Stem: Nu spreyt u kapjen nedere, Het is so moyen wedere, &c.
Mocht ick verwerven't geen ick wou,
Of soo't na wensch geviel,
Ick kreegh een schoone wyse Vrouw:
Maer hoewel dat ick niet en trouw,
5[regelnummer]
't Schort my niet aen de wil.
De anxt die in't verkiesen leyt
Beswaert myn hart soo seer,
Dat myn arme gheneghentheydt
Seer selden siet gheleghentheydt,
10[regelnummer]
Soo ick die wel begheer.
Sie ick een aanschijn lief en soet,
Slecht, nedrich, ongheacht,
Doch vroom, en eerbaar van ghemoedt,
Maar sonder eenich haaf of goedt,
15[regelnummer]
De liefd' en heeft gheen kracht.
Soo ick dan nae een rijcker sie
Van schat, van pracht, en staet:
't Is noodich dat ick dan van die
Soo seer als van de arme vlie,
20[regelnummer]
Wil ick niet zijn versmaet.
Verkies ick dan een schoone Maeghd,
Bevallich, hups en snel,
Die my in alles wel behaacht:
Soo ist oock al om niet gevraecht,
25[regelnummer]
Gheval ick haer niet wel.
[pagina 430]
[p. 430]
Soo ick (als veel) om t loose ghelt
Een leelijck wijf ansla,
Soo sie ick staegh't gheen dat my quelt:
De liefde door af-keer versmelt,
30[regelnummer]
Gheen treek heb ick daer na.
Vaart wel die ouwe weeuwen vrijt,
Ick bender voor vervaert:
En die syn soetste jonghe tijdt
Met sulcken ouwe queen verslijt,
35[regelnummer]
Die is gheen eere waert.
Vry ick een jeuchdich wacker dier,
Die ben ick schier te ouwt,
Want die waant in haer sinnen schier,
Dat in my al het minnen-vier
40[regelnummer]
Is uyt gedooft en kouwt.
De quaade die begeer ick niet,
Het by-zijn is onzoet,
Van die met een wellust aensiet
Haer goede vrome mans verdriet,
45[regelnummer]
Voor die ben ick te goet:
Maer hoort deuchd-rijcke Vrou, beleeft,
Voorsichtich, goet en wijs,
Mijn hart u alles overgheeft,
Door dien het u ghenomen heeft
50[regelnummer]
Voor syn aertsch Paradijs.
Die myn hier voor neus-wijs beschempt,
Of lastert trots met lust,
Die doet noch goed, al luyd het vreemd,
Want t'wijl dat hy myn eer beneemt,
55[regelnummer]
Soo heeft een ander rust.
[tekstkritische noot]CXXIX In 1622 blz. 62. In vs. 1 grotere initiaal M. Dit lied komt ook voor in het Boertigh Liedt-boeck, als nr. LXVI.
Voor de woordverklaringen zie blz. 249.