Ga naar voetnoot425
 
Wat hebje hem al diets ghemaeckt, ghy praaten hem toeGa naar voetnoot426
 
Dat ghy een Konijn had als een Olifant, en dat het jongden als een Koe,Ga naar voetnoot427
 
En duysent sulcke sticken: hoe dat ghy een Ael hadt die so lang wasGa naar voetnoot428
 
Dat hy in Engelant zijn hooft op stac, daer zijn staert hier an 'tstrang was.Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Hoe schuddebolde die ouwe kluyvers om de rabbauwery,Ga naar voetnoot430
 
En asse eenige schelmery hoorden, so quamen sy al nauwer by.Ga naar voetnoot431
 
Vertelde Jan selde-waar niet hoe dat hy om een voetjen e nóót was,Ga naar voetnoot432
[pagina 261]
[p. 261]
 
Van de outste Harpslager van Amsterdam, hoe hiet hy? Jan vlas,Ga naar voetnoot433
 
Hoe hem zijn vaar in huys sloot, en op hem begon te grimmen.Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Wat het hy te doen? hy gaatje daar after over de schutting klimmen,Ga naar voetnoot435
 
Hy gaat na de Bruyloft, daar hadje Frans witte-broodt en Jan Treck,
 
Die koften vande beerstekers een tobben of twee met dreck,Ga naar voetnoot437
 
En sy groeven op de stoep, en sy lieten't daar in dysenGa naar voetnoot438
 
De leckere gheparfuymeerde soete kauw, ghyse.Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Daar saten die lidtsers met de mangtels veur de mongt,Ga naar voetnoot440
 
Mit datmen nóóm komt tasten, valt hy bedoven inde grongt,Ga naar voetnoot441
 
Hy kreet en hy bruysden, het scheen dat hyer in versmachten.Ga naar voetnoot442
 
Je souwtje kruyst enne zeghent hebben hoe hy vloeckten, en hoe sy lachten.Ga naar voetnoot443
 
Stil, stil, seyden sy, wy hebbender wat me veur,Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
En met so klopten sy ongheschickt en lelijck ande deur:Ga naar voetnoot445
 
Met dat het Bruylofts volck over hoop quamen uytlóópen,Ga naar voetnoot446
 
Sy villen, en gingen sy d'een den ander inde mostert dóópen:Ga naar voetnoot447
 
Daar stondense besuyckerkoect, aars noch aars ick weet niet hoe,Ga naar voetnoot448
 
En sulcke potterijtjes die metense melkaar met schepels toe.Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Ick docht altemets mochten hier sommighe luy wat inde hoeckjes blyven,Ga naar voetnoot450
 
Sy souwender Almenacken, en nieuwe tijngjes en boeckjes schryven.Ga naar voetnoot451
[pagina 262]
[p. 262]
 
Meenje dat icker me geck? 't is waar, ick hebbet selfs ghehóórt.Ga naar voetnoot452
 
Adieu Jan knol, Thomas, en Andries; want ick moet vóórt.
De twee jonghens, Joosjen en KontantGa naar voetnoot+
 
joosje
 
Wie wil knickeren koopen? wie? wie? ses om een duytje.Ga naar voetnoot454
 
kontant
455[regelnummer]
Schiet op om een paar hebjet hert, of ick stuytje.Ga naar voetnoot455
 
joosje
 
Ick binder me te vreen, kom an, gheeftme de vier,Ga naar voetnoot456
 
Komt jongen langtme je hoedt, komt as en man hier.Ga naar voetnoot457
 
kontant
 
Wat raje, jy kammeraatje even of oneven?Ga naar voetnoot458
 
joosje
 
Even.Ga naar voetnoot459
 
kontant
 
Een uyt Joosje, siet daar leggender seven.
 
joosje
460[regelnummer]
Wel an kom, ick ben te vreen, om de hiele acht,Ga naar voetnoot460
[pagina 263]
[p. 263]
 
Houwt daar dan Kontant, stuyt recht uyt, hebje de macht,Ga naar voetnoot461
 
Siet daar isser uyt, laat sien, en daar isser vier in:Ga naar voetnoot462
 
O lieve neskebol, scheyter uyt eer ick mier win.Ga naar voetnoot463
 
kontant
 
Jy bent en onreynigert, ick moet opje hangden letten.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Komt an mannetje mugg, ick speelje by vyven op te setten.Ga naar voetnoot465
 
joosje
 
Geefje mijn ierst? ick geefje ierst en een schoot.Ga naar voetnoot466
 
kontant
 
Wat brabbelt mijn die ficksert, datser een op sen poot.Ga naar voetnoot467
 
joosje
 
O bloedt datsen vlacken barck-man, die jongen die kan schieten!Ga naar voetnoot468
 
kontant
 
Souw ick altijdt verliesen, dat souw de nicker verdrieten.Ga naar voetnoot469
 
joosje
470[regelnummer]
Hoe veel hebjer uyt?Ga naar voetnoot470
 
kontant
 
Een en al de aren.
 
Datse veldt en e schoten; ó lansjen ick selje dat wel of klaren.Ga naar voetnoot471
[pagina 264]
[p. 264]
 
joosje
 
Sieje wel, dat is een span, ick set hem.Ga naar voetnoot472
 
kontant
 
Ick hou meeta.
 
Yget schiet ickje op jou santert, jy hebter niet een beet na.Ga naar voetnoot473
 
joosje
 
Hy is geraact.Ga naar voetnoot474
 
kontant
 
Hy is niet.
 
joosje
 
Hy is al.
 
kontant
 
Hy is niet.
475[regelnummer]
Jy selt mijn de knickers weer geven snappertje! soo siet.Ga naar voetnoot475
 
Lustje wat mit dróóge vuysten?Ga naar voetnoot476
 
joosje
 
Gans lyden is dat byten.
Floris uyt.
 
floris
 
Komt hier jy elementsche jongens, ick selje lieren smyten,Ga naar voetnoot477
 
Jy schelmen, houwt dat en dat!Ga naar voetnoot478
 
kontant
 
O jy slaat mijn dóót.
[pagina 265]
[p. 265]
 
joosje
 
Bae neus! hinckepinck! lamgat! Aeuwe lampóót.Ga naar voetnoot479
 
floris
480[regelnummer]
Keertme die bengels! houtme de jonges! houwtme de fielen!Ga naar voetnoot480
 
kontant
 
Hey Joosje, mijn beste maat, komt laten wy gaan soecken ouwe zielen,Ga naar voetnoot481
 
