[Jozef Vercoullie]
Vercoullie (Jozef), den 19 April 1857 geb. te Oostende, genoot zijne eerste opleiding in het college zijner geboortestad en werd in Oct. 1874 leerling der Ecole Normale des Humanités van Luik, waar hij in Aug. 1878 zijn diploma van professor behaalde. Een besluit van 28 Sept. daarna benoemde hem tot leeraar van Nederlandsch aan het Atheneum van Luik. In Sept. 1883 werd hij leeraar voor het Hoogduitsch te Gent en 31 Dec. 1883 zag hij zich daar tevens gelast met de lessen van Hoogduitsch aan de middelbare school. Den 31 Jan. 1885 werd hij bijzondere leeraar aan de normale afdeelingen voor Germaansche philologie aan de Gentsche faculteit der wijsbegeerte en letteren verbonden en, tengevolge der afschaffing dier afdeelingen, werd hij den 17 Oct. 1890 gelast met het onderwijzen van hetzelfde leervak aan de Gentsche Hoogeschool.
Terwijl hij bijdragen leverde in de tijdschriften het Nederlandsch Museum, Noord en Zuid, De Portefeuille, De Toekomst en de Revue de l'instruction publique en Belgique, gaf hij uit: Spraakleer van het Westvlaamsch Dialect (in onze Volkstaal, 2e D. blz. 1-47); Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche taal, (bekroond), Brussel 1890; Algemeene Inleiding tot de Taalkunde, Gent 1890. Thans bewerkt hij voor de Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen van Gent eene uitgaaf der Proza-Werken van Zuster Hadewich.