Het daget uyt den oosten
(1976)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Eerste uytkomste.
margriet met haer nacht-mantel gaet na de LindeGa naar voetnoot-.
Legdy hier verslagen versmoort al in u bloet,
1295[regelnummer]
Dat heeft ghedaen u roemen en u hooghe moet:Ga naar voetnoot1295
Och legdy hier verslagen die my plach te troosten,Ga naar voetnoot1296
Mijn lief, mijn soete lief, dat dee een van de snoodsten,
De snoodste van het Hof, O snoode moorders hert,
Dat ghy my arme Vrouw brenght in soo groote smert.
1300[regelnummer]
Nu is mijn hoope uyt, mijn troost die leydt verslagen,Ga naar voetnoot1300
Die laet my lyder na, veel droef beweende daghen.Ga naar voetnoot1301
O Roemer hier licht ghy, en ick, die droevich sucht,
Sie uwe wonden aen, met sinnen heel beducht:Ga naar voetnoot1303
Die waent dat hem 't geluck staegh luckigh sal geleyen,Ga naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Wort door een ongheval, schielijck daer van ghescheyen;Ga naar voetnoot1305
Noyt wast gheluck soo groot of baerden ongheluck,Ga naar voetnoot1306
't Geen ick, bedroefde Maeght, nu selfs vind' in dit stuck:Ga naar voetnoot1307
| |
[pagina 176]
| |
Ick waende my 't geluck op 't alderhooghst liep mede,
Om dat ick werdt bemindt en vyerich aen gebeden,
1310[regelnummer]
Van die, die 't herte heeft volkomen in sijn macht,Ga naar voetnoot1310
Maer 't schijnt mijn volle vreucht, wordt nu van druck verkracht.Ga naar voetnoot1311
Vermits mijn tweede ziel soo deerlijck leyt verslagen
In 't soetste van sijn tijd, in 't groenste van zijn dagen,Ga naar voetnoot1313
Ach! gae ick weder t'huys, en sie of yemandt daer
1315[regelnummer]
Is, die my dese doodt mach setten in de baer,
Op dat hy in een tomb geleyt mach worden prachtich.Ga naar voetnoot1316
Ha lief als ick u beeld, noch eens maer wordt gedachtich,
Soo dunckt my dat ick noch u wesen voor my sie,Ga naar voetnoot1318
En u uyt grond mijns harts mijn jonste noch aenbie:Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Hoe vrund'lijck hebb' ick vaeck mijn hert-Heer hooren spreken,
Verselt met een gevley, en soete minne-treken;Ga naar voetnoot1321
Met boerten en gestreel swom 't hart in liefd', en lust,Ga naar voetnoot1322
Hoe dickmaels heeft zijn mondt, dees lippen wel gekust:
Ay wat ghenoot ick niet voor lusten, vreuchd, en weelde,Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Niet denckend' dat het gayl alsulcke droefheydt teelde.Ga naar voetnoot1325
Hier is mijn Vaders poort, ick klop stoutmoedich an,
Ach! isser niemandt in Graef ofte Edelman,Ga naar voetnoot1327
Die my mijn tweede ziel, en waertste helpt begraven?Ga naar voetnoot1328
Ay hoort my niemandt nu! wil niemandt my handt-haven?Ga naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Ghy Heeren hoort mijn bee, en siet waer ick om kom.
Ach! moet ick sonder hulp van u weer keeren om?Ga naar voetnoot1331
Ontfermt u om het lijck, of om mijn droeve lijden,
Een Edelman het is, die lacy! leyt verscheyden,
De dooden hulpe hoort, naer Christelijcke leer,Ga naar voetnoot1334
| |
[pagina 177]
| |
1335[regelnummer]
Ga naar margenoot+De doode hoort de aerd, naer oud' ghewoonten eer.Ga naar voetnoot1335
Het is zijn laeste gift, wilt 't rif dat niet ontseggen,Ga naar voetnoot1336
Ghy Heeren hoort mijn bee, wilt hem in d'aerde leggen,
Het sal u zijn gheloont hier na in 't Paradijs,
Kom siet mijn tranen aen, en doet doch na de wijs,
1340[regelnummer]
Van 't heylich Christendom, och wilt ghy dan niet hooren:
Soo wordt het Godt geklaeght, en zijn geswinde tooren.Ga naar voetnoot1341
| |
Tweede uytkomst.
vechthart in raserny alleen.
