Gezelschapsliederen Oud en Nieuw
(1875)–M.A. Brandts-Buys– Auteursrechtvrij
[pagina 27]
| |
Hein, Piet Hein,
Piet Hein, zijn naam is klein,
zijn daden bennen groot, zijn daden bennen groot;
die heeft ge-won-nen de Zil - ve - ren Vloot,
die heeft ge-won-nen, ge-won - nen de Zil - ver - vloot.
| |
Vooral onder het loopen, zingt het volk den aanhef van het refrein aldus:Piet Hein -, Piet.
Het hierop volgende: 'zijn naam is klein' wordt in den regel volstemmig uitgejubeld en de laatste noot, door de hooge stemmen, een octaaf hooger genomen. 2.[regelnummer]
Zei toen niet Piet Hein, met een aalwaerigGa naar voetnoot1) woord:
'Wel Jongetjes van Oranje,
Kom klim me 'reis gauw aan dat Spaansche boord,
En rol me die mat van Spanje!'
Piet Hein, Piet Hein, enz.
3.[regelnummer]
Klommen niet de Jongens als katten in 't want
En vochten ze niet als leeuwen?
Ze maakten de Spanjerds duchtig te schand,
Tot in Span-je klonk hun schreeuwen:
Piet Hein, enz.
| |
[pagina 28]
| |
4.[regelnummer]
Kwam er nu ook nog 'reis zoo'n Zilveren Vloot,
Zeg, zou jelui nòg zoo kloppen?
Of zoudt gij u vei - lig, en bui - ten schoot,
Maar stil in je hangmat stoppen?
'Wel! Neêrlands bloed,
Dat bloed
Heeft nòg wel moed!
Al bennen we niet groot,
Al bennen we niet groot,
We zouen winnen een Zilveren Vloot,
We zouen winnen, ja winnen, een Zilvervloot.'
Dr. j.p. heye.
|
|