Wy sellense die wraggel-gat, die lampóót werpen op zijn sack.Ga naar voetnoot482
 
floris
 
Waar zijn die jongens ghebleven? sy waren daar noch strack.Ga naar voetnoot483
 
joosje
 
O lieve Aeuwe lampóót, mienje dat wy na jou wat vraghen?Ga naar voetnoot484
 
floris
485[regelnummer]
Krijch ickje, krijch ickje, so krijghje de huyt vol slaghen.
voetnoot+
- deel: bedrijf
voetnoot1
t': 't, nl. Amsterdam; moor: maar; te vies: erg raar, of: erg slordig
voetnoot2
liens: lieden, mensen; ghemaynlijck: over het algemeen; exkies: verfijnd, exquis
voetnoot3
dus: zo (misschien wijst J. op zichzelf); de Spaansche mode: deze was in Bredero's tijd ouderwets
voetnoot4
sienelaycke: zichtbare
voetnoot5
O Kaserlaijcke stadt: J. zingt hier de lof van het Antwerpen van ca. 1578, toen het nog rijk en machtig was; r. 5 citeert het begin van een bekend geuzenlied, met als tegenhanger het lied ‘Antwerpen arm, O desolate stede’; Kaserlaijcke: keizerlijke
voetnoot6
nau: nauwelijks, d.w.z. volstrekt niet
voetnoot7
abondancy van sleyck: overvloed van (vruchtbare) kleigrond
voetnoot8
Karcken triumphant: schitterende kerken; modeste: statige
voetnoot9
muragie masieft: sterke stadswallen; vol alles, van rekreatie geboomt: alles vol met plantsoenen, of: vol lanen (allees) van aangenaam geboomte
voetnoot10
kayen en hoyen: kades en havenhoofden; woorlangskens dat hem stroomt: waarlangs stroomt
voetnoot11
Large: brede
voetnoot12
en supporteert tot over Meyr: en doorstroomt (via een gracht) tot over de Meyr (een Antwerps stadsplein); datte kick ou eenskens: als ik u eens
voetnoot13
dochterkens: meisjes; inde baar: in de herberg De Beer
voetnoot15
ghetepel: getippel
voetnoot16
damen her: dat men haar; jugeert, en estimeert: beoordeelt en waardeert; stooltje: staaltje, het puikje; de lepelstraat: in de Antwerpse Lepelstraat bevonden zich bordelen
voetnoot17
Venus-buurt: rosse buurt; 'tsoch say saijn wel gracelaijck: voorwaar zij zijn zeer gracieus
voetnoot18
't slot: het Steen, het Antwerpse stadskasteel
voetnoot19
sulcken waperkaack een: zo een snoeper, zo'n rokkenjager; g'en hebt ou leven: je hebt van je leven (nooit zo eentje gezien)
voetnoot20
keurs: lijfje, of: jurk; vorschóót: schort
voetnoot21
bay-slopen: bijslaap; wa was e kick: wat was ik; amoureus: verliefd
voetnoot23
gallant: bevallig; goeyken: goedje, volkje; kordyale: hartelijke, vriendelijke
voetnoot24
sy braveeren... grandessen: zij overtreffen iedereen in statige deftigheid
voetnoot25
en hadde... ghebancketeert: had ik niet met hen allemaal gefuifd
voetnoot26
had - ghefalgeert: was failliet gegaan
voetnoot27
in goeyen stoot: in goede doen; mouwen: losse (kanten) ondermouwen
voetnoot28
de dese: deze (die ik aanheb)
voetnoot29
en voort... vertrouwt: en voorts gaf ik hun al de goederen die mij waren toevertrouwd (d.w.z. op zicht gegeven, verhuurd of geleend, vgl. vs. 2041-72)
voetnoot30
van maijn ghebuurkens: door mijn buurtgenoten; Schout: d.w.z. de Antwerpse schout
voetnoot31
ist sake dat zijt hem ansigghen: als zij 't (het feit dat ik mijn schulden niet kan betalen) bij hem aangeven
voetnoot32
so: dan; op Steen of inde Stock: in de gevangenis of met mijn voeten in het blok
voetnoot33
ick ben enz.: variatie op een bekend spreekwoord met de betekenis ‘liever in de vrije natuur dan in het gevang’; melodive: melodieuze
voetnoot34
odieuse: walgelijke; boeyens: gevangenissen; ys're klangh: geklink van ijzeren boeien
voetnoot35
so verren: in zoverre, indien; om 'thoore spreken: om het hunne aanspreken
voetnoot36
hoor: hun; treusneus: bagatel
voetnoot37
ick heet... ghehadt: ik heb het nu bijna een maand of iets langer in mijn bezit gehad
voetnoot39
laaten bewaaren aan andere: aan anderen in bewaring geven
voetnoot40
asse kick... vaaren: zoals ik daarmee vandoor gaan
voetnoot41
ofmen... niet: variant op het in vs. 2223 uitgesproken motto van het stuk; ofmen schoon: ofschoon men; liens: lieden, mensen ghelayck hier staat: zoals hier (op een schild dat op het toneel was aangebracht) staat
voetnoot42
ken: kent; qualiteyten: eigenschappen
voetnoot43
bot-muylen: domkoppen; huybens: uilskuikens; fatsonneeren: een lesje leren, wat aan hun ontwikkeling bijdragen
voetnoot44
haar altemets: hun nu en dan; een spelleken... leeren: een spelletje met ze spelen en hun een poets bakken
voetnoot45
maar wat?: maar kom!; ken ne gheen rust: ik heb geen rust, ik moet wat doen; 'ken... staan: ik kan niet werkeloos toezien
voetnoot46
zemers: waarachtig; ben ick rayck... in viesibel gaan: als ik rijk ben (zoals de mensen denken), dan moet mijn bezit wel onzichtbaar zijn (hij bezit dus niets)
voetnoot48
om Gods-wil: als aalmoes; badt: bedelde
voetnoot49
vermercken: bemerken
voetnoot50
God helpje: God moge je helpen, hier een verwensing: donder op
voetnoot51
wel te pas: gezond van lijf en leden; deelt: toebedeelt, schenkt
voetnoot52
vermits: omdat; rechte: echte, eerlijke
voetnoot53
steecktme of de wallich: daar heb ik een afkeer van
voetnoot54
sy helpter miester ande gallich: zij helpt haar meester (degene die de kunst van het stelen beoefent) aan de galg
voetnoot+
uyt: op (het toneel), tevoorschijn
voetnoot55
dat waar een ding: dat zou iets zijn; so had ick de besorghde kost: dan was voor mijn kostje gezorgd
voetnoot56
van't leegh-gaan: van het nietsdoen
voetnoot57
garen: graag
voetnoot58
gants lyden: bastaardvloek (uit: Gods lijden); watte quasten: wat een kwasten; ansen bienen: aan zijn benen
voetnoot59
uyte streken: opgedoft; hy is wel verguldt met dat gheweer: hij ziet er wel fraai uit met dat wapen (hier: die degen)
voetnoot60
ja ick: ja (dat doe ik)
voetnoot61
by-men: bij me; ou van alles wel versorghen: u (jou) van alles goed voorzien
voetnoot62
gebeken: gebedje; vande morgen: vanmorgen
voetnoot63
heet: heeft
voetnoot65