Wat hebb' ick nu bericht? nu is mijn eer geheelt,Ga naar voetnoot1342
Mijn gramschap oock gheblust, maer Roemer blijft gekeelt.
Ick hebb' mijn eed volbrocht, ick hebb' mijn plicht gequeeten,
1345[regelnummer]
Maer Roemer leyt eylaes van't nootlot ach verbeeten,Ga naar voetnoot1345
Om liefd', om Raserny, om u snoo Margariet,
Om u soo is hy doodt, om u ben ick tot niet:Ga naar voetnoot1347
Om u wordt Roemers huys vervult met droeve traenen,
Om u mijn Ridders stam moet in de droefheydt banen.Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
Om u ick doolen moet, gestadich in onrust,
Om u ick derven moet mijn vrunden en mijn lust,
Om u verlaet ick 't al, eer, tijtels, hooghe staten,Ga naar voetnoot1352
En al wat my hier na, mocht tot mijn grootsheyt baten.Ga naar voetnoot1353
Werwaerts sal ick nu heen, 't is vyandt waar ick gae,
1355[regelnummer]
't Is vyandt waer ick zit, 't is vyandt waer ick stae:
't Is vyandt over al, al gingh ick in het Noorden,
In 't woest bevroosen landt, of aen de zuyder boorden,
| |
[pagina 178]
| |
Waer dat de heete Son, de geele Moren schroockt,Ga naar voetnoot1358
Of waer 't bekleurde volck, de hooghe Reusen roockt,Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
't Gemoet beklaegt my staegh, 't gemoet doet niet dan vroeten.Ga naar voetnoot1360
't Gemoet my staegh de beul, of hencker doet ontmoeten,Ga naar voetnoot1361
't Gemoet lelt my aen d'oor dat ick een Moorder bin,Ga naar voetnoot1362
't Gemoet seyt dat ick maer een kint des doodts en sin.Ga naar voetnoot1363
't Gemoet my rasend' maeckt, 't gemoet doet my wanhopen,
1365[regelnummer]
So dat ick ben versuft niet wetende waer loopen.
Hy peynst wat.
Sus! wat is dat! ick hoor 't is 't ruyschen van 't geboomt,
Neen, neen, voorseker neen, my dunckt daer ymandt koomt,
Hoor! hoor! sy kommen aen gewis om my te vangen,
Kom aen maer alsje wilt, ik laet me so niet prangen.Ga naar voetnoot1369
trect den degen.
1370[regelnummer]
Ha guyts komt vry maer aen, datser een, en dat toe,Ga naar voetnoot1370
Seght wat benje voor volck? me dunckt 't is een koe,
Hoe een koe! 't is de Ballieu met zijn rackers;Ga naar voetnoot1372
Wat willense me doen, wy sijn ommers mackers.
Staa van me seg ick jouw, of dees klingh raeckter deur,Ga naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Datser een, twee, drie, vier, seght wiljer noch aen breur,Ga naar voetnoot1375
So stae vast als een Man, ho, ho, je most niet loopen:
Komje weer ick segtje, so sel ick je noch aers stroopen.Ga naar voetnoot1377
Ga naar margenoot+Nu wie rester noch van den hoop isser niemandt, niemandt niet,
Soo is mijn hert gherust van 't geen daer is gheschiet,
Rust wat op sijn gevest, worpt eyntlijck 't Rapier wech.
