Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 626]
| |
CXCIX Een sieckens Klaegh-LaydtGa naar voetnoot-
Stem: O waerde soete Lieveken! &c.
Ghy Maeghden en Jongelingen,
In stede van yet quaets,Ga naar voetnoot2
So hoord mijn droevigh singen,
En geeft de reden plaets,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
U spiegeld, o mijn Maets!Ga naar voetnoot5
Met wien ick plach te swerven
In grondeloos verderven,
Als woeste onverlaets.Ga naar voetnoot8
Die volght, en dient zijn lusten,
10[regelnummer]
Die werd met my geplaeght,Ga naar voetnoot10
En sonder tijdelijck rustenGa naar voetnoot11
Van zijn schuld-worm geknaeght,
Och! dat my heeft behaeght,
Des werelds ydelheden
15[regelnummer]
Die Gods ghebodt, en redenGa naar voetnoot15
Wt ellick band en jaeght.Ga naar voetnoot16
Ick plach wel eer te wesen
Bly-geestigh en verheught,
En heb alsins gepresenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
De schijn-vluchtige vreught,Ga naar voetnoot20
Dies ick oock al mijn Jeught,Ga naar voetnoot21
Door 't al te licht bekoren,
In dwaesheyd heb verloren
So ghy aenschouwen meught.
| |
[pagina 627]
| |
25[regelnummer]
In 't luchtigh singen en springen
Heb ick my vaeck verblijd,
In niet-waerdige dingen
Heb ick mijn seer verblijd.
Mijn kostelijcke tijd
30[regelnummer]
Heb ick tot quaed begheven,Ga naar voetnoot30
Dies 't beste van mijn levenGa naar voetnoot31
De wraeck der straffe lijd.
Wijn, lust, en wil van Vrouwen,Ga naar voetnoot33
Het werelds suycker-soet,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Die 't innerlijck aenschouwen,Ga naar voetnoot35
Is 't gal en bitter roet:
Verdwaest is zijn gemoedt,
Die om so snoode dinghen
Versuymt, en laet ontspringhenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Het alderwaerdste goedt.
Wat mijn lief plach te schynen,Ga naar voetnoot41
Is mijn nu doodlijck leyd.Ga naar voetnoot42
Mijn quelling eet met pynen
Mijn rif, en ingeweydt;Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Mijn ziel haer nu bereydGa naar voetnoot45
Om d'aertsche vrolijckheyden
Te schiften en te scheydenGa naar voetnoot47
Wt al mijn sinlijckheyd.
O Mensch! wild aen mijn leerenGa naar voetnoot49Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Hoe dat die boosheyd snoot
Gods goedheyd Kan verkeeren
In rechte gramschap groot,Ga naar voetnoot52
| |
[pagina 628]
| |
Mijn jammerlijcke noot
Doet my, bedroefde Mensche,
55[regelnummer]
Soo menigh-male wensche
Na die verlanghde dood.
Ick verwacht, met verlanghen,
De dood, die ellick vreest
Met schricken, te ontfanghen.
60[regelnummer]
Maer mijn benauwde geest;Ga naar voetnoot60
Die voormaels heeft geweestGa naar voetnoot61
Verheught in sotternijen,
Verhoopt sich te verblyen
Na dit mijn leven meest.
65[regelnummer]
Ghy die met schreyen, klaghen
Beweenen mijn verdriet:
En die, met een behaghen
U wellust daer aensiet:Ga naar voetnoot68
Of singers van dit Lied,
70[regelnummer]
Leerd, door mijn droeve klachten,
U doch voor dolen wachten,Ga naar voetnoot71
Eer u dit oock gheschied.
O Jonckheyd! wild aenmercken,Ga naar voetnoot73
Met Gods vrees en aendacht,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
U seer onsuyvre wercken,Ga naar voetnoot75
Door lust des vleeschs volbrachtGa naar voetnoot76
U loopen dagh en nacht.Ga naar voetnoot77
Vermaend en sticht malkanderen,
Wie sich spiegeld aen anderen
80[regelnummer]
Die spiegeld hem wel sacht.Ga naar voetnoot80
|
|