Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Johan van Brosterhuysen]Brosterhuysen (Johan van), werd als veertienjarig Leidenaar, den 3 Juni 1610 Academieburger in zijne geboortestad. Hij legde zich inzonderheid op natuur- en kruidkunde toe, doch kon geen plaats bij het onderwijs in die vakken krijgen; nam in 1639 de betrekking van secretaris bij den kastelein van Heusden waar, gelijk zijn vriend Jacob van der Burch, z.a., iets dergelijks moest doen; woonde later te Amersfoort, legde zich toen weer, door den omgang met Jacob van Campen, op de bouwkunst toe, en hield zich bezig met muziek, schilderen, teekenen en etsen, totdat zijn oude academievriend Huygens hem aan de nieuwe illustre school te Breda een professoraat bezorgde in 1646. Na zijn ambt onder veel bitterheden van Rivet bekleed te hebben, overl. hij daar in Sept. 1650. Zijne vriendschap met Barlaeus, Hooft, Suzanna van Baerle - de Stella van Huygens' liederen - Bodecheer e.a. blijkt uit zijne verstrooid gebleven gedichten. In proza bezit men zijne vertaling van Godwin's Man in de Maan, waarvan hij het eerste deel in onze taal overbracht. (Van Vloten, Dichters der XVIIe eeuw, 284; Idem, Prozaschijvers, 363.) |
|