Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Illustraties | |
[pagina 131]
| |
Afb. 1 Hessel Gerritsz., Postuum portret van G.A. Bredero. Ets, afgedrukt in de Lijck-dichten (1619) en het Groot Lied-boeck (1622).
| |
[pagina 132]
| |
Afb. 2 Onbekende graveur. Verkleinde kopie van de ets door Hessel Gerritsz. (afb. 1). Gravure, afgedrukt in de Nederduytsche Rijmen (1620) en het Geestigh Liedt-Boecxken (1621).
Afb. 3 Afb. 1 zoals afgedrukt in het Groot Lied-boeck.
| |
[pagina 133]
| |
Afb. 4 J. van de Velde naar W. Buytewech, Titelblad van Alle de spelen, Rotterdam 1622.
| |
[pagina 134]
| |
Afb. 5 W. Buytewech, De oude man en het meisje. Ontwerptekening voor de gravure door M. le Blon voor BL, lied VII (afb. 13). Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten (verz. De Grez).
| |
[pagina 135]
| |
Afb. 6 D. Vinckboons, De minnaar die zijn meisje naloopt in het bos. Ontwerptekening voor de ets door J. van de Velde voor Bl, lied XXX en GBM, Lied CL (afb. 16). New York, The Robert Lehman Collection.
| |
[pagina 136]
| |
Afb. 7 M. le Blon, Boerengezelschap in taveerne. Gravure voor het Geestigh Lied-Boecxken, 1621.
Afb. 8 M. le Blon, De bron der minne. Gravure voor de Kleyne Bron der Minne, 1621.
| |
[pagina 137]
| |
Afb. 9 P. Serwouters, Titelplaat van het Groot Lied-boeck Gravure.
| |
[pagina 138]
| |
Afb. 10 P. Serwouters naar M. le Blon, Boerengezelschap in taveerne. Gravure voor het Boertigh Liedt-boeck.
| |
[pagina 139]
| |
Afb. 11 P. Serwouters naar M. le Blon, De bron der minne. Gravure voor De Groote Bron der Minnen.
| |
[pagina 140]
| |
Afb. 12 P. Serwouters, De kunstenaar die zich afwendt van wereldse zaken. Gravure voor het Aendachtigh Liedt-Boeck.
| |
[pagina 141]
| |
Afb. 13 M. le Blon naar W. Buytewech, De oude man en het meisje. Gravure voor BL, lied VII (vergelijk afb. 5).
| |
[pagina 142]
| |
Afb. 14 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De oude vrouw en de jongeman. Ets voor BL, lied VIII.
| |
[pagina 143]
| |
Afb. 15 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De minnaar die zijn meisje 's avonds op straat naloopt. Ets voor BL, lied XXVI.
| |
[pagina 144]
| |
Afb. 16a J. van de Velde naar D. Vinckboons, De minnaar die zijn meisje naloopt in het bos. Ets voor BL, lied XXX en GBM, lied cl (vergelijk afb. 6).
| |
[pagina 145]
| |
Afb. 16b Voorbeeld van de opmaak van een bladzijde met illustratie van het Groot Lied-boeck: Bl. blz. 42.
| |
[pagina 146]
| |
Afb. 17 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De betoverde minnaar. Ets voor BL, lied XXXIX.
| |
[pagina 147]
| |
Afb. 18 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De minnaar voor de gesloten deur. Ets voor BL, lied XLIX.
| |
[pagina 148]
| |
Afb. 19 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De afgewezen minnaar in de lusthof van de mei. Ets voor BL, lied LVI.
| |
[pagina 149]
| |
Afb. 20 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De minnaar in het hart geraakt door Amors pijl. Ets voor BL, lied LXIV.
| |
[pagina 150]
| |
Afb. 21 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De jaloerse minnaar. Ets voor GBM, lied LXXXVIII.
| |
[pagina 151]
| |
Afb. 22 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De bedroefde minnaar. Ets voor GBM, lied XCVII.
| |
[pagina 152]
| |
Afb. 23 J. van de Velde naar D. Vinckboons, Het paar onder de boom. Ets voor GBM, lied CIX.
| |
[pagina 153]
| |
Afb. 24 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De begroeting van de schoonheid. Ets voor GBM, lied CXXVI.
| |
[pagina 154]
| |
Afb. 25 J. van de Velde naar D. Vinckboons, Het vaarwel aan de kade. Ets voor GBM, lied CXXXVII.
| |
[pagina 155]
| |
Afb. 26 Onbekende houtsnijder, Amor op de zwaan. Houtsnede, afgedrukt bij AL, lied CLXVII en CXC.
| |
[pagina 156]
| |
Afb. 27 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De christelijke ridder. Ets voor AL, lie CLXXIV.
| |
[pagina 157]
| |
Afb. 28 P. Serwouters naar D. Vinckboons, De christelijke ridder. Gravure, 1614. Amsterdam, Rijksprentenkabinet.
| |
[pagina 158]
| |
Afb. 29 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De ingebeelde jonker. Ets voor AL, lied CLXXXII.
| |
[pagina 159]
| |
Afb. 30 J. van de Velde naar D. Vinckboons, De huwelijksweegschaal. Ets voor AL, lied CXCIII.
|
|