tot jouwen dienst: om u te dienen; nettert: nette jongen (reactie op Robbeknols beleefde antwoord)
voetnoot66
van Embden God bettert: geijkte reactie op een vraag naar iemands herkomst; R. hoeft dus niet echt uit Emden te komen (maar vgl. vs. 87)
voetnoot67
ho, ho: ha ha; een Embder potschyter: spotnaam, Stutterheim ziet ‘potschijten’ als een komische term voor neuken en verklaart daarmee Robbeknols reactie in vs. 68; wel zemers dat komt snel: waarachtig, dat is fraai!
voetnoot68
praat jy wat: zeg jij maar niets; kennen 't oock wel: kunnen er ook wel wat van (nl. van ‘potschijten’, zie de aant. bij vs. 67)
voetnoot69
hede... verloren: heb je nog ouders, of heb je ze verloren
voetnoot70
wa was hoor doen't: wat was hun beroep
voetnoot71
Bolssert: Bolsward
voetnoot72
immers: hoe dat zij; na veel avontuurs en loopens: na veel verwikkelingen en een lange verkering
voetnoot73
liep met de veering: ging met de dekstier rond
voetnoot74
sy verstonder lydich wel op de neering: zij was behoorlijk goed in haar vak
voetnoot75
locken: lukken
voetnoot76
dats nou al eveliens: dat doet er nu niet toe; ist e schiet: is het geschied
voetnoot78
toebehoorde: toekwam (molenaars werden met een deel van het koren betaald)
voetnoot79
dat gebreck: die fout; ghemeen: gewoon
voetnoot80
hebben nu een aar verstandt: denken daar toch anders over
voetnoot81
sy speelen houwt wat en gheeft wat: zij houden zich aan ‘maak het niet te bont’, zij stelen met mate; immers: hoe het zij; 't voorloopen: de voorspraak; goe-mannen: scheidslieden bij het gerecht
voetnoot82
so wordender... uyte bannen: werd mijn vader er niet in het openbaar om gegeseld (d.w.z. lichter gestraft, vgl. ook vs. 1934) en uit zijn woonplaats verbannen
voetnoot83
doen: toen
voetnoot84
heur: hun; sy koockten hem een vijgh: zij sloegen hem in elkaar, of: zij vergiftigden hem (?)
voetnoot85
daar hy of sturf: waardoor hij stierf; alsmen Moer: toen mijn moeder
voetnoot87
hingh uyt de Graaf van Embden: hing een uithangbord op, waarop stond de Graaf van Embden
voetnoot88
leyde slapers om gelt: hield een logement; wos: waste
voetnoot89
klieren voor de luy: kleren voor de mensen; erven die hier laghen leegh: onbebouwde stukken grond (die ze als bleekveld gebruikte)
voetnoot90
Duckdalfs palfreniers knecht: de stalmeestersknecht van Alva (Duc d'Alve)
voetnoot91
brochter: bracht haar
voetnoot92
swart: neger; so van passen, of matelijcken schóón: behoorlijk of redelijk mooi
voetnoot93
groen: wellustig
voetnoot95
weeuw: weduwe; quicx: levenslustig
voetnoot96
heughden: zich herinnerde
voetnoot97
wat het sy te doen: wat doet ze
voetnoot98
Moerjanen: morianen; saft: zacht
voetnoot99
vil heur in: viel haar binnen; naghel: spijker
voetnoot102
brochter: bracht haar
voetnoot103
kleyn ghebient: klein gebeente (gevogelte)
voetnoot104
kapoen: vetgemeste gesneden haan; smient: soort eend
voetnoot105
ghelardeerde: met reepjes spek bestoken; dreckje: ingewanden (aant. Stutterheim: de gebraden ingewanden van een snip golden als een bijzondere lekkernij)
voetnoot106
in heur kraam: tijdens haar kraambed
voetnoot107
van veers: op een afstandje
voetnoot108
altemets: af en toe; van bystaan: omdat ik erbij stond; een streeck uyt de pan: iets van het lekkers
voetnoot109
sagh hem byster garen: mocht ik hem bijzonder graag
voetnoot110
eertijts: daarvóór; kryten: huilen; baren: tieren
voetnoot111
ritse-velde: kreeg kippenvel
voetnoot112
van desen dagh: vandaag
voetnoot113
so bruyn komtet ginder op: zo donker wordt het daar (als van een opkomend onweer)
voetnoot114
bulleback: boze geest, boeman; doen: toen
voetnoot115
snuystering: versnapering; so - en: zowel - als
voetnoot117
in dese ommegang: met deze manier van doen
voetnoot118
so: toen; douw-deynden: in zijn armen wiegde
voetnoot120
'tkijnt sagh: dat het kind zag
voetnoot121
nae: naar; verbaast: ontsteld; met een schrick: in plotselinge angst
voetnoot122
memmetje: moedertje; waartme: bescherm me; heyntje pick: de duivel
voetnoot123
schelde met een woort: schold met één woord (hoerenkind)
voetnoot124
verbranselde: vervloekte
voetnoot125
dat vatten ic: daarvan begreep ik de strekking
voetnoot126
hoe mennich: hoevelen; schotseren: bitse
voetnoot127
schennen: te schande maken
voetnoot128
van de gebreken... bennen: op grond van de verkeerde eigenschappen waar zij zelf het meest mee besmet zijn
voetnoot129
door dien: doordat; haar selven: zichzelf
voetnoot130
dit komen en dit gaan: het in en uit lopen van de Moor
voetnoot131
opsiender van't huys: opzichter, iemand die de logementen controleerde?; de stal-meester: d.i. de baas van de Moor; te verstaan: te weten
voetnoot132
leyden op hem toe: loerden op hem; wachten: de wacht houden
voetnoot133
taken: wegkapen
voetnoot134
stevels: rijlaarzen; quispels: kwasten
voetnoot135
dat ick niet: meer dan ik
voetnoot136
als: zoals; ghebitten: bitten
voetnoot137
waghe-boeven: voerlui; verkoft om halver waerden: verkocht voor de helft van de waarde
voetnoot139
van silvere lepels: sluit aan bij al wat los was; betielen: platte schotels; in: en
voetnoot140
in zijn moers lijf e boren: van voor zijn geboorte, een geboren dief
voetnoot141
asmender: als men er; nergens of: nergens van; 'twas verloren: (hij zei) dat 't was zoek geraakt
voetnoot142
te voen: van eten te voorzien
voetnoot143
verwondertje dan niet: laat het je dan niet verbazen; asje: als je
voetnoot144
liefden van haar konckebynen: liefde voor hun bijzitten (concubines)
voetnoot145
daarse: waar die
voetnoot146
worden: werd; ghevangen en ghelockt: gepakt en uitgehoord
voetnoot147
souw: moest
voetnoot148
op het hooghste: voor de hoogste prijs
voetnoot149
doense: toen ze
voetnoot152
barnende: brandende
voetnoot153
hem: zich
voetnoot154
afstaan: doorstaan
voetnoot155
de Wet: het gerecht; op pene vande kaack: op straffe van (letterlijk) aan de kaak gesteld worden
