Gezelschapsliederen Oud en Nieuw(1875)–M.A. Brandts-Buys– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] De daglooner en zijne vrouw. Hij. 1.[regelnummer] De lange dag is weêr voorbij, in kommer en verdriet; ik werk en zwoeg zoo - - veel ik kan, maar blijf steeds een be - - hoef - - tig man: mijn vlijt - ach! baat mij niet, mijn vlijt - ach! baat mij niet. - Zij. 2.[regelnummer] Wij zijn gezond; gij mint uw vrouw, En zij bemint u weêr; Wij voelden nog geen' bangen nood, God schenkt ons nog ons daaglijksch brood - Mijn vriend! wat wenscht gij meer? Mijn vriend! wat wenscht gij meer? Hij. 3.[regelnummer] Ik wenschte een weinig overvloeds Voor u, mijn dierbre vrouw! Ik wenschte, dat mijn vlijt iets won, Waarmede ik u beloonen kon, Uw gadelooze trouw. Uw gadelooze trouw. Zij. 4.[regelnummer] Geen overvloed beloont de trouw, Geen goud - geen koningskroon; Mijn hart, dat u zoo teêr bemint, En in uw hart ook liefde vindt, Wenscht liefde alleen tot loon. Wenscht liefde alleen tot loon. [pagina 154] [p. 154] Hij. 5.[regelnummer] Maar ach! dat gij in nooddruft leeft, Dit drukt mijn' geest ter neer; Dat gij, zoo edel, braaf en goed, Zelf slaven, zweeten, zwoegen moet, Kwelt mij nog eindloos meer. Kwelt mij nog eindloos meer. Zij. 6.[regelnummer] Ik werk met lust: God kent mijn hart! Gelukkig aan uw zij', Deel ik met u in zuur en zoet: Uw liefde is meer dan overvloed; Uw hart behoort aan mij. Uw hart behoort aan mij. Hij. 7.[regelnummer] Maar wie, als eens de dood mij wenkt, Helpt u dan in den nood? Als 't kind, dat ge onder 't harte draagt, Eens schreiend brood van moeder vraagt, Wie geeft het kind dan brood? Wie geeft het kind dan brood? Zij. 8.[regelnummer] God, die voor 't muschje en 't wormpje zorgt, Helpt ook den mensch in nood! Hij zij mijn troost, als ik u mis! Hij, die der weezen Vader is, Geeft ook den weezen brood! Geeft ook den weezen brood! Hij. 9.[regelnummer] O, dierbaar wijf! hoe groot zijt gij! Uw liefde is reine gloed: Ja! ik ben trotsch op zulk een vrouw! En, zalig door haar liefde en trouw, Werk ik met nieuwen moed. Werk ik met nieuwen moed. Mr. h.a. spandaw. (Uit 's dichters in 1809 uitgegeven Poëzie). Vorige Volgende