1380[regelnummer]
Light daer vervloeckte stael, ghy zijt die Roemer moorden;
Ghy zijt het die my tot 't bloedigh duwel bekoorden.
| |
[pagina 179]
| |
Rolt helm oock daer heen, ick hebb' u niet van doen,
Daer oock ghy ringhkraegh mee ick mach u niet meer voen,Ga naar voetnoot1383
Het harnas past my niet, 't Ridderschap is verlooren,
1385[regelnummer]
Geen wapens ick begeer, want sy my niet en hooren:Ga naar voetnoot1385
Ick wil my onder d'aerd' gaen bergen in een kluys,
En woonen daer een jaer, in dat eensame huys:
Wat segg' ick van een jaer, waerom niet al mijn leven?
Dat om de boose moort die 'k gruw'lijck hebb' bedreven.Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
Ay my ick ben soo moe, laet ick wat rusten hier,
Daer na soo gaen ick heen, verr' uyt de werrelt schier.Ga naar voetnoot1391
Hy valt neer, en begint te sluym'ren, daer na opspringende.
Och! och! ay berght mijn lijf! wat Monsters sijn doch ditte?
't Zijn spoocken, duyvels zijn't, soo wel swarten als witte.
Siet daer, daer, daer, O my! sy kommen na my toe,
1395[regelnummer]
Och! och! ick ben soo bangh, so bangh; 'k en weet niet hoe:
Sy hebben krauwels en d'ooghen als koolen glimmen,Ga naar voetnoot1396
Haer klauwen en nagels sijn twee snydende vlimmen.Ga naar voetnoot1397
Hy loopt dan hier, dan daer.
Och sy brengen Roemer voor den dagh bleeck en doodt,
Sijn lichaem siet soo leelijck, en soo grauw als loot,
1400[regelnummer]
't Bloedt uyt de wonden sijpt, O my! sy kommen nader,Ga naar voetnoot1400
Ey loopt Vechthardus loopt, eer dat jy 't noch krijght quader:
Waer sal ick heen? waer doch? want nergens ben ick vry,
Waer dat ick loop of niet, Roemers schim is my by:
De Furien my staagh met hare geesels nypen,Ga naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
En in mijn teere hert haer wreede stremen knypen.Ga naar voetnoot1405
O Godt, O goede Godt, wat lyden gaet my aen,Ga naar voetnoot1406
En mach als ick 't bedenck gaen tyen hier van daen.Ga naar voetnoot1407
Binnen.
| |
[pagina 180]
| |
Derde uytkomst.
Iuffer margriet soose weder komt van haers Vaders huys.Ga naar voetnoot-
Hier leghdy dan mijn troost gewentelt in u bloet?
Dat heeft gedaen helaas! u fiere hooghe moet;
1410[regelnummer]
Soo over dwaelsch als prat: en u vermetel roemenGa naar voetnoot1410
Van dingen die een man met eeren niet mach noemen.Ga naar voetnoot1411
Hoe dick, helaes! hoe dick, hebb' ick ghepropheteert
(Godt betert!) dese val, maer u noyt om-ghekeert.Ga naar voetnoot1413
Hoe dick, helaes! hoe dick docht my het hert te breecken,
1415[regelnummer]
Als ick u hoorden van u schenderyen spreecken;Ga naar voetnoot1415
Hoe ghy d'onnoselheydt der Joff'ren hebt bekoort,Ga naar voetnoot1416
Ga naar margenoot+Als gh' om u losse lust soo veel meyneedich swoort:Ga naar voetnoot1417
Hoe dick, helaes! hoe dick mijn Geest my wel voorseyde,
Dat die wrockighe wraeck, u leven lagen leyde.Ga naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Helaes! nu is vervult mijn leyde Prophecy,Ga naar voetnoot1420
Met u rampsael'ge doodt, en met den druck van my,Ga naar voetnoot1421
Om dat ick 't snoode werck versweegh en gingh verschoonen,Ga naar voetnoot1422
Den heelder wil de straf als den misdader loonen.Ga naar voetnoot1423