voetnoot157
souwt: zou het
voetnoot159
ick wil... bal: ik wil me niet door een onberaden verzet in problemen brengen, eig. in het kolfspel uit balorigheid over verlies de kolf de bal achterna werpen
voetnoot160
doe: toen; om de qua tongen: om vrij te zijn van laster; wel: rechtschapen
voetnoot161
haar uyt devocy: zich uit godsvrucht; arme mannen gast-huys: armenhuis, hier het Sint-Pietersgasthuis in de Nes
voetnoot162
om Gods-wil: voor niets, pro deo; trouwens om de kost watje mient: in werkelijkheid om de kost, wat dacht je
voetnoot163
vermeughen: kunnen
voetnoot165
Barbiers: chirurgijns
voetnoot166
weetighe, teetighe, versoorde: betweterige, temerige (?), uitgedroogde
voetnoot167
laytsman: geleider; praten't: praatte het
voetnoot168
elementsche fiel: vervloekte fielt; bestelde: in dienst liet gaan
voetnoot169
dat ickje: als ik je
voetnoot171
al properkens: rustig maar; sacht: stil; geeft ou te vreen: wees nu maar kalm
voetnoot172
sayne goeye gracy: zijn milde genade
voetnoot173
ghy zijt... spacy: je bent hier bijzonder goed terechtgekomen op dit moment
voetnoot174
want... gebrect: want ik zal je op uitnemende wijze voorzien van alles wat jou ontbreekt
voetnoot175
een dingen jammert may: één ding spijt me; dagge: dat je; bot: onbeschaafd, onverzorgd
voetnoot176
heeroyck: groots (fr. héroique); modest: statig
voetnoot177
galjart: levendig (fr. gaillard); minjert: lief (fr. mignard); correccy: zuiverheid
voetnoot178
dament: dat men 't; gheseggen: zeggen
voetnoot179
daggese... verstont: dat je ze (de Brabantse taal) zo goed als ik of mijn petekind beheerste
voetnoot180
par Die: bij God
voetnoot181
verstoot: verstaat; spraken: talen
voetnoot183
Robsodi: rapsodie, mengelmoes; non pareylle: synoniem van sonder weergae
voetnoot184
sen heeft geen komparacy by: ze kan niet worden vergeleken worden met (Jerolimo bedoelt: het Hollands haalt het niet bij haar, maar Bredero geeft hem opzettelijk een dubbelzinnige uitspraak in de mond); de suyverheyt van Hollant: de zuivere taal van Holland; op veer nae: in de verste verte
voetnoot185
ghy meuchter wel van spreken: zeg dat wel!
voetnoot186
of e keken: afgekeken (van)
voetnoot187
slachten: lijken op; de Enghelsche: (volgens Spiegels Twe-spraack (1584) is het Engels een ‘schuimtaal’); de spreeuwen: (spreeuwen kunnen de geluiden van andere vogels nadoen)
voetnoot188
s'jasy: bastaardvloek, jasses; botmuylen: domkoppen
voetnoot189
slecht en recht: eenvoudig en rechtschapen; simpel: onopgesmukt
voetnoot190
eelekaarten: bastaardvloek (uit: heilige quarten, d.i. de quatertemper of driedaagse vasten); lebbighe: lelijke; siften: uitzeven, zuiveren
voetnoot191
wannen: door schudden zuiveren, zoals koren van het kaf; Kruyeniers: specerijenverkopers
voetnoot193
dattet: als het; Hof te Bruyssel: (in de jaren zeventig van de zestiende eeuw zetelde het formele centrale gezag in de Nederlanden nog te Brussel); banden: zou uitbannen
voetnoot194
dat yegelijck: zodat elk (woord); eygen zijn: horen
voetnoot195
gantsch lyden: bastaardvloek (uit: Gods lijden)
voetnoot196
jottoosse: primitieve, onbeschaafde (jotto: was een scheldwoord voor vreemdelingen)
voetnoot197
vermaagschapt: ingeburgerd, nauw met de inheemse taal verbonden
voetnoot198
Leuven, Leyen: de twee universiteiten in de Nederlanden omstreeks 1578: Leuven (van 1425) en Leiden (van 1575)
voetnoot199
slecht-hoyen... notoriaal: domkoppen dat jullie zijn, maak eens een notariële akte op
voetnoot200
gaylien en weet: jullie weten niet; hoofse tarmen: verheven termen, woorden zoals aan het hof gebruikt; moor duyts teenemaal: alleen maar Nederlands
voetnoot201
verstaander pertinent op de pronunciatien: beheersen nauwkeurig (het formuleren van) de officiële uitspraken
voetnoot202
dan trouwens... gratien: maar trouwens, het is hun officieel gegund, met besluiten, privileges en gunsten
voetnoot203
ou: o; exstreem: uitzonderlijk
voetnoot204
en brengter niet van haar teem: brengt hen niet van hun apropos
voetnoot205
latenser noch duncken: beelden ze zich nog in
voetnoot206
haar Vader-ons: hun onzevader
voetnoot207
woor woren: waar waren; botmuylen: domkoppen (hier de Hollandse rederijkers)
voetnoot208
en quamper: kwam er; Retorijclaijck lantjuweel: feestelijke rederijkerswedstrijd, Jerolimo doelt op het grote landjuweel te Antwerpen in 1561, waar inderdaad geen Hollandse kamers aan deelnamen
voetnoot209
een dingen van d'ander Waerelt: iets buitengewoons; rekreatieflijck te lesen: ontspannend, opwekkend om te lezen (de spelen van het Antwerpse landjuweel waren in 1562 uitgegeven)
voetnoot210
sjases: bastaardvloek (Jezus!), par Dio sante: bij de heilige God; wa plochtender - te wesen: wat waren er vroeger
voetnoot211
item daar haddege: daar had je bijvoorbeeld; Kastileyn enz.: Matthijs Castelein, Anthonis de Roovere, Cornelis van Ghistele, Colyn van Ryssele, Jan Baptist Houwaert, bekende Zuid-Nederlandse rederijkers
voetnoot212
bayloy: bastaardvloek, ook bylo (vs. 822)
voetnoot213
devine eloquency: goddelijke welsprekendheid
voetnoot214
yghelijck: ieder; aggeerde: gebruikten; nomineerde: noemden; sentency: spreuk, uitspraak met een diepere zin
voetnoot215
sproocken: spraken; reffiereyn: referein, kunstig strofisch gedicht, populaire rederijkersvorm; exstruvagant: uitzonderlijk
voetnoot216
van uytspraack: van taal; trots een Oostersche Phar-heer: even goed als (die van) een predikant uit Oost-Friesland of Noord-Duitsland; Luytersche: lutherse
voetnoot217
bay hoor: bij hun; rondeelen en balladen: dichtvormen van de rederijkers; met licencie: als je me toestaat
voetnoot218
boere lieke-dichters: dichters van liedjes voor of over boeren; hoor broeck by leggen: het tegen afleggen, de vlag voor strijken
voetnoot219
watje doet: wat je ook doet
voetnoot220
