Groot lied-boeck

[p. 497]

tekstkritische noten

CLIV Nieuw - Liedeken

Ghy weet mijn lief wie u bemint
Met waer en reyne minne,²
Ick ben lichtvaerdich noch verblint,
Wispeltuurich van sinnen,⁴
Mijn liefde groot // sal totter doot,
So ghy my wilt, ghenadich sijn,⁶
Gestadich sijn,⁷
In vreuchden en in noot.

Geen winter kout, geen Somer hiet,
Geen reghen, wint noch donder,
En konnen my beletten niet¹¹
Mijn liefd (en ist niet wonder?)
Mijn liefd' staet vast // in lust of last,¹³
Door kracht van mijn genegenheydt,¹⁴
Geen tegenheydt¹⁵
Heeft oyt mijn Liefd' verrast.¹⁶

De langhe wech mijn gewoone gangh¹⁷
Verdriet my niet met allen,¹⁸

CLIV
In 1622 blz. 96 (foutief genummerd 76) en 97. In vs. 1 het eerste woord in romein kapitaal met grotere initiaal G.
Ook in Geestigh Liedt-Boecxken, 1621.
Bij het binnenrijm in het vijfde vers van elke strofe staat in 1622 steeds een enkele schuine streep.

2 waer en reyne: echte en reine; in zulke combinaties blijft het eerste bijv. nw. vaak onverbogen.

4 Wispeltuurich: noch wispelturig.

6 wilt, ghenadich sijn: men denke de komma weg.

7 Gestadich sijn: standvastig zijn; dit sluit aan bij sal (vs. 5).

11 beletten: tegenhouden; na dit vs. denke men een komma.

13 staet vast: is standvastig.

14 genegenheydt: neiging, voorkeur.

15 tegenheydt: tegenslag, tegenstand.

16 verrast: overvallen, overwonnen.

17 De langhe wech: de moeilijke weg; hierna denke men een komma; gangh: tocht; bijstelling bij wech.

18 niet met allen: helemaal niet.

[p. 498]

 

Geen naer gekrijt en maeckt my bangh,¹⁹

20

Noch wat my mach voorvallen,²⁰

 

In 'tghevecht op straet // van boeven quaet,

 

Mijn liefd' leert my sorchvuldich sijn²²

 

Gheduldich sijn,

 

Met voorsicht en beraet.²⁴

 

 

25

Geen smert, geen druck en geen hartsweer,²⁵

 

Geen nijdt of spijt, geen quellen,²⁶

 

En konnen mijn dit lief begeer²⁷

 

Niet uyt mijn hert ghestellen,²⁸

 

Want dus ondieft // ben ick verlieft,²⁹

30

Maer of dit langh sal blyuen staen³⁰

 

Of dryven gaen,³¹

 

Ick doe wat v belieft.

 

 

 

Wat dat u lust, dat lust oock mijn,

 

Vereent so sijn ons willen:

35

Ghy wilt dat ick gerust sal sijn³⁵

 

En dese moeyten stillen,³⁶

 

En dat met reen // ick ben te vreen,³⁷

 

So lief als mijn 'tverwerven is³⁸

 

Oock 'tderven is,³⁹

40

Ghy benter niet alleen.⁴⁰

19 naer gekrijt: akelig gekrijs; en: negatie.

20 voorvallen: overkomen; de komma na dit vs. denke men weg.

22 sorchvuldich: behoedzaam, voorzichtig.

24 voorsicht: vooruitzien; beraet: overleg.

25 hartsweer: hartzeer, hartepijn.

26 nijdt of spijt: bittere afgunst.

27 mijn: mij; dit lief begeer: dit liefdesverlangen.

28 ghestellen: stellen, doen gaan.

29 dus ondieft: zo hevig.

30 blyuen staen: stand houden.

31 dryven gaen: voorbij gaan, verdwijnen.

35 gerust: rustig, kalm.

36 En dese moeyten enz.: en deze inspanningen zal laten varen.

37 met reen: terecht.

38 So lief: even lief.

39 'tderven: het verliezen, het missen.

40 Ghy benter enz.: jij bent niet de enige.

[p. 499]

 

Ick set mijn hart op een goe stee,⁴¹

 

Ick macher niet van praten:⁴²

 

Alsoo ghy wilt so wil ick mee⁴³

 

Al wouw jy my verlaten,

45

Of'k u ontbeer // daer sijnder meer⁴⁵

 

Ay hout u dan so trotsjes niet,⁴⁶

 

So schotsjes niet,⁴⁷

 

Adieu ick kom niet weer.

41 op een goet stee: op een goede plaats: dus: ik richt mijn liefde op iemand die het waard is.

42 Ick macher enz.: ik wil er niet verder over praten.

43 Alsoo: zoals; mee: ook.

45 Of'k u ontbeer: indien ik jou moet missen.

46 hout u: gedraag je; dus: neem niet zo'n trotse houding aan.

47 schotsjes: stuurs, uit de hoogte.