Och ick ellendighe benaude Creatuur,
1425[regelnummer]
Hoe wel hebb' ick verdient het geen ick nu besuur:
Ach radeloose Vrouw, die sonder wil en weten,
Van Ouwers wijs in raedt, u selven hebt vergeten;Ga naar voetnoot1427
Soo verre, dat ghy nu het alderbeste goet,
En leven van u lief helaes! nu derven moet:
1430[regelnummer]
Ach! d'oorsaeck van u doodt ben ick en 't blinde minne,Ga naar voetnoot1430
| |
[pagina 181]
| |
Laes! duysentmael helaes! het gaetmen aen mijn sinnen.Ga naar voetnoot1431
Waerom hebb'ick mijn lief doch met soo luttel raedtsGa naar voetnoot1432
Verdachvaert buyten 't Hof op een onvrye plaetsGa naar voetnoot1433
Onveylich, ongebaent, daer doch ghewoon vergarenGa naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
Moes-koppers, Knevelaers, Straetschenders, Moordenaren.Ga naar voetnoot1435
Sach ick sottinne noyt dat men het Oosters Gout,
En 't kostelijck ghesteent in ys're kamers houwt:
In koffers van Metael, kleynoodjen en juweelen,
Om datse dieven loos ons niet en soude steelen?Ga naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
Och of ick oock soo wis en wel beslooten hadtGa naar voetnoot1440
Mijn onbetaelbre pandt, mijn onverlijckb're schat,Ga naar voetnoot1441
Mijn trouwe Bruydegom, die my O smart! tot vordelGa naar voetnoot1442
En voortgang van ons Echt den maegdelijcke gordel
Eerst ontbandt, O droefheydt! hoe was ick soo verkeert?Ga naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Mijn Ouders hebben sulcx my immers noyt geleert.
O Opperste regent! die in u suyv're zalen
Mijn lieve bedt-genoot gelieft hebt op te halen,
Treckt my uyt dese druck, en uyt mijn rouwe groot;Ga naar voetnoot1448
Vereenight my met hem nu door een sachte doodt.
1450[regelnummer]
O gloriose Godt verhoort mijn klaeghlijck schreuwen;
Ontfanght de ziel mijns liefs in 't Coninckrijck der eeuwen,
By 't heylich Hemel-volck besont, begloort, als gout,Ga naar voetnoot1452
Hoe komt Margrieta ghy het lichaem niet en bouwtGa naar voetnoot1453
Een graf van wit albast, of van karbonckelsteenen,Ga naar voetnoot1454
1455[regelnummer]
Door Meesters kunst gemetst! helaes mijn bitter weenen
Dat sent my een rivier van sulv're tranen af,
Van dese parlen lief so bouw ick nu een graf.
| |
[pagina 182]
| |
Waerom en mach ick dy als d'Indiaensche Vrouwen,Ga naar voetnoot1458
In d'ander werreldt oock nu geen geselschap houwen?
1460[regelnummer]
Om dat de reden my dit heyloos doen verbiedt.
Waerom volgh ick de daed van Semiramus niet?Ga naar voetnoot1461
Die d'asschen van haer man uyt liefd' heeft ingedroncken,
En heeft haer eygen lijf hem tot een graf gheschoncken:
Ga naar margenoot+Veel beter of sy hem bewaerden in een kruyck,Ga naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
Lands-wyse zijn lands-eer, Maer onse lands gebruyckGa naar voetnoot1465
En laet niet toe het lijck tot Pulpher te verbranden.Ga naar voetnoot1466
Des sal ick u mijn lief begraven met mijn handen.Ga naar voetnoot1467
Hebdy als den Troyaen dit Ridderlijcke swaert,Ga naar voetnoot1468
Voor uwe Dido hier tot haren doodt gespaert?
1470[regelnummer]
Soo wacht mijn komste strax, laet ick de kuyl eerst delven,Ga naar voetnoot1470
Siet van u weduw' hier den offer van haer selven.
Sy valt in onmacht ende 't swaert syght uyt haer handen, den Heremyt uyt.
| |
Vierde uytkomst.
den heremyt
Hoe staroogt mijn ghesicht, wat mach 't gepeyns bedelven?Ga naar voetnoot1472
Wat isser in mijn breyn dat tot den Hemel klimt?
O klare spiegel van de kennis van mijn selven,
1475[regelnummer]
Ghy toont my 't kundich quaet, dies my het herte krimpt.Ga naar voetnoot1475
Ick selve, sie mijn selfs, met schricken en met schreumen,Ga naar voetnoot1476
Mijn ziel is soo bebloedt dat icker selfs af schurck:Ga naar voetnoot1477
| |
[pagina 183]
| |
Ach etterachtich beeldt! mijn krachten die verkleumen,Ga naar voetnoot1478
Ick vrees' meer voor mijn selfs als voor de quaetste Turck.Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Ick selfs, ben mijn selfs, en Godt de Heere teghen,
Ick selve haet mijn selfs, en lief my inde schijn,Ga naar voetnoot1481
Ick selve die ben selfs tot mijn verderf genegen,
Hoe wel mijn selven ick schijn voorderlijck te zijn.Ga naar voetnoot1483
Als my verleyt, en vleyt, het vleeschelijck verkiesen,Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
Wanneer ick my verbeeldt die wel gewilde lust:Ga naar voetnoot1485
Maer doen ick die genoot, doen deedse my verliesenGa naar voetnoot1486
Mijn naem en goede faem, en mijnder zielen rust.
Hoe dickmaels hebb' ick selfs mijn selven gaen bekyven
Van sonden, die ick selfs voor Godt den Heer beken;
1490[regelnummer]
Ick neem wel dickmaels voor de boosheyt uyt te dryven
Maer wat ick laet of doe, ick blijf vast die ick ben.Ga naar voetnoot1491
Helaes! dat ick mijn selfs geen wetten en kan maken,
Die mijn verpeende straf af-locken tot het goet,Ga naar voetnoot1493
Dat doet mijn droeve ziel veel bitt're tranen braeckenGa naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Met suchten die gepranght, geparst sijn uyt mijn bloet.Ga naar voetnoot1495
Maer wie sal ick mijn leet, meer als mijn selven klagen
Die 't selve hebb' verschult door 't boeten van mijn wil,Ga naar voetnoot1497
| |
[pagina 184]
| |
Dus moet ick met ghedult mijn smart oock selver dragen:
En klagense aen Godt en swygen voorder stil.Ga naar voetnoot1499
1500[regelnummer]
Och waert dat ick mijn selfs doch grondich kon bekennen,Ga naar voetnoot1500
En mijn onwaerdicheen, en Godes Majesteyt:
Ick souw soo veel ick mocht het quaet my gaen ontwennen;Ga naar voetnoot1502
Doch ick geef my gheheel in sijn barmherticheyt.
Ga naar margenoot+O! groote Coningh die de gulde heyl'ge rijcken
1505[regelnummer]
Der Hemelen besit, en alles overheert:Ga naar voetnoot1505
Laet in mijn selven doch u lieve godtheydt blijcken,
En van de dwael-wegh, my genadelijck bekeert.Ga naar voetnoot1507
heremyt
Helaes! wat droeve ramp? wel waerdigh te beklaghen,
Hier leyt een Jongelingh heel jammerlijck verslagen;Ga naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
En dese Maeght die schijnt door groote rouw ghestickt:Ga naar voetnoot1510
Ick weet niet hoe ick ben, soo seer ben ick verschrickt.
Ick wil haer met wat kruyt wat wryven, en besprenghenGa naar voetnoot1512
Met water, 'k sal misschien haer Ziel te rechte brengen.Ga naar voetnoot1513
Sy bekomt tot haer selven.
|
|