huldere: hun; incarnatie: jaartalvers, gemarkeerde hoofdletters leveren een jaartal in Romeinse cijfers op; Palleys vol minnen, en suycker-bosjes soet: kennelijk door Vlaamse rederijkers gebruikte woordgroepen of titels
voetnoot221
baste: basta, genoeg; hees: heb's, heb ervan; miskienen: kleingeestige; Retrosynen: rederijkers
voetnoot222
en moockt geen: maak geen; ou ensicht: je (aan)gezicht, moockt assekijck bonne mynen: toon net als ik een vriendelijk gezicht
voetnoot223
stoot so wel: staat zo goed; parmantigh: deftig; gracelijcken: gracieus, bevallig; gaat: loopt
voetnoot224
korompeert: vertrek; troony: gezicht; daar 't ou: waarin het bij jou
voetnoot225
zemers: waarachtig; bysart: apart, ongemeen; braaf: flink; graaf: deftig; wel jentjens: heel vriendelijk
voetnoot226
kuyst: reinig; vaaght: borstel; ou kleekens en acoutrementjens: je kleertjes en versierseltjes
voetnoot227
tansens: dadelijk; kladder: schuier; sulde: wil je
voetnoot228
dagge: dat je
voetnoot229
annimeeren: een nieuw leven geven; addresseeren: introduceren
voetnoot230
Doctor Juris: doctor in de rechten; door ou beestiaal verstant: wegens je beestachtig goede verstand
voetnoot231
merveille vande Waerelt: wereldwonder
voetnoot233
niet een seur: geen zier, helemaal niets
voetnoot234
Kornelschappen, Hartoghschappen: posities als kolonel of als legeraanvoerder; daer stier ick kinders met deur: daar scheep ik kinderen mee af
voetnoot235
payn: moeite; op te dincken: bij na te denken
voetnoot236
sode: zou
voetnoot237
ick kick hee die liberalheyt: ik heb die vrijgevigheid; onsen Koning: Filips ii?
voetnoot241
gedebaucheert: geneigd tot overdaad
voetnoot242
dingen: ding; spaarlaijck minageert: zuinig huishoudt, sober leeft
voetnoot243
de minagie passeert: de soberheid gaat boven alles
voetnoot244
met wat voet dat hy hinckt: waar het bij hem aan hapert
voetnoot245
ick lóóf... e boren: ik geloof niet anders dan dat ik op Sint-Galpertsnacht geboren ben. Sint-Galpert (Gualbertus) valt twee dagen voor Sint-Bonaventura, gevierd op 14 juli. Op grond van de naam werd de laatste met geluk in verband gebracht. Wie op Sint-Galpertsnacht werd geboren, was dus te vroeg voor het geluk
voetnoot246
drie daghen: Sint-Galpertsnacht is de avond voor Sint-Galpert, dus 11 juli, drie dagen voor Sint-Bonaventura
voetnoot247
droes: duivel
voetnoot248
wat stode en snapperkoockt: wat sta je te mompelen; niet een mijt: helemaal niets
voetnoot249
schijt: niets; eter: grote eter
voetnoot250
ayuynken, ciepelken: uitje
voetnoot251
en: een; bientjen... ses an is: een beentje waar een pond of vijf zes vlees aan zit
voetnoot252
liechter: liegt er; een paar vaans kan: een kan met twee vaan (een vaan is ca. 0,4 liter)
voetnoot253
Dantsicker smockuel: soort bier uit Dantzig; mannelijck: krachtig; Rosticker bier: bier uit Rostock
voetnoot254
me wel of sien: wel mee uithouden
voetnoot255
seve luy: iedereen; wel verstaande: welteverstaan
voetnoot256
dan say: dan dat zij; de spays verdarven: het eten misbruiken
voetnoot258
in't Duytsch: in goed Nederlands, ronduit
voetnoot260
krancken: zieken
voetnoot261
devin: goddelijk; de temperancy observeert: de matigheid betracht
voetnoot262
wel teert en smeert: flink smult en drinkt
voetnoot263
mest-varckens: schrokkers, mensen die zich volstoppen
voetnoot264
de beste gheesten: de geestrijkste mensen
voetnoot265
wie doeghet: wie doet het; hanneken enz.: Jan, Piet en Klaas; fielen: mensen van laag allooi
voetnoot266
treffelijckste: voortreffelijkste
voetnoot267
ick segget... moer: spreekwoordelijke uitdrukking: dit slaat niet op mij; schamele: arme
voetnoot268
magh: lust
voetnoot269
par Die: bij God; poepen: = moffen
voetnoot270
goeyken: volkje
voetnoot271
brayneloose liens: hersenlozen; way liens sayn modest: wij zijn deftig, voornaam
voetnoot272
sobereeren: matigen ons
voetnoot273
kourtiseeren d'ufvrouwen: maken de dames het hof
voetnoot274
charlateeren van: keuvelen over, scheppen op over; participantschappen: aandeelhouderschappen
voetnoot275
Guyneesche kompangie: compagnie voor de handel op West-Afrika
voetnoot276
ick mayn zemers dagh: ik geloof waarachtig dat ik
voetnoot277
asse kick: als ik; 'tsoch: waarlijk, o; wel vroyelayck: heel vrolijk
voetnoot278
datje my slacht: dat je (daarin) op mij lijkt
voetnoot279
bloet: bastaardvloek (bij Christus' bloed); wangen: eten
voetnoot280
mijn buyck... was: spreekwoord, verwijzend naar de esopische fabel van de maag en de ledematen; anders niet dan of: niet anders dan alsof
voetnoot281
ons Vrouwen-bruurs: het gilde van de Lieve-Vrouwenbroeders had voor de Reformatie een altaar in de Oude Kerk, waar wekelijks een mis werd opgedragen
voetnoot+
met de baar: naast zijn taak honden uit de kerk te weren is Floris Harmensz. doodgraver
voetnoot285
Aauwe: bijnaam van Floris Harmensz.; klaauwen: spelletje met koeien- of varkenskoten (vgl. bikkelen). De jongens jennen Floris door hem uit te dagen tot dit spel dat op het kerkhof verboden was, vandaar de woede van Floris
voetnoot286
ick ra stoof: ik raad dat het botje met de bolle kant naar boven valt; schijt: met de holle kant boven
voetnoot287
zijn klaauwen: zijn (zogenaamd door hem ingelegde) koten
voetnoot288
yget: bastaardvloek (bij God); gallich-veughels: galgenbrokken
voetnoot289
swiep: zweep (waarmee hij de honden uit de kerk joeg)
voetnoot290
ryeme: (rijden me) kwellen me; besuchte, bekrenckte: beroerde, klere-
voetnoot293
ick hebje... e sien: ik heb je aan de galg zien hangen (vgl. vs. 288): je bent zelf een galgvogel
voetnoot294
hoe... scherluynen: wat kwellen deze vervloekte schelmen me; gantsch lichters: bastaardvloek (uit: Gods lichten, zon en maan?); koom ickje by: als ik je in mijn handen krijg
voetnoot295
ick selje... inje sy: ik zal je zo vervloekt ongenadig afranselen
voetnoot296
byget: bastaardvloek (bij God); oftouwen: afranselen
voetnoot297
by gantsch ackrementen: bastaardvloek (bij Gods sacramenten); op een aar tijt: een volgende keer
voetnoot298
hebje dat hert een reys: als je dat ooit durft
voetnoot300
lóóf: beloof; Gods gauwe-dieven: Gods dient ter versterking, vgl. godsonmogelijk
voetnoot301
dat voor jou: Krelis gooit met iets; ey lieven: beste mensen
voetnoot302
keertse: houd ze tegen; loopt... beschijt: Floris beseft dat hij ze niet te pakken kan krijgen
voetnoot303
weersoordighe: beroerde; overgheven: (aan het kwaad) overgegeven, doortrapte
voetnoot304
sy ribsacken my wel machet helpen: zij nemen me flink te grazen, God beter 't
voetnoot305
mijn bienen die ryen mijn so: mijn benen trillen me zo; ophouwen: overeind houden
voetnoot307
Ariaan ien pijntje: bijnaam van Ariaan (die kennelijk vaak een pintje bestelde); peete Barberen man: de man van vrouw Barber; laghenoot: gelaggenoot, kroegmaat
voetnoot310
vaster: krachtiger; wel in zijn vleysch en op zijn leen: gezond en wel ter been
voetnoot311
korselkoppigen: stijfhoofdige; deen: Deen, pummel
voetnoot312
de afwesende: degenen die heengegaan, gestorven zijn
voetnoot313
Thomas-oom: beste Thomas; 'tgaatje wel jy groote maat: goed zo, m'n beste vriend
voetnoot314
e leghen: ziek gelegen
voetnoot315
de gave Gods: de pest; seljer wel ingaan durven: durf je er wel naar binnen te gaan, nl. in het huis van een aan de pest gestorvene
voetnoot316
dat komt schoon: dat is ook wat moois
voetnoot317
Graefmaker: grafdelver; kuyl van twintich doon: (collectief) graf voor twintig doden
voetnoot318
in't rolletje: op de lijst; 318-319 is een zegswijze
voetnoot320
staemen: staat men; kruyen en drooghen: kruiden en drogisterijwaren
voetnoot321
een bort veur't gat: een plank voor zijn mond (waardoor de ziel het lichaam moet verlaten)
voetnoot322
ofmen op Tesselt was: al was men op Texel (van Texel voeren de schepen uit, men had daar al bijna niets meer te vrezen, bijv. voor de justitie)
voetnoot323
al waert: ook al was het zo; stiene: stenen
voetnoot324
vaste zegswijzen; ook 325 en 326
voetnoot325
kendt: kunt
voetnoot326
Nabuur: buurman; inde kooren mudden: verwijst naar een huis voorzien van een uithangbord of gevelsteen met zakken van een mud (ca. 100 liter) koren
voetnoot327
Malegijs: malle Gijs?; sterft: epidemie; ick selder mijn gat uyt schudden: ik zal me eruit draaien
voetnoot328
by provisy: uit voorzorg; droogen: kruiden; Doctor Schol: buurtgenoot van Bredero; leyd'se: legde ze
voetnoot329
lach - in Jaffa: was dood; knecht: kerel
voetnoot330
Vrienden: verwanten; schier uyte kreten: bijna uit hun hoofd gehuild
voetnoot331
sturvender: stierven er
voetnoot332
alle dinghen is nu wel: alles is nu in orde
voetnoot333
ghevoeghelijckst': het beste
voetnoot335
giest: geest, ziel
voetnoot336
so quam het by: zo kwam het, zo gebeurde het; verscheyden: vertrekken
voetnoot337
raan: raden; hoe dattet Gijs: hoe Gijs het; anleyden: aanlegde
voetnoot338
achter-deur: aarsgat
voetnoot339
hy: zijn ziel; in viesiebel: onzichtbaar
voetnoot340
hem selver: zich
voetnoot341
delver: grondwerker
voetnoot342
en bloedt: een bloed, een sukkel
voetnoot343
kaack-haringen: zoute haringen, hier fig. voor fijne luiden
voetnoot344
willighe: vrijwillige
voetnoot345
noch: daarentegen; jy selter gheen langt om kóópen: jij zult er geen land voor kopen, jij maakt het op (zegswijze)
voetnoot346
veurje breur: voor je broer
voetnoot347
hóógher niet Harlinger-man: zo is het wel mooi (zegswijze); Aeuwen: bijnaam van Floris (zie vs. 285); jy gater al wat me deur: jij maakt het te bont
voetnoot349
byget: bastaardvloek (bij God); dat: als; eref beuren: een flinke erfenis krijgen
voetnoot350
was voorsichtich: had een vooruitziende blik; stee-kijndt: lett. ‘kind van de stad’ en daarmee erfgenaam van alle Amsterdammers, hier in feite een kind dat in een wees- of armenhuis was opgenomen. Volgens Stutterheim suggereert Andries dat Jans vader met de noorderzon vertrokken is en zijn kinderen zonder middelen heeft achtergelaten. Vandaar de reacties van Thomas, Floris en Jan (vs. 351-365)
voetnoot351
dat gheef... e raackt: dat doe je hem in geen drie keer na, dat is de spijker op de kop geraakt
voetnoot352
druyl-ooren: sip staan kijken
voetnoot354
pampieren Harnas: harnas van papier, schertsende benaming voor een ‘brief van cessie’ die voorlopig beschermde tegen schuldeisers; quinckernel: vijfjarig uitstel van betaling, surseance; haddet slecht: stond er slecht voor
voetnoot355
Koopman van Aels huyden: (koop)man van niets. Mogelijk zijn de vss. 355-62 tot Floris gericht, die in vs. 353 doorassocieerde op het impliciet genoemde bankroet van Jans vader (vgl. Stutterheim)
voetnoot356
heb jy niet een banckjen 'e leyt: ben jij niet bankroet gegaan
voetnoot357
deurgingt: ervandoor ging; goeluy: mensen
voetnoot358
hietet: heet het, verluidt het; om de schrift: wegens de Heilige Schrift, d.w.z. om geloofsredenen
voetnoot359
om de schrift: wegens wat geschreven staat; int boeck: in het kasboek; ande want: (met krijt) op de wand (van herbergen e.d.)
voetnoot360
Karolus Quintus: keizer Karel v; daer teghen gheschreven: een keur daartegen uitgevaardigd (op 7 oktober 1531)
voetnoot361
behooren te leven: behoort om te springen
voetnoot362
Brieven: stukken, plakkaten; merckelijcken: duidelijke (vgl. vs. 365)
voetnoot363
giet-logen: aartsleugenaar; nieuwe Bruck: de Nieuwe Brug, over het Damrak bij het IJ
voetnoot364
de hooghe noort ande Voollewijck: de noordoever van het IJ tegenover de stad, waar de galgen (staken en stanghen) stonden
voetnoot365
de Brieven met haer Zegelen: de gezegelde plakkaten, hier: de opgehangen bankroetiers; bescheyelijck: duidelijk
voetnoot366
hoe voerje daer weer geest: hoe bekomt dat je op jouw beurt, kerel (mogelijk is de persoonsaanduiding Floris een fout, en is het Thomas die spreekt (tot Andries), zie het betoog van Stutterheim, p. 51-59; dat was 'e gaert: dat was raak
voetnoot367
wat mienje: wat denk je wel
voetnoot368
wat rijdt mijn dat volck?: wat ergert dat soort mensen me!; dat ick schoon... hat: zelfs al had ik maar één familielid
voetnoot369
speelden hy Banckerot sonder noot: liet hij het met opzet op een bankroet aankomen; dat'k: als ik
voetnoot372
dat: als
voetnoot373
avontuer: lotgevallen
voetnoot374
ontschreven: door valsheid in geschrifte afhandig gemaakt; ontdraghen: weggenomen
voetnoot375
rechtvaerdich: met recht
voetnoot376
sinje: ben je
voetnoot378
ieuwers alleen: ergens in afzondering; haer bepaalt besteck: het hun toegewezen gebied
voetnoot379
slick: slijk, modder
voetnoot381
goelickjes: ongeveer; lestent: laatst; 'tis op een streeck: het ligt op één lijn, het scheelt niets
voetnoot382
labbekacken: kletswijven
voetnoot383
of: van
voetnoot384
Laarysters: babbelkousen; dromel: groepje
voetnoot385
Linckermangt: hengselmand, boodschappenmand
voetnoot386
ghesoon karstengen: gekookte kastanjes; aerdaeckers: knolwortels van de aardaker, een als onkruid voorkomende plant; snoeyen: snoepen; teesen: plukken eraan met hun tanden
voetnoot387
gors: afgeleid van gorren = brommen, zoemen, bijnaam in verband met het geluid dat ze voortbrengt (preutelen, vs. 388); getyen te leesen: gebeden te zeggen
voetnoot388
staet en preutelt soo rat: staat zo snel te prevelen; 'teyndelvaers: het slotvers
voetnoot389
aers noch aers: precies zo; as'en tellenaers zijn aers gat: als het achterwerk van een telganger (een paard dat in draf beurtelings zijn beide linker- en zijn beide rechterbenen verzet)
voetnoot390
van de dooden wat te praat: over de doden wat gepraat
voetnoot391
klootjes volc: volk uit de achterbuurten; dat goet: dat volkje; weet van alle katte quaat: weet van iedereen iets kwaads te vertellen
voetnoot392
daer hebjet;: daar hoor je:; loopert: rokkenjager; guyt: boef
voetnoot393
daer isset: daar is het; deynckt enreys: denk je dat eens in
voetnoot394
het... 'e weest: is nog geen maand dood
voetnoot395
wangt: want; stronx: bijnaam, afgeleid van stront; hetter speel-noot 'e weest: is haar bruidsmeisje geweest
voetnoot396
Heer: uitroep; verweent: weelderig; onse Klaasjen boelen: Klaasje Boelen, je weet wel (Klaasje is hier een vrouwennaam, boel betekent bijzit); 'e kliet: gekleed
voetnoot397
ondeucht, ondieft: buitenissig, bijzonder; sy moetet al mee hebben: zij moet wel alles bij zich dragen
voetnoot398
sulvre sleutelreex: zilveren sleutelring; blancket blauwe: lichtblauwe
voetnoot399
dat sey: Niesje haakt (vanaf sy moetet?) op Nelletjes woorden in; muruwe: halfgare; stroncktich: met een vies gezicht; scheechtsche: smalende, schampere
voetnoot400
bepissen: nl. van het lachen; dat: als
voetnoot401
kribbetje: kribbig type (nl. Klaasje boelen, vs. 396); 'er jou van wacht: voor haar oppast
voetnoot402
kaackster: kletskous; snapster: babbelaarster; swijgt niet en beet: verzwijgt helemaal niets
voetnoot403
deynck ick: denk ik (= Floris); slacht: lijkt op; al dat ghy niet en weet: alles wat je niet weet (dus helemaal niets)
voetnoot404
Wabbetje: vrouwennaam; klonters: smeerpoets; of: van
voetnoot405
luyfe: afdak; pothuys: lage uitbouw van een souterrain, tegen de muur van een huis; houter net register of: neemt alles nauwkeurig op
voetnoot406
altemets: soms; deerlijck: meelijwekkend
voetnoot407
te groef: ter begrafenis
voetnoot408
korten: korte rouwmantels (van mannen); huycken: (rouw)mantels voor vrouwen; falyen: zwarte doeken, door vrouwen over hoofd en schouders gedragen, of: een soort capes
voetnoot409
door de Tralyen: door de betraliede vensters van de deftige huizen (bij begrafenissen werd brood aan de armen uitgedeeld)
voetnoot410
is of'e wech: van weg is, van zoek is
voetnoot411
mach: moet; kackebeyen: leuterkonten
voetnoot413
verslaen: vertellen
voetnoot414
wat so: kom op
voetnoot415
heur Legenden: hun doen en zeggen
voetnoot416
teem: verhaal
voetnoot417
veem: troep
voetnoot418
Koddenaers: grappenmakers; ouwe Klouwers: oude kerels, ouwe vrijers
voetnoot420
die sijp-oogen: de lui met tranende ogen
voetnoot422
'tschool: op school; tot Heer Floris: bij meester Floris
voetnoot423
Lycenciaat van Amersvoort: een leraar met een bevoegdheid uit Amersfoort (de stad van de dwazen), dus een gek van een onderwijzer; malle kay: idioot
voetnoot424
mienden goet schick: dacht vast
voetnoot425
hem docht: het kwam hem voor
voetnoot426
diets: wijs; praaten hem toe: deed hem geloven
voetnoot427
jongden als een Koe: jongen wierp zo groot als een koe
voetnoot428
sticken: sterke staaltjes
voetnoot429
daer: terwijl; 'tstrang: het strand
voetnoot430
schuddebolde: schudden (van het lachen); kluyvers = klouwers: kerels; rabbauwery: schelmenstreken
voetnoot431
nauwer: dichter
voetnoot432
selde-waar: (bijnaam) die zelden iets waars zegt; om een voetjen e nóót: uitgenodigd om te komen dansen (op een bruiloft)
voetnoot433
van de outste Harpslager: door de eerste harpspeler; Jan vlas: deze naam ook in Moortje, vs. 2074
voetnoot434
sloot: opsloot
voetnoot435
wat het hy te doen: wat doet hij; gaatje daar: gaat me daar; after: achter het huis
voetnoot437
koften: kochten; beerstekers: ledigers van beerputten
voetnoot438
op de stoep: de stoep open; dysen: zinken
voetnoot439
kauw, ghyse: kauw-jij-ze, schertsende benaming voor stront
voetnoot440
lidtsers: schavuiten, klieren
voetnoot441
mit dat: meteen toen; men nóóm: (lett. mijn oom) de man over wie ik het heb (nl. Jan selde-waar); komt tasten: tastend (in het donker) eraan komt; bedoven: bedolven, kopjeonder; inde grongt: in het gat in de grond (en dus in de drek)
voetnoot442
bruysden: proestte; versmachten: stikte
voetnoot443
kruyst enne zeghent: een kruisteken geslagen; hoe: om hoe
voetnoot444
me veur: mee voor
voetnoot445
met so: meteen; ongheschickt: onbeschoft; lelijck: keihard
voetnoot446
met dat: meteen toen; over hoop: overhaast, of: in een drom
voetnoot447
sy villen: vielen zij; mostert: eufemisme voor stront
voetnoot448
besuyckerkoekt: helemaal besmeurd, zoals een suikerkoek met suiker bedekt is; aars noch aars: precies zo
voetnoot449
potterijtjes: geintjes; metense... toe: dissen ze elkaar ruimschoots op
voetnoot450
altemets: wel eens; mochten... blyven: als bepaalde mensen zich hier wat verdekt zouden opstellen
voetnoot451
Almenacken: almanakken bevatten toen een afdeling met verhaaltjes en anekdotes; nieuwe tijngjes: nieuwsblaadjes
voetnoot452
me geck: mee spot
voetnoot+
Joosjen en Kontant: in vs. 285-301 heten twee jongens Aart en Krelis, vaak wordt aangenomen dat dit dezelfde zijn, er staat hier immers de twee jongens. Noodzakelijk is dit echter niet. In de lijst van personages staan alleen Joosje en Kontant
voetnoot454
wie wil enz.: Over de interpretatie van wat er precies plaatsvindt in de hier volgende ‘knikkerscène’ zijn door eerdere editeurs van de Spaanschen Brabander en anderen bladzijden vol geschreven. Zie de aantekeningen in de uitgaven van Prudon p. 187-189, Stutterheimp. 338-341, Damsteegt 1980, p. 181-185, en verder Bostoen 1994. Door het ontbreken van toneelaanwijzingen en onzekerheden wat betreft toenmalige knikkerspelen houdt elke verklaring een hypothetisch karakter; om: voor
voetnoot455
schiet op om een paar: schiet knikkers in de pot om even of oneven; hebjet hert: als je durft; ick stuytje: ik hou je tegen, je komt er niet door (verklaring Damsteegt). Stutterheim en anderen menen dat Kontant een ander spel als keuze voorstelt; stuiken (hier stuyten) betreft echter ook het schieten om even of oneven
voetnoot456
ick binder me te vreen: akkoord, ik vind het goed; de vier: vier knikkers (zelf legt Joosje er dan vier bij)
voetnoot457
langtme je hoedt: geef me je hoed (de hoed dient als potje waar de knikkers in geworpen moeten worden); as en man: vlug, zonder aarzelen
voetnoot458
raje: raad je
voetnoot459
een uyt: één erbuiten: één knikker van Joosje is buiten de hoed terechtgekomen, hij is dus zijn inzet van vier knikkers kwijt
voetnoot460
wel an... hiele acht: vooruit dan, ik vind het goed te spelen ‘om de hele acht’: de inzet wordt nu acht knikkers elk, zodat Joosje de kans krijgt zijn verlies in winst om te zetten
voetnoot461
houwt daar: pak aan; stuyt recht uyt: gooi recht naar voren; hebje de macht: als je kunt
voetnoot462
siet daar isser uyt: Kontant heeft gegooid en Joosje geeft voor te tellen hoeveel knikkers buiten de hoed liggen; laat sien: laat eens kijken, een afleidingstrucje om het resultaat in zijn voordeel aan te passen?; vier: kennelijk ging het nu om oneven
voetnoot463
neskebol: dwaas, uilskuiken
voetnoot464
onreynigert: vuilak, valsspeler
voetnoot465
mannetje mugg: scheldnaam voor een nietig ventje; ick speelje: Kontant stelt een ander spelletje voor en geeft Joosje de eerste beurt; by vyven op te setten: in een op de grond getekend vak worden tien knikkers opgezet (ieder zet er vijf in); deze moeten eruit worden geschoten (Stutterheim)
voetnoot466
ierst: de eerste beurt; een schoot: een stuiter, een grote knikker om mee te schieten
voetnoot467
wat brabbelt mijn die ficksert: wat zeurt me die treiterkop; datser een op sen poot: dat is er een op z'n kop geraakt
voetnoot468
bloedt: bastaardvloek (bij Christus' bloed); datsen vlacken barck-man: dat is een goed schot, of: dat is een knikker met een vlakke kant er toch uit geschoten
voetnoot469
dat souw de nicker verdrieten: dat zou (zelfs) de duivel verdriet doen
voetnoot470
al de aren: alle andere
voetnoot471
datse veldt en e schoten: dat is opgezet en weggeschoten, het hele spel in één keer uitgemaakt; lansjen: ventje; ick selje dat wel of klaren: ik zal er voor jou een eind aan maken, misschien: ik zal het (dat eerdere bedrog) je wel betaald zetten
voetnoot472
dat is een span, ick set hem: Joosje gaat nu over op een andere variant van het spel: hij zet zijn stuiter op een span (ca. 20 cm) van het vak en Kontant kan nu proberen die weg te schieten; ick hou meeta: ik schiet vanaf de meet, de beginstreep
voetnoot473
yget: bastaardvloek, bij God; op jou santert: op je donder, hier de stuiter van Joosje; jy hebter niet een beet na: dan ben je alles kwijt
voetnoot474
hy is geraact enz.: Als deze woorden meteen op die in vs. 473 volgen, verwacht men de omgekeerde reactie van Joosje en Kontant. Damsteegt denkt aan een zetfout in de persoonaanduidingen en laat vs. 473 door Joosje zeggen. Ik kies voor de oplossing van Prudon, die stil spel tussen 473 en 474 veronderstelt. Kontant mist dan bij zijn beurt als eerste (wat op het toneel ook wel zo makkelijk is), Joosje schiet vervolgens, beweert dat het raak is en grabbelt alle knikkers bij elkaar; al: wel
voetnoot475
weer: terug; snappertje: gauwdief; soo siet: (hij gaat hem te lijf)
voetnoot476
dróóge vuysten: blote vuisten; gans lyden: bastaardvloek, uit: Gods lijden; byten: slaan
voetnoot477
elementsche: donderse; lieren smyten: leren gooien
voetnoot478
houwt dat en dat: pak aan (hij slaat ze meerdere keren)
voetnoot479
bae neus: druipneus; hinckepinck: mankepoot; Aeuwe: bijnaam van Floris (ook in vs. 285)
voetnoot480
keertme die bengels: houd (me) die bengels tegen; de fielen: die schooiers
voetnoot481
ouwe zielen: het is onduidelijk waarmee de jongens willen gooien; zowel de verklaring met ‘zelen, touwen’ of wellicht ‘ijzeren hengsels’ (Stoett/ Damsteegt), met ‘binnenste van een bos hout’ (Prudon), als die met ‘hardgeworden klokhuizen’ (Stutterheim) zijn niet erg bevredigend
voetnoot482
wraggel-gat: waggelaar, kreupele; sack: lijf
voetnoot483
strack: zo-even
voetnoot484
na jou wat vraghen: wat om jou